The Bigger Picture: hoe Gabbertje de gabbercultuur om zeep hielp

Wildgroei aan hardcore-kinderliedjes deed de hardcorescene verharden en toestroom stokken

Timo Pisart ,

We spreken 1996, en gabber was de grootste muziekstroming van Nederland. Meer dan een miljoen exemplaren werden er verkocht van de Thunderdome-cd-reeks, in het hele land trokken jongeren aussies aan, scheerden ze hun hoofd kaal en gingen ze vooral keihard op de stuiterbeats van hardcore. Één liedje wist de subcultuur weer de underground in te jagen: Gabbertje, een persiflage van Bob Fosko die een onwaarschijnlijke hit werd. “We waren er helemaal niet op uit de gabbercultuur omver te werpen.”

Allereerst even: was gabber halverwege de jaren 90 echt de grootste muziekcultuur van Nederland? “Onder jongeren sowieso”, aldus Tjeerd Bijnsdorp, toentertijd redacteur voor het door ID&T uitgegeven Thunder Magazine. Een tijdje was dat het muziekblad met de grootste oplage van Nederland. “Elk weekend was er in Nederland ergens wel een gigantisch feest. Vanuit het hele land kwamen mensen naar die feesten, van 5000 tot 15.000 bezoekers. Op parkeerplaatsen verzamelden we ons, zenuwachtig stonden we in de rij en in de hal hoorde je de beat al klinken. Professioneel waren ze misschien nog niet echt, maar het waren de eerste echte grote indoorfeesten ter wereld. Het was uniek. Hoe al die mensen op dezelfde beat heen en weer deinden? Het was overweldigend. Ook in het straatbeeld zag je overal hardcore, in de bussen hoorde je de beat uit de koptelefoon van Walkmans doorklinken."

Iets verder terug in de jaren ‘90 nodigde VPRO-kindertelevisie-regisseur Benjamin Landshoff de punker Bob Fosko (bekend van de Raggende Manne) uit om mee te doen aan een klein filmpje “Erwassus: De nieuwe aussie van de gabber”. Hij zei: “Hou die gasten in de gaten, die gaan nog eens heel groot worden.” Die zomer las Fosko in de kranten over gabber: “Kale kerels die op snelle techno-muziek dansten en ‘hakten’. Ik moest daar iets mee doen. En dat kwam samen met mijn idee de melodie van Harry de Groot, van Swiebertje, te bewerken.” Op een dag dook Fosko in de studio met Ewart van der Horst, Bart Vleming en Ad de Feyter, en zo ontstond Hakkûhbar en hun supersuccesvolle persiflage Gabbertje. “Ik weet nog dat we de eerste opname hadden gemaakt en de zang hadden toegevoegd. Ik dacht: ‘Is dit nou echt léúk?’” De volgende dag kwam hij in de studio en besefte hij zich dat hij wel degelijk goud in handen had. Hoewel Fosko zong, werd Ruben van der Meer ingevlogen om de rol van Gabbertje te vertolken in de videoclip, en na lancering bestormde het nummer direct de hitlijsten, vier weken lang prijkte het bovenaan.

Groot geld in gabberpersiflages

Fosko: “Ik wist wel dat het iets zou gaan doen, maar dat het zó hard zou gaan? Het is een cartoon, we hebben de gabber verder uitvergroot met pillen, met dansen, met hakken.”

Volgens verschillende bronnen heeft Fosko zelf, ondanks de hoge verkoopcijfers, niets overgehouden aan Gabbertje omdat de muziekrechten bij componist Harry de Groot lagen. Dat valt alleszins mee, zegt Fosko zelf. “Hij heeft 15 procent van de opbrengsten aan ons afgestaan. Ook de tekstschrijver stond een percentage af. 115.000 singles, daar is best wat van overgebleven, hoewel dat natuurlijk niet vergelijkbaar is met oorspronkelijke auteurs en componisten.”

Toen was al snel duidelijk: er zat groot geld in de persiflage van gabbers en happy hardcore. Gabber Piet werd in het leven geroepen, producer De Mosselman, en nog veel meer geestdodende, bloedirritante liedjes zagen het levenslicht. “Vervolgens werd er roofbouw gepleegd op het maken van gabber met kinderliedjesmelodieën. Er kwam een platenmaatschappij, mensen die afgaven op Hakkûhbar, en we kregen hele grimmige reacties vanuit de scene.”

Door al die persiflages en flauwe reclames van Duyvis en KitKat ontstond een beeld dat het helemaal niet meer ‘cool’ of ‘stoer’ was om gabber te zijn. “Gabbertje was nog onschuldig, ik kon er smakelijk om lachen”, aldus Bijnsdorp, “maar het opende de poorten voor een stortvloed aan spin-offs. Dat was voor kinderen en meelopers, je kon er niet serieus mee aankomen. Het was rommel, slecht geproduceerd en in een halve dag in elkaar gezet.”

Door die parodieën wilden de serieuze gabbers geen Aussies en Nike Air meer aan, maar gingen ze Lonsdale en kisten dragen, denkt Bijnsdorp. “Het werd er niet gezelliger op, het werd minder aantrekkelijker voor nieuw publiek om gabber te worden: je bent zestien en ziet dat er de draak mee wordt gestoken? Dan ga je echt niet zo’n ding aantrekken. Minstens zo belangrijk was dat het grote publiek over ging op techno en trance, en Awakenings opkwam. Veel vrouwen voelden zich meer aangetrokken tot melodieuze, vrolijkere muziek, gabber werd een mannelijke aangelegenheid. Politieke bewegingen en skinheads dachten er te gaan ronselen, omdat gabbers kisten en bomberjacks droegen. Dat alles heeft de gabbercultuur weer teruggedrongen naar de underground.”

En dat terwijl dat helemaal niet het doel was van Gabbertje, zegt Fosko. “De omverwerping van de gabbercultuur? Dat wilden we absoluut niet. Je kon elementen als het trainingspak, het kale hoofd en het slikken van pillen heel gemakkelijk uitvergroten. En dat was wat we deden, we wilden spelen met een fenomeen dat heel opmerkelijk was.”