Urbanus. Wie opgroeide in de jaren zeventig, tachtig en negentig kent de vrolijke, wat dommige Belg natuurlijk wel, maar de nieuwe generatie zal zich even op het hoofd krabben. Halverwege de jaren zeventig brak hij in eigen land knalhard door met een kerstnummertje waarin Jozef en de Heilige Geest met elkaar op de vuist gingen. Dat was nog maar het begin, want decennialang trakteerde de cabaretier slash liedjesschrijver ons op liedjes en sketches die het midden hielden tussen flauw en spitsvondig. Hittentit werd een hit in 1982, en ruim een decennium later toverde hij ons de blosjes op de wangen met het ondeugende Poesje Stoei. In opperste opwinding ligt de chansonnier te wachten op een meid die zich maar eindeloos loopt op te doffen. “Wat zit je daar te prutsen in die badkamer zo lang, straks plakken mijn erfgenamen tegen het behang.”
Ja, dat was Urbanus. Humor Om Te Lachen, noemde hij het zelf adequaat. Ze hebben hem uit menig Vlaams bloemperkje moeten vissen. En ook in Nederland deed hij het goed. Koko Flanel, een doldwaze komedie uit 1990 waarin Urbanus op zoek is naar een geliefde en zelfs een modellencarrière niet schuwt, daar konden wij ook in Nederland wel om lachen. Hij is er een soort kruising tussen Louis de Funès en een verstrooide Belg. De theaters vult hij ook al jaren. Onlangs nog sloot hij een grote tournee af. “Met een programma doe ik altijd drie jaar”, zegt hij. “Twee in Nederland, een in België. ‘Zijt ge dan twee keer zo populair in Nederland?’, vragen mensen dan, maar nee. Bedenk: Nederland is een heel land. België is een half land. Wallonië, daar sturen we wel ons geld heen, maar niemand kan daar iets gaan rapen.”