Dorian Concept Trio doet het ook goed solo
Dorian Concept is de Oostenrijker Oliver Thomas Johnson, die zich live laat bijstaan door een drummer en een bassist en voor de volledigheid dus maar ‘Trio’ heeft toegevoegd aan de naam. Johnson tourde zelf als toetsenist voor Flying Lotus en bracht vorig jaar zijn tweede album Joined Ends uit. Vooral van die plaat komt het fusion-materiaal dat de band speelt: instrumentale nummers als Ann River, Mn en Trophies zitten tussen jazz en elektronica in. Technisch is het interessant om te zien: Johnson looped veel van de stukken die hij op synth speelt om er vervolgens op een andere synth weer een andere partij overheen te gooien. Af en toe dreigt het een beetje een show-off te worden, maar fusion doet het goed op ITGWO en ook hier gaan al snel de voetjes van de bosgrond.
Helaas laat het trio het halverwege een beetje inzakken, maar het wat steviger Draft Culture pakt iedereen er weer bij. Gelukkig heeft deze song ook een thema dat wat beter blijft hangen. De veel wildere afsluiter (een oudje?) doet hij in zijn eentje – verfrissend en een stuk opzwepender, omdat Johnson nu veel hoekiger elektronische beats kan laten horen dan met jazzy livedrummer. Misschien is daar nog een betere balans in te vinden. (Sjoerd Huismans)
ITGWO15: Het Grote Vrijdag Blog
Met Drinks, Bewilder, Ewert and the Two Dragons, La Sra Tomasa, Dorian Concept Trio, Kevin Morby, My Baby, Los Piranas
De eerste volwaardige festivaldag van Into The Great Wide Open is begonnen. We houden je op de hoogte via dit liveblog. Daarnaast verschijnen van enkele acts afzonderlijke recensies op 3voor12. De vrijdag startte onder beroerde weersomstandigheden met de band Drinks.
Droogkloot Kevin Morby kan best tegen een spatje
Als er iemand goed op het Bospodium van Great Wide Open past is het wel Kevin Morby. Zijn laidback gitaarpop met een flinke lik country maakt dat je je in het dal tussen de hoge bomen zo in de grootse Amerikaanse natuur waant. We zijn echter op Vlieland, waar alles klein is en het regent. Gelukkig is een hang naar escapisme juist de voornaamste eigenschap van de gemiddelde Great Wide Open-bezoeker, dus die staat al in het pittoreske dal, geduldig te wachten in z'n kekke gele regenjasje om te worden meegevoerd naar een ver oord met liefst iets meer zon. Dat meevoeren lukt Morby en zijn twee bandleden prima. Zijn wat stoïcijnse cowboykarakter sluit perfect aan op zijn ongecompliceerde songs. In die nummers horen we behoorlijk wat Bob Dylan en op de beste momenten ook een snuf Lou Reed, met af en toe een countrysnik, die bassist Meg Duffy met een slide uit een elektrische gitaar ontlokt. 'Ze zijn al onze kleren kwijtgeraakt op de vlucht hier naartoe,' vertelt Morby. 'En onze pedalen ook. Dus dat is de reden, als je je afvraagt waarom het zo droog klinkt. Grappig, want bij jullie is het nat. Ha.' Niets mis met de sound vandaag, ondanks de pedalen. Wat voornamelijk opvalt is dat Morby behoorlijk wat goeie liedjes in zijn zak heeft. (Cécile van Wijnsberge)
My Baby verjaagt de regen met effectbejag
'My Baby is hier, en we gaan met wat voodoo eens even die regen verdrijven!', aldus Daniel Johnston, de Nieuw-Zeelandse gitarist die samen met broer en zus Joost en Cato van Dijck My Baby vormt. De band komt voor tweederde dus gewoon uit de Hollandse klei, maar dat zou je op het eerste oog of gehoor niet zeggen. Het trio is uitbundig gekleed – een bolhoedje, paisleyprint, een blote buik, wat glitter – en speelt stevige, uitgesponnen bluesrock. Dat is de eerste paar minuten best leuk. Je laat je opzwepen door het enthousiasme en de indrukwekkende stem van leadzangeres Cato, de spanning wordt lekker langzaam opgebouwd en inderdaad, het zonnetje breekt door. Dan besef je je halverwege de set echter dat je nog niet een echt liedje hebt gehoord. De show van My Baby voelt eerder als een soort jamsessie. Die opbouwende spanning komt nooit tot uiting maar wordt uitgesmeerd tot een weinig gevarieerde set. Van Dijck slingert haar stem veelvuldig over het veld in geaffecteerde, maar uitstekend uitgevoerde uithalen. Er komt een gitaarsolo voorbij met zo'n vuig blueseffectje eroverheen. Effectief is het wel, zeker als je er nog vaag wat hippiegedoe overheen strooit ('Peace and love!'). Vliebiza gaat zonder meer op de knieën. Intussen hupsen wij van het ene op het andere been, wachtend op het liedje dat nooit komt. (Cécile van Wijnsberge)
Ewert and the Two wie?
Daar gaat het even mis bij Fortweg-presentator O-Dog: “Applaus voor Ewert and <kijkt op briefje> the two….eeeeeh” Even later heeft iemand in het publiek het over Ewert and the Wolf. Goed, Ewert and the two Dragons dus, een indiefolkband uit Estland die ook al weer twee albums uit heeft. Blijkbaar hebben die platen geen massale impact achtergelaten en het is ook wel te begrijpen waarom: mid-tempo folkrocktunes is het devies, zonder sterke hooks. De band speelt ze zonder al te veel bezieling, maar wel behoorlijk strak en vooral de gitarist valt op door de spacy effectenbak die hij geregeld opentrekt. Ewert Sundja laat zich ook gelden met zijn mooie lage stem. Helaas is het materiaal gewoonweg te saai om te blijven hangen en duurt het tot de wat bekendere feelgoodsong (In The End) There’s Only Love totdat er iets gebeurt in het publiek. Met de recente single Pictures zorgt Ewert and the Two Dragons ervoor dat de ingezette regendans aan de gang blijft. De weergoden antwoorden meteen, dat dan weer wel. (Sjoerd Huismans)
Drinks: grinniken geblazen bij kluizenaars op vakantie
"I like that dog", mompelt Cate Le Bon verveeld voor zich uit. En dan wordt het duidelijk: het zijn écht net kluizenaars op vakantie, die twee weinig spraakzame bleekneuzen van Drinks. Drinks is het samenwerkingsproject van zangeres Cate Le Bon en Tim Presley. Zij is een eigenaardige folkie met piephoge stem die op tracks van zowel The Chemical Brothers als Manic Street Preachers figureerde (maar vooral ook bijzonder solowerk maakt) en vandaag haar ogen verstopt achter een veel te lange pony. Hij is het creatieve brein van White Fence, het psychedelische garagepopproject gelieerd aan Ty Segall. Hij ziet er vandaag bijzonder chagrijnig uit: roodgestifte lippen, slordige Britpop-coupe en cynische frons op het gezicht. Samen maakten ze het album Hermits on Holiday. Zo staan ze ook op het podium, met hun bleke neusjes meer naar de grond pingelend dan richting het in geringe getale aanwezige publiek. Het is lekker verveeld rammelende postpunk die ze maken, ondersteund door een bassist en drummer, met wringende gitaarlijntjes die af en toe klinken alsof er twee bands door elkaar staan te spelen. De ideale soundtrack voor de motregen, dus, best charmant en af en toe behoorlijk komisch, maar nog niet dwingend genoeg om je rond het middaguur al te grijpen, met de pluisjes nog in het hoofd van de juttersbitter van gisteren. Laten we die bandnaam maar ter harte nemen: tijd voor nog wat drinks. (Timo Pisart)
Westerik heeft nogal wat transformaties doorgaan. Hij begon als frontman van GEM, een band die we gekscherend Domtoren-Strokes noemden, een band met branie en een jonge uitstraling. Ze waren de hype van Utrecht, en iedereen wachtte op de grote doorbraak, die niet kwam. Hun derde album - met wat nieuwe bandleden - heette al NEW, het vierde album toonde een volkomen nieuwe band, en nu heeft hij zijn project zelfs een nieuwe naam gegeven: Bewilder. Met de jeugdige gitaarliedjes van GEM had hij in het Kensington-tijdperk zomaar hits kunnen scoren, maar Westerik heeft dat achter zich gelaten. Hij is een volwassen man, en hij wil nooit meer terug.
Met goede muzikanten om zich heen speelt Westerik een gedreven maar losse show. Het is meer indie dan ooit, met soms een vleugje Deerhunter, dan weer de stuwende hooks en de opruiende ‘oehoe’ van The War On Drugs. En tijdens het beste nummer - het afsluitende Forza - gaan de heupen los, danst hij als Future Islands en gaat hij door de knieën als Springsteen. Bewilder is bescheiden en wars van hypes, maar juist daardoor verkeert Maurits Westerik in een blakende vorm. (Atze de Vrieze)
Van de regen naar de zon met La Sra Tomasa
Vrijwel ieder Nederlands festival heeft zo zijn La Pegatina-momentje. Dat schijnt er bij te horen tegenwoordig. La Sra Tomasa spreek je uit als La Signora Tomasa, dat blijkt al uit het openingsnummer, hun signature song waarmee ze zich voorstellen. La Sra Tomasa komt uit Barcelona en speelt het type zonnige mix waar de stad al jaren zo bekend om staat dankzij vooral Mano Chao en veel acts in zijn kielzog. Maar de mix van La Sra Tomasa is nog wel wat breder: met meer latin en met meer dubstep en drum ’n’ bass. Heel extreem wordt het nergens, het blijft muziek waarbij je op ieder moment een NOS Radio Tourflits zou kunnen verwachten.
Het is wel extra sneu als juist dit soort muziek zich in de stromende regen moet afspelen. „If you dance, the sun appears,” roept de zanger nog hoopvol. Maar het mag niet baten, het gaat alleen maar harder regenen. Zo hard dat de band na 25 minuten zelfs genoodzaakt is te stoppen. De apparatuur op het podium dreigt te nat te worden. Na een half uur komen ze terug voor nog eens 25 minuten, maar een heel erg zinderend feestje wordt het niet meer. De omstandigheden zaten dan ook niet mee, de jongens hebben het slecht getroffen vandaag. Wel breekt aan het einde van hun show de zon zowaar nog door. La Sra Tomasa is niet te benauwd om daar een groot applaus voor in ontvangst te nemen. Zeiden ze het niet, nou dan. (Willem van Zeeland)
Gallowstreet traktoetert op overload aan zomerse vreugde
"EEN... TWEE... DRIE... JOAHHH!!" Al voordat brassband Gallowstreet het sportveld betreedt, stijgt er een groot gejuich op uit de backstage. Aan hun enthousiasme zal het niet liggen, maar echt een headliner hoef je Gallowstreet niet te noemen: zo'n status heeft de band nou ook weer niet. Waarom ze dan toch het hoofdpodium afsluiten? Het antwoord is simpel: Het is een hartstikke vermakelijke show, lekker opzwepend en dansbaar voor jong en oud. De cover van EDM-knaller Intoxicated wordt omgetoverd tot toetertopper en er wordt afgesloten met Higher Ground van TNGHT. Aan de zijkant staat een omaatje voorzichtig te fistpumpen, terwijl vooraan alle handen vol overgave in de lucht gaan en de mooie jongens en meisjes halverwege gekke dansjes doen. Richting het einde dwingt de band zelfs een gigantische sitdown af. Is dit de zomerse vrolijkheid waar we op deze koude dag zo'n behoefte aan hadden? Veel mensen wel, maar met z'n allen collectief kattengeluiden miauwen bij het slotstuk? Een T-rex en velociraptor imiteren? Het is zó vrolijk dat je er na die intense show van Savages ook een beetje chagrijnig van kunt worden. (Timo Pisart)
Colombianen Los Pirañas zijn supercool
Nee, Great Wide Open heeft dit jaar geen Franz Ferdinand, Nile Rodgers of Ben Howard, en dan liet Patrick Watson de organisatie ook nog eens net zo hard in de kou staan, evenals de weergoden. Maar who cares: aan het eind van de dag kunnen we met zijn allen een lange neus maken bij de onbekende sensatie Los Pirañas, een Colombiaans psychedelisch trio. Een wat? Nou ja, kenners weten in welke hoek we deze band moeten plaatsen. Uit hetzelfde land komt ook de band Meridian Brothers, die één lid deelt met dit trio. De jongens van Jungle By Night zijn groot fan, en terecht. Los Pirañas maakt muziek die voortbouwt op de jaren zeventig, en die toch futuristisch klinkt. Het is opzwepende cumbia met elektronische geluiden en een mal effect over de gitaar dat geen moment aanvoelt als een gimmick. Het is snel, strak gespeeld, inclusief nekbrekende tempowisselingen, razend dansbaar en grappig. Zeker als ze aan het einde een interpretatie spelen van Nirvana's Smells Like Teen Spirit. Klinkt als iets heel flauws, was in praktijk het euforische hoogtepunt van de dag. (Atze de Vrieze)