Jack White: Een modernist die zich bekeerde tot de barok

Dinsdag 1 juli in de Heineken Music Hall

Willem van Zeeland ,

Jack White komt weer eens naar Nederland. Dinsdag 1 juli treedt hij op in de Heineken Music Hall in Amsterdam. Hij maakte de afgelopen jaren een opmerkelijke ontwikkeling door: Van het modernisme van het White Stripes-album De Stijl, naar de barok van zijn solo-abum Lazaretto.

Het album De Stijl van The White Stripes was een aangename verrassing in het jaar 2000. Met een Nederlandstalige titel, uiteraard refererend aan de kunstenaarsbeweging uit de jaren 20 De Stijl. Dedicated to Gerrit Rietveld en Blind Willie McTell, lezen we in het cd-boekje.

Gerrit Rietveld: modernist, vormgever en architect uit Utrecht. Beroemd van zijn Rietveldstoel en van het Rietveld-Schroderhuis. Een man die met minimale middelen een maximale schoonheid kon bereiken. Een beroemd exponent van De Stijl, maar aanzienlijk minder streng in de leer dan Piet Mondriaan. Een man ook voor wie ieder nieuw project vooral een experiment moest zijn en geen herhalingsoefening. Bovenal ook een modernist die zich, in tegenstelling tot veel van zijn stijlgenoten, nooit liet verleiden tot megalomanie, een modernist die altijd bleef werken met de menselijke maat als uitgangspunt.

Het Rietveld Schroderhuis in Utrecht:

In het cd-boekje van De Stijl vinden we deze beginselverklaring van The White Stripes:
"When ideas become too complicated, and the pursuit of perfection is misconstrued as a need for excess. When there is so much involved that individual components cannot be discerned. When it is hard to break the rules of excess, then new rules need to be established. It descends back to the beginning where the construction of things visual or aural is too uncomplicated to not be beautiful. But this is done in the knowledge that we can only become simple to a point and then there is nowhere else to go. There are definite natural things which cannot be broken down into lesser components. Even if the goal of achieving beauty from simplicity is aesthetically less exciting it may force the mind to acknowledge the simple components that make the complicated beautiful."

De band lijkt zich strikt aan deze beginselverklaring te houden. Stijlvolle vormgeving, alleen in de kleuren rood, zwart en wit. Eenvoudige liedjes, voortgestuwd door de simpele vierkwartsmaat van drumster Meg White. Maar onder die schijnbare eenvoud, toch heel veelzijdig: van country naar punk en met gitaar en drums als basis, maar je hoort ook piano, mondharmonica en viool.

Op het album White Blood Cells uit 2001 lijkt weer zo'n modernistische beginselverklaring van The White Stripes te staan. Het nummer Little Room:

Well, you're in your little room,
and you're working on something good,
but if it's really good,
you're gonna need a bigger room.

And when you're in the bigger room,
you might not know what to do.
You might have to think of how you got started
sitting in your little room.

Je bent pas een grote modernist als het je lukt om een modernistisch icoon te scheppen. Een kunstwerk dat de grootst mogelijke eenvoud combineert met de grootst mogelijke schoonheid. De Rietveldstoel is zo'n icoon. 

En wat te denken van het zwarte vierkant van Malevich:

 Of het ei van Brancusi:

Het zal Jack White ook lukken om zo'n modernistisch icoon te scheppen. Het is het intro van Seven Nation Army. Een eenvoudig gitaarriffje dat klinkt als een basloopje: Deudeudeudeudeu, deuwdeuw. Het is bijna niets, maar het is een meesterwerk. Hele voetbalstadions zingen het inmiddels en de meeste mensen zullen niet weten dat het van Jack White is. Ik maak me sterk dat deze traditie is begonnen op Rock Werchter, toen 2 Many DJ's dit intro maar bleven herhalen en de tienduizenden bezoekers op het veld niet meer konden stoppen met meezingen (correct me if I'm wrong).

Jack White etaleert in deze jaren met verve zijn muzikaliteit en zijn stijlvastheid met The White Stripes op de Nederlandse podia: in Paradiso in Amsterdam in 2003 en op Lowlands, als afsluiter van het festival in de Alpha in 2004. Na afloop van dit concert mag ik Jack en Meg White even ontmoeten in de kleedkamer van Lowlands. Ik ben daar samen met Ida van Zijl, de grote Rietveld-expert van het Centraal Museum in Utrecht en waarschijnlijk ook de grootste Rietveld-expert ter wereld. We hebben een cadeau meegebracht: de oeuvrecatalogus van Gerrit Rietveld, het prachtige boek dat Ida van Zijl maakte met daarin het volledige werk van Gerrit Rietveld. Jack bladert gretig en enthousiast door deze catalogus en vertelt ons dat zijn enthousiasme voor Gerrit Rietveld vooral is voortgekomen uit zijn achtergrond als meubelmaker. Jack timmert en knutselt thuis graag aan meubels in de stijl van Rietveld en onthult ons zelfs dat hij thuis bezig is met een heuse tuinmeubelset in deze stijl.

De oeuvrecatalogus van Gerrit Rietveld:

Achteraf gezien lijkt het alsof we daar afscheid namen van de modernist Jack White. Want Jack wilde voortaan wat anders. Dat werd me voor het eerst duidelijk bij een optreden van The White Stripes in de Amsterdamse Heineken Music Hall in 2005, ter gelegenheid van alweer een nieuw album: Get Behind Me Satan. Meg White's minimalistische drumpartijen waren stijlvast als altijd, maar Jack White leek juist aan te sturen op een stijlbreuk. Omringd door een veelheid aan muziekinstrumenten en effectapparatuur leek hij welhaast een poging te doen om in zijn eentje een symfonie-orkest te imiteren. Wat nou beauty from simplicity? Voor het eerst bekruipt mij de gedachte dat het wel eens heel snel afgelopen kon zijn met The White Stripes. De beginselverklaring lijkt een strak keurslijf te zijn geworden dat Jack White belemmert in zijn functioneren. Hij is op een punt van zijn carrière aangeland dat hij kan doen wat hij wil. Dus als hij in zijn eentje een symfonie-orkest wil zijn, why the hell not? 

Het zou nog even duren. In 2007 verschijnt nog het moeilijke, door velen vergeten White Stripes-album Icky Thump. En dan vliegt Jack uit: Met de bands The Raconteurs en The Dead Weather, een Morricone-uitstapje met Danger Mouse en uiteindelijk een solo-carriere die begint met het album Blunderbuss uit 2012. Op dit alom bejubelde album etaleert hij zijn veelzijdigheid en dat wordt nog eens onderstreept door een tournee met een mannenband en een vrouwenband. Het is iedere avond weer een verrassing waar hij mee aantreedt. Concerten worden theatraler, hij lijkt de Johnny Depp van de popmuziek te zijn geworden. En het misstaat hem niet, hij komt er goed mee weg.

En nu is er Lazaretto, het nieuwe album van Jack White. Kijk naar die hoes, de modernist lijkt zich definitief te hebben bekeerd tot de barok. Hij poseert im een blauw glimmend kostuum, omgeven door gebeeldhouwde engelen. We horen pedaal steel, hammond orgel, harp en mandoline. "I got three women, red blonde and brunette," zo begint deze plaat. Lazaretto lijkt een ode aan de overdaad. En dan hebben we het nog niet over de vinyl-versie gehad. Vol foefjes, geintjes, extra's en vindingrijke details. Kant 1 speel je zelfs af in omgekeerde richting: Van binnen naar buiten.

Voor Gerrit Rietveld was ieder nieuw project een experiment. Een zoektocht in vorm en in materiaal. En in hoe je je verhoudt tot je omgeving. Hij viel bijna nooit in herhaling. Behalve aan het einde van zijn leven, toen hij eindelijk beroemd was en rijke mensen hem opdracht gaven om een villa voor ze te bouwen. Dat moest dan wel "een typische Rietveld" zijn en niet een of ander experiment. Maar experimenteren deed hij het liefst, kijk bijvoorbeeld naar dit Beeldenpaviljoen, dat hij maakte voor het Arnhemse park Sonsbeek (het is inmiddels verplaatst naar het Kroller Muller Museum in Otterloo).

Het Sonsbeekpaviljoen van Gerrit Rietveld:

In dat opzicht is Jack White dus wel degelijk trouw gebleven aan Gerrit Rietveld. Niet eeuwig diezelfde minimalistische drums herhalen, niet altijd weer rood, wit en zwart. Ieder nieuw nummer is een experiment in vorm en in materiaal. Een principe dat overigens ook gehuldigd werd door jazztrompettist Miles Davis. Alleen de allergrootste houden dit vol.
Dinsdag 1 juli speelt Jack White in de Heineken Music Hall. Gaat hij ons daar meeslepen met zijn barok en zijn megalomanie? Of gaan wij er naar verlangen dat hij terugkeert naar zijn Little Room?

Hier zie je alvast hoe hij het vorige maand deed op het Amerikaanse festival Bonnaroo: