Je hebt je vast niet mogen bemoeien met de plaat van Jett Rebel, want hij wil alles in zijn eentje doen.
“Nee, zeker niet. Jelte heeft wel een keer zijn favoriete band mogen samenstellen om bij DWDD een ode aan Prince te brengen. Hij vroeg mij als bassist. Ik kwam meteen in grote problemen, want ik moest langs mijn zoon. Maar Xander is zowat de coolste persoonlijkheid die er bestaat. Hij zei: ‘pap, go for it’. Ik heb Xander en Jelte ook gevraagd om de nieuwe leader van Sesamstraat te maken. Ik wilde zo’n speelse, muzikale versie, zoals Stevie Wonder die ooit maakte, niet zo’n afgebakende Hilversumse. Jelte speelt zowat alles, en Xander legt er een goede bas onder.”
Achter je hangt een portret van Andre Hazes. Het nummer Beste Vriend op jouw album doet me denken aan een van zijn grootste klassiekers, ’N Vriend. Man gaat er vandoor met de vrouw van zijn beste vriend. Zijn nummer is een smartlap, het jouwe niet. Wat is het verschil?
“Grappig, ik herinner me een interview bij de VPRO radio ten tijde van mijn vorige soloplaat. De VPRO was toen nog een bastion van goede smaak en dwarsigheid, waar ik als eenvoudige popzanger niet zo veel connectie mee had. Ik kwam daar met mijn gitaar in de studio bij een van die recalcitrante presentatoren, die meteen na afloop van het nummer - ik denk dat het Vaders Zijn Verraders was - zei: ‘dit is wel een smartlap he.’ Ik klapte dicht en zei zoiets als: wat is er mis met smartlappen? Maar dat was het niet, het is geen smartlap. Ik moet zeggen, ik ben eerlijk gezegd nooit zo meegegaan in de grote Hazes adoratie. Je moet weten, ik heb in mijn vroege jeugd veel smartlappen geschreven voor Johnny Hoes, honderden, allemaal onder pseudoniem. Ik hoor hoe die liedjes gemaakt zijn, met een dictionaire en een geleende melodie uit Duitsland. Dat is voor mij geen liedje. Het is meer een vehikel voor een verhaal, bedoeld voor de jukebox in het café.”
Waarom schreef je ze dan? Uit opportunisme?
“Opportunisme? Nee, dat heet werk. Ik was muzikant en ik had monden te voeden. Ik kwam wel op blote voeten en met haar tot op mijn knieën daar die studio binnen, dus voor die scene was ik best wel een rare vogel. Van de liedjes hield ik niet. Ik realiseer me dat ik 80% van Nederland op zijn ziel trap als ik zoiets zeg, maar ik houd ook niet van zangers die met hun shirt open en een gouden ketting om hun nek het podium op stappen, een liedje zingen over hun moeder in de hemel, en ondertussen knipogen naar de eerste rij.”
“Vriendschap vind ik echt zo’n magazine-item. Ik heb denk ik twee echte vrienden, misschien vier. En een heleboel goede kennissen. Echte vrienden zijn de mensen waarvan je weet: als die ‘het’ krijgen, ga ik naast ze zitten en niet meer weg. Voor je als man zo betrokken raakt bij een andere man, moet er heel wat gebeuren. Man, ja. Ik ben toch een beetje van de generatie ‘je vriendin, daar slaap je mee’. Misschien heb ik zelf het romantische idee wat een vriend is wel te zwaar op mijn ziel geëtst.”
Ga je zelf de planken op met deze liedjes?
“Ik denk dat ik vier, vijf avonden in de week niet zou trekken, maar in februari ga ik een tourtje doen, alleen voor zittend publiek. Dat heb ik eerder gedaan, en dat werkt voor deze liedjes ontzettend goed. Elk woord komt dan aan.”
Het geluid van dit album kwam tot stand met Daniël Lohues. Hoe ben je bij hem terecht gekomen?
“Dat was een idee van Ernst. Ik vind het altijd ontzettend belangrijk wat hij ervan vindt. Na de documentaire over Doe Maar denkt iedereen dat ik de dienst uitmaakte in de band, maar ik hecht altijd enorm veel waarde aan zijn mening. Hij zei een paar wijze dingen over mijn liedjes, waaronder dat Daniël Lohues als geen ander in staat was deze liedjes aan te voelen. We hebben opgenomen in een studio buiten de stad, in Noord-Holland. We werkten met enkel jonge muzikanten, ik wilde dat ze buiten alleen een grasveld hadden.”
Je wilde het proces stevig bewaken? Was je zelf gevoelig voor afleiding toen je jonger was?
“Nee, nee. Als er een rode lijn is door al die jaren, dan is het dat ik altijd met concentratie en toewijding heb gewerkt. Of het nu mijn eigen liedjes zijn, of werk voor Sesamstraat.”
Er is iets interessants aan kindermuziek. Vroeger draaide het in de muziekindustrie om het verkopen van cd’s, nu word je echt afgerekend per hoe vaak iets eigenlijk afgespeeld wordt. En kinderen willen het liefst keer op keer hetzelfde liedje horen.
“Dat klopt ja, kinderliedjes hebben sowieso een veel langer leven. Mijn eerste cd met liedjes van Sesamstraat wordt nog steeds verkocht, die is twaalf jaar oud. De doelgroep wisselt ook heel snel. Kinderen luisteren twee, drie jaar, en daarna ontdekken ze iets anders, K3 of zo. Maar de volgende generatie dient zich dan alweer aan, vaak in de vorm van een broertje of zusje. Wat me ook heel erg bevalt: als kunstenaar heb je een bijzondere verhouding met de verbeelding. Die dient zich steeds aan, maar je dwingt jezelf er gedachten over te hebben, theorieën te ontwikkelen, structuren te bedenken. Bij een kinderfilm realiseer je je dat het kind gebaat is bij bewondering en verbeelding. Het is een wereld die ik ooit met tegenzin verlaten heb, omdat ik volwassen werd. Oh, er bestaan helemaal geen heksen, weet je dan. Wat jammer eigenlijk.”
Ben je altijd even productief geweest? We kunnen het zo moeilijk beoordelen nu, omdat je veel achter de schermen werkt.
“Eigenlijk heb ik maar heel weinig platen gemaakt, door mijn leven heen. In de tijd van Doe Maar schreef ik eigenlijk minder dan nu. Ik kreeg twee weken geleden de Willem Wilmink prijs voor het beste kinderlied van het jaar. Het heette Op De Markt, en de hele reis op weg naar Enschede om de prijs in ontvangst te nemen, heb ik in mijn geheugen gegraven om welk liedje het ging. Het lukte me niet. Ik schrijf echt heel veel liedjes, met een team van tekstschrijvers, in overleg met hoofd- en eindredactie. Wat voor toon zoeken ze, welk thema, welke pop gaat het zingen?”
Hoe ben je bij Sesamstraat beland?
“Harry Bannink vroeg me als zijn assistent. Hij werd 65, en de NTR, of NPS, of hoe het in die tijd ook heette, drong er bij hem op aan dat hij een assistent nam omdat Klokhuis en Sesamstraat dreven op zijn liedjes. Vijf jaar lang heb ik met hem gewerkt. Dan schreven we ieder de helft. Hij koos eerst wat hij wilde doen, de rest kreeg ik. We namen ze op in een kasteeltje, met studio-muzikanten. Dat was echt fantastisch. Ik ging alleen maar naar die studio om naar zijn liedjes te luisteren, en letterlijk iedere keer ging ik naar huis met een minderwaardigheidscomplex. Ik heb veel van die man geleerd, had veel vragen. Ik zat thuis eindeloos op zo’n liedje te puzzelen. Ik vroeg hem op een gegeven moment: Harry, hoe lang doe jij erover? Hij antwoordde: zo lang als het liedje duurt.”
Doe je er altijd lang over?
“Ik weet nog toen ik net bij Doe Maar kwam. De band had al een plaat gemaakt, en om te bewijzen dat ik er bij hoorde, schreef ik in een middag drie nummers voor Ernst (Jansz, red.): Smoorverliefd, Sinds Een Dag Of Twee (32 Jaar) en De Laatste X. Drie kneiters. Ik was zeer competitief, en kennelijk verliefd. Meestal ben ik juist heel moeilijk met teksten schrijven. Voor ik een tekst af heb, is er heel wat water door de Amstel gestroomd. In opdracht werken vind ik eigenlijk makkelijker.”
“Toen Harry zeventig was, en we op een vrijdag weer in de studio waren, nam hij me apart. ‘Henny’, zei hij, ‘Ik ga er nu echt mee stoppen. Mijn vrouw en ik gaan wat reizen, ik heb heel mijn leven alleen maar gewerkt. Je zult het nu alleen moeten doen.’ Dat was op vrijdag, de dinsdag erna staat mijn vrouw lijkbleek naast de radio. Harry was overleden. Hij was precies drie dagen vrij geweest. Ik vrees dat het bij mij ook zo zal gaan. Ik bedenk me nu: ik ben ook de 65 gepasseerd. Ik besef dat mijn generatie - niet ik, maar iedereen om me heen - niet alleen in de jaren zestig de jeugdcultuur heeft veranderd, maar nu ook de ouderencultuur. Toen mijn vader 65 was, ging hij achter de geraniums zitten en deed niets meer. Ik zag hem heel snel verdwijnen, weg sukkelen. Ik moet er niet aan denken. Ik ga volgend jaar aan een film werken, in 2016 ga ik touren met George Kooymans en Boudewijn de Groot, ik heb helemaal geen tijd om oud te worden.”