Het was een lange weg van Glenn de Randamie (1984) alias Typhoon, naar Lobi da Basi. Het is een weergaloze plaat geworden, vol dubbele zinsnedes over slavernij, religie, liefde, seks. Grote thema’s, maar telkens zo klein en persoonlijk gemaakt dat het nergens pretentieus of hoogdravend voelt. Lobi da Basi is gedoopt in het muzikale bloed van De Randamie, in de gospel, in de blues, in de calypso, in de Surinaamse basuinkoren, blazers en brassbands. Met zijn tweede soloalbum heeft hij, hoe cliché dat ook klinkt, de meest persoonlijke plaat gemaakt die hij kon maken, vertelt hij vandaag in het Amsterdamse De Balie. Een tijdlang was hij dakloos en leefde hij op Desperados en jointjes, een periode dook hij diep in privacyrechten, een kleine maand verbleef hij in Suriname en ondertussen ontdekte hij dat de slavernij die hij zo vaak bezong twee gezichten heeft, en dat hij die twee gezichten verenigt. Geen wonder dat het lang duurde, dus, voordat er een nieuw volwaardig album kwam na Tussen Licht En Lucht (2007). "Ik was zó caught-up met allerlei grote thema’s, maar misschien…", probeert hij, "misschien was ik muzikaal gewoon OP. Ik ben sowieso geen mixtape-rapper, ik had van 2005 tot 2010 non-stop getoerd, en dacht na de laatste tour met New Cool Collective: 'Dóór, ik moet nú dóór!' Later had ik pas door hoe oververmoeid ik eigenlijk was. Er kwam niets meer uit."
Let op: Deze inhoud kan niet getoond worden omdat deze mogelijk strijdig is met de gekozen cookiesettings.
U kunt dit hier aanpassen door de categorie 'social' aan te vinken. Waarom is dit nodig?
U kunt dit hier aanpassen door de categorie 'social' aan te vinken. Waarom is dit nodig?