Viet Cong – de laatste tijd vooral in het nieuws vanwege de ongelukkig gekozen naam, waarvan ze aangekondigd hebben hem te veranderden - bewees zich dit jaar als een nogal grillige liveband. De band kan strak en intens zijn maar ook ongeconcentreerd, met Flegel die zijn teksten er zo rauw uitkrast dat er geen melodie meer in te herkennen is. Deze show is er duidelijk een in de eerste categorie. Het spelplezier spat er vanaf bij de band. Het publiek is net lekker gemaakt met het scherpe Silhouettes en alle harde breaks in het traag rockende Bunker Buster, als de band het tijd vindt voor het dromerige March of Progress, waarschijnlijk het moeilijkste nummer van de plaat om live te spelen. Halverwege verandert het na een industrieel intro totaal van sfeer, eerst transformeert het in een soort sixties liedje met psychedelische akkoorden om daarna over te gaan in een sneller outro. De eerste moshpit ontstaat juist dan, en dan heeft de band even later ook nog de meedogenloze afsluiter Death achter de hand die opgerekt wordt tot langer dan een kwartier. Hoewel van halverwege de zaal opmerkingen komen over dat het geluid (net als bij het tegenvallende Ought een dag eerder) niet goed is, is het vooraan perfect afgesteld. Zeldzaam overweldigend einde.
LGW15: Een avond nietsontziende noise in de Pandora
Met Protomartyr, Metz, Viet Cong en A Place To Bury Strangers
“Beetje awkward om na Metz te spelen. Het zijn zulke goede vrienden van ons en ze hebben zo’n zaal natuurlijk al compleet gesloopt”, zegt Viet Cong-frontman Matt Flegel tegen het publiek. “Helpt het als ik een beetje zo doe?”, voegt hij eraan toe terwijl hij de wild rockende bewegingen van de Metz-jongens nadoet. “Ik hoop dat ze niet meer in de zaal zijn.” Maar stiekem is zijn eigen optreden nog intenser dan dat van het geroutineerd fantastische Metz.
De hele avond is de Pandora snel at capacity voor deze vier topbands, maar toch is het een goed idee van de Le Guess Who?-organisatie om Protomartyr, Metz, Viet Cong en A Place To Bury Strangers in deze relatief kleine zaal neer te zetten. Natuurlijk lopen mensen heen en weer, maar bij elke show zie je veel dezelfde koppen. Het publiek is duidelijk toegewijd om alles hier mee te gaan pakken. We vallen in bij Protomartyr, de postpunkers uit Detroit die onlangs de sterke tweede plaat The Agent Intellect uitbrachten. Anti-helden te over op Le Guess Who?, maar tegen Protomartyr kunnen ze niet op. Met een sixpackje Amstel Light komt frontman Joe Casey droogkomisch het podium op lopen. “Tja, het was gratis. Don’t judge’, zegt hij tegen de verbaaste eerste rij. Hij zet er keurig drie op een rij neer en zal tijdens vrijwel het gehele optreden een flesje bier in zijn ene hand houden en de microfoonstandaard in zijn andere, terwijl hij zijn monotone bariton laat galmen. Curieuze frontman, zo in zijn slecht zittende maatschappijleraarpak heeft hij wel wat weg van Hamilton Leithauser. De postpunk van Protomartyr - met veel nadruk op de nieuwe songs - klinkt hier messcherp zoals het hoort, maar het publiek is nog wat tam aan het begin van de avond.
Laat het maar aan de noiserockers van Metz over om de zaal definitief te slopen. De klinische Pandora wordt door de grungy Canadezen binnen no-time veranderd in een stinkend, zweterig undergroundhol. Daarbij moet aangetekend worden dat bij Metz de nieuwe tunes van het dit jaar verschenen II het live juist wat minder doen dan die van de debuutplaat, maar die hebben de standaard wat betreft beuken ook wel erg hoog gezet. Een uitzondering is The Swimmer. “This is a dancing song, this one in particular”, kondigt frontman Alex Edkins aan, waarna de zaal in een kolkende massa verandert met een enorme moshpit vooraan. Metz blijft een ontzettend sterke liveband, maar niet een die in intensiteit ook nog eens ver boven zichzelf uitstijgt, zoals Viet Cong dat even later zal doen.
Je kunt het van tevoren verwachten: alle eerdere bands worden nog eens aan de kant gebeukt door A Place To Bury Strangers, slim neergezet als afsluiter. Het is moeilijk te bedenken welke andere band deze drie voorgangers had kunnen overtreffen in nietsontziende noiserock. De band is de afgelopen jaren live dan ook steeds harder gaan spelen, hoewel zeker een-na-laatste plaat Worship juist iets gevarieerder en dynamischer is. Meteen bij het eerste nummer gooit Oliver Ackermann zijn gitaar hoog de lucht in (waarna hij bijna op een fotograaf terechtkomt), wie wat dichterbij gaat staan ziet dat er überhaupt weinig over is van het instrument. Maar wat geven de New Yorkers hier een gestoorde show, met focus op de meest slepende noisetunes die ze maakten. Het nieuwe Deeper (op plaat niet doorheen te komen) is binnen dit bombardement toch een hoogtepunt, waarna Ackermann in oudje Ocean het publiek definitief de stuipen op het lijf jaagt door zijn microfoon aan het slot voor de gitaarversterker neer te zetten, en een oorverdovende feedbacksolo te produceren. Met een paar simpele beamers regelt de band zijn eigen lichtshow, en dat komt best overtuigend over. Zeker wanneer bassist Dion Lunadon het publiek in duikt om een nummer midden in de zaal te doen, terwijl hij belicht wordt door groene lasers. De beats zijn nu elektronisch, het podium wordt omgebouwd, het lijkt allemaal langer te duren dan de bedoeling was. Maar dan blijkt waarvoor: leden van Grooms (die eerder op de avond in ACU stonden) vergezellen APTBS voor een krankzinnig hard einde, om kwart voor drie in de nacht. Versuft kijken mensen om zich heen, de Pandora staat nog even na te trillen van een zeldzaam compromisloze avond.