Waar zie je nou een fascinerende mengelmoes van hipsters, kalende mannen die in de ICT zouden kunnen werken én echte ravers? Op de Warp x Lucky Me-avond in Paradiso, dus. Vorig jaar stonden hier o.a. trap/hiphop-dj Lunice, de Schotse beatsproducer Rustie en PC Music-vaandeldrager SOPHIE met zijn gekke mierzoete smurfenhouse. Dit jaar is gevormd rondom IDM-tovenaar Squarepusher, de generatiegenoot van Aphex Twin en Autechre die al vijftien albums maakte, van messcherpe breakbeats tot een solo-basgitaar-jazz-album tot een Japanse robotband. Maar deze avond ligt de nadruk op die eerste.
ADE15: grimmig is het nieuwe gezellig bij Evian Christ en Squarepusher
Britse sloopkogel laat stroboscopen door Paradiso schieten
Op papier is het waarschijnlijk de meest ongezellige nacht van Amsterdam Dance Event: de maniakale IDM-breakbeats van Squarepusher en de nietsontziende stroboscooptrap van Evian Christ. Ook in praktijk blijkt het behoorlijk ongezellig, en toch zijn er heel wat sprankelende glimlachen te zien in Paradiso, vooral bij die laatste.
En die avond begint met het duo Darkstar, stroperig traag in een aardedonker Paradiso. Eerder dit jaar brachten de twee Britten hun derde album Foam Island uit, dat eerlijk gezegd nogal geruisloos voorbij is gegaan. Live is Darkstar niet anders. Met pastorale kerkorgels spelen de twee een soort abstracte, hobbelige dub-tracks. De jongen op rechts zingt - niet al te verdienstelijk, overigens - en da’s knap jammer omdat Darkstar in de kern best popliedjes schrijft. Het publiek probeert er vast wat op te dansen, maar daar is Darkstar nog veel te mellow voor. Eén man vooraan vindt het zelfs zo saai dat hij demonstratief op het podium gaat zitten, met zijn rug naar Dakstar toe. Wanneer het duo een half tandje bijschakelt, beginnen de jonge, hippe meisjes vooraan traag te heupwiegen, armen in de lucht op en neer zwaaiend, als een soort sloom rondzwevende kwallen. Lijkt een track net in te dalen in de zaal en begint de sfeer er net eventjes in te komen, dan valt het alweer stil: Darkstar speelt liedjes, en brengt daarmee Paradiso nog nauwelijks op gang.
Nee, dan Squarepusher. Grappig hoe onbeweeglijk de IDM-tovenaar uit Engeland zijn maniakale razendsnelle breakbeats brengt, de benen gekruist en verstopt achter dat gekke schermmaskertje dat hij altijd draagt. Achter zijn gelaat schieten computercodes voorbij terwijl een grijzende man van minstens 55 vooraan bizar hard uit zijn plaat staat te gaan op die ontwrichte drum ’n bass-achtige beats, zijn lange benige vingers manisch meewapperend met elke overstuurde klank die er de zaal in wordt gevuurd. Maar wie al drie lange nachten ADE in de benen heeft of dacht dat een kwartje een goed idee was, gaat nu heel erg slecht in de grote zaal van Paradiso. Het klinkt ongeveer alsof je oude MS Dos-computer het meest kwaadaardige virus mogelijk heeft opgelopen. De focus legt Squarepusher vanavond op zijn laatste album Damogen Furies, dat onder die doorrazende beats af en toe nog een wonderschone melodielijn kent, maar dan wel begraven onder dikke lagen noise. Echt gezellig is het niet, dansbaar alleen voor de ingewijden, en zo speelt Squarepusher de grote zaal grotendeels leeg. Na drie kwartier pakt hij óók zijn zessnarige bas er nog even bij voor een soort overstuurd fusion-kwartiertje. Wat hij precies achter zijn laptops deed was onduidelijk, maar dat hij een virtuoze bassist is zie je meteen: hij slapt als een razende en zijn vingers kruipen argeloos over de hals. Zeker de laatste track wordt bijna jazzy, met losse drumroffeltjes en onmogelijke akkoorden. Op de wc even verderop staan twee gasten te discussiëren of dit nou hypermodern is, of best wel gedateerd. Het is in ieder geval imponerend, zeker, maar ook een beetje saai.
Wie even op adem moet komen, gaat beter naar de door LuckyMe gecureerde bovenzaal. En wat een contrast blijkt dat. Het is heerlijk om te zien hoe goed het publiek gaat op de net iets te snelle techhouse van de aan Modeselektor gelieerde Fransoos Bambounou, het is eigenlijk nog meer smullen om te zien hoe funky en elastisch hij zelf staat te dansen en zweten achter zijn decks. Zo koud en traag het beneden is, zo dampend zweterig en heet is het in de bomvolle bovenzaal. Hij plaagt door af en toe heel even de kick erin te gooien, heel eventjes maar, en dan weer weg te draaien. Met speels gemak, het tongetje uit z'n mond.
Even later schiet de stijlvolle Schotse Eclair Fifi in diezelfde bovenzaal met eenzelfde gemak van kitscherige disco (Cynthia - Change on Me) naar spierballentechnorammers (Robert Armani - Street Blip) en van zwierige elektrofunk naar lompe trap. Met haar schizofrene platenkeuze vraag je je af hoe ze er in godsnaam mee wegkomt, maar om de een of andere reden voelt haar manier van mixen supersoepel. Het tempo ligt hoog, het is allemaal super-hipsterproof en best wel luchtig.
Die laatste hap lucht kun je ook wel gebruiken voor Evian Christ, de Britse sloopkogel die opzien baarde toen zijn beats op dat grensverleggende Yeezus van Kanye West belandden. Voor zijn set wordt de (inmiddels voor nog maar een derde gevulde) grote zaal van Paradiso helemaal vol met rook gepompt. Joshua Really, want zo heet hij eigenlijk, draait daarbij de allerhardste en meest genadeloze beats. Hij schakelt gerust van 150 BPM keiharde gabber naar groteske trap en bizarre trance met een soort spookachtige gospelvocals. De enige lichtpunten in de zaal zijn continu flitsende stroboscopen. Met de zaal vol rook is dat een extreem vervreemdende en vooral heel erg desoriënterende ervaring. De uitgang is niet meer te vinden, of je nou wil of niet.
Het bizarre aan de set van Evian Christ is dat hij ondertussen hele kitscherige samples ontwricht en uit de context rukt. Hij plaatst harde hardcore-kicks onder een flauwe trancetrack als Rebirth en maakt Born Slippy helemaal kapot, maar het hoogtepunt? Af en toe sijpelen er zowaar flarden van ultieme strandhutknaller Summer Jam (!) door in de bijzonder grimmige, nietsontziende geluiden van Evian Christ. Een mij volstrekt onbekende jongen stoot ondertussen tegen mijn hoofd. “Het is moeilijk, hè?”, zegt hij, om me vervolgens op mijn voorhoofd te kussen. Dat is het grappige: hoewel je het bij de muziek niet zou verwachten, is de sfeer bijzonder gemoedelijk. Overal staan mensen te glimlachen in de stroboscoopflitsen. Een hele intense, bijna louterende ervaring.
Maar hoe kan het toch dat de sfeer niet grimmig wordt? Ik krijg twee uur later het antwoord, wanneer ik in de trein naar huis stap. Het meisje tegenover me moet even kokhalzen, maar ze weet het gelukkig weer in te slikken. "Wie heeft er hier nog een halve gram?", schalt het door de trein, vanuit een groepje compleet doorgesnoven gasten even verderop. Er klinkt veel gevloek en gegrap, en opeens heeft een van hen een helder moment: “Grimmig is het nieuwe gezellig”, roept hij. En verdomd, zo is het.