Heb je die mensen gemist toen je ineens niet meer elk weekend in de club stond?
“Nee, niet echt. Met een aantal mensen heb ik contact gehouden.”
In je boek schrijf je veel over Harrie Wildeman, een van de wildste feestgangers uit het Amsterdamse nachtleven. Hij was er al bij op je feesten in de Brakke Grond, en in de RoXY tijd was hij er ook altijd. Ik ken hem zelf vooral van een tragisch filmpje dat een paar jaar voor zijn overlijden verscheen.
“Dat filmpje, daar ben ik nog steeds boos over. Het is voor mij onacceptabel om een dementerend iemand die lijdt aan de ziekte waaraan hij leed op een dergelijke manier als slachtoffer te laten zien. Dat is het typisch Hollandse calvinistische vingertje: kijk eens wat het nachtleven met je doet? House, de muziek van de duivel.”
Vond je Harrie Wilderman een inspirerende man?
“Nee, dat niet. Ik vond hem een entertainer. Inspirerend vind ik een te groot woord. Zou ik hem een vriend noemen? Dat wel ja. Ik heb hem ook tot het laatst opgezocht, toen hij in een verpleeghuis zat. Het werd steeds triester. Hij herkende me nog aan mijn stem, maar na een tijdje zakte-ie toch wel in apathie. Er was aan het eind geen woord meer met hem te wisselen, maar om zo’n man dan in een rolstoel over de grachten te rijden en voor de RoXY een joint te laten aansteken, dat is het laagste van het laagste. Hij werd een verpersoonlijking: kijk eens wat er met je gebeurt als je zoveel drugs gebruikt? Nou, dat hoef je me niet te vertellen, ik heb wel erger meegemaakt dan dat. Die mensen lopen als een rode draad door mijn leven. En aan de andere kant heb ik ook mensen in het nachtleven gekend die nooit drugs gebruikten, maar die zijn waarschijnlijk niet interessant.”
Je staat heel nadrukkelijk stil bij de uitbarsting van AIDS (de ziekte waar ook Wildeman aan leed, red.). Als je zo terugkijkt is het best opvallend dat de vrijheid en extravaganza van de RoXY nog kon ontstaan na de uitbraak van het virus in Amsterdam. Zoals je het omschrijft leek het er sterk op dat de deuren dicht gingen.
“Tegelijk lieten andere mensen juist alle remmingen los. Ja, er verdwenen ook veel mensen uit het nachtleven. Ik herinner me dat ook eerder in New York. Ik was eens op zaterdagavond in de befaamde homodiscotheek The Saint in 1982. Prachtige club was dat, in een oud theater, met een gigantische sterrenhemel op het plafond. Er was een optreden van drie disco-diva’s, waaronder Loleatta Holloway. Er stonden vijftig mensen, waar er een jaar eerder nog 3.000 hadden gedanst. Het leek wel een nachtmerrie. Natuurlijk had het ook met de snel veranderende muziek te maken. Je zag in 1981 wel kleine nieuwe clubjes opkomen in New York, waar een alternatief pubilek op af kwam. De oude discoclubs gingen daar niet in mee.”
Je hebt er zelf altijd voor gekozen een koerswijziging in de muziek te laten samengaan met een nieuwe ruimte. Van de Brakke Grond naar Paradiso naar De Koer naar de RoXY. Is dat beter dan binnen een club overgaan op iets nieuws?
“Voor mij is het geen kwestie van ‘beter’, het is de enige manier waarop ik het kan. Je ziet ook dat mede daardoor club Trouw de enige club van enige importantie in Amsterdam was. De mensen van 11 en Trouw staan bij mij hoog in het vaandel, omdat ze kozen voor een hoge standaard. Ze wilden altijd kwalitatieve muziek laten horen, bepaald door creatieve jonge mensen achter de draaitafels. Het is jammer dat ze af en toe kun eigen verleden niet kennen.”
Hoe bedoel je dat?
“Ik zou er graag gedraaid hebben, maar ik kom in hun Rolodex niet voor. Waarom weet ik niet.”
Dimitri heeft daar wel all-nighters gedaan.
“Dimitri zat in de Barkers-scene, hij had een manager en een agent, dat maakt een groot verschil.”
Ik proef trots. Je zegt: ik heb geen agent, ik wil niet aanbellen bij een club als Trouw om te vragen of ik er alsjeblieft mag draaien.
“Absoluut niet, ik wil wel dat ze mij vragen. Mensen moeten beseffen dat ik sta voor kwaliteit, of ik nou jazz draai of popcorn, disco, house of techno. Als ze dat nog steeds niet weten, hoor ik er kennelijk niet meer thuis. Ik word nog wel eens voor feesten gevraagd, en als ik een verbinding voel doe ik het wel. Maar ik wil liever niet als een icoon uit het verleden optreden. Daar zijn er genoeg van.”