Het plezier spat al van de FFS-plaat af, maar live gaat het gezelschap ook heerlijk los. Vooral door de inbreng van Sparks heeft het project een theaterrand gekregen die ook op het podium ruimte krijgt. Dat is telkens vrolijkmakend. Bijvoorbeeld hoe Kapranos ‘Collaborations Don’t Work’ begint te zingen, het meest artistieke werk van FFS, en hoe de frontmannen elkaar uiteindelijk omhelzen omdat het allemaal tóch blijkt te kloppen. Uitschieters van die plaat als ‘Johnny Delusional’, ‘Call Cirl’ en ‘Dictator’s Son’ worden fris en strak gespeeld, maar hebben niet het hele uitbundige meespringgehalte van het Franz Ferdinand-werk. Juist dan weet Kapranos weer eens te overtuigen als frontman die ook op rustige momenten de achterste rijen van de tent kan aansturen. Het scheelt natuurlijk dat Sparks-zanger Russell Mael nog beweeglijk meedeint en de gevulde tent kan ontladen op ‘Michael’, ‘Do You Want To’ en ‘Take Me Out.’ En uiteindelijk ook op de frivool gespeelde ‘Piss Off’ van FFS zelf. Er gebeurt constant iets tijdens het FFS-optreden. Een instrumentenwisseling, een grapje, een Kapranos die op zijn knieën in medatieve houding zit. Vooraf bedacht, maar niet hinderlijk. Het is simpelweg te fijn om naar dit soort chemie te kijken en luisteren. Dit is ware liefde.