Pinkpop-ambassadeur Triggerfinger over Robert Plant: "Er zat seks in, amai"

Monsieur Paul baalt dat hij Pinkpop misloopt

Atze de Vrieze ,

Gisteren was Triggerfinger nog even in het land voor media-optreden bij Giel Beelen en 2 Meter Sessies. Vandaag begint de band aan drie vrije dagen, een zeldzaamheid. Maar als we 'Monsieur' Paul van Bruystegem vragen ambassadeur te worden van Pinkpop-act Robert Plant, neemt hij uiteraard zijn telefoon op. "Immigrant Song van Led Zeppelin is een van de songs die hebben bepaald wat ik doe. Niet alleen hoe ik speel, maar ook het ontwikkelen van een soort rebellie. Dat nummer heeft alles. Het is kort, het heeft een groove, en dan die schreeuw van Robert Plant. Toen ik dat voor het eerst hoorde, viel ik met stoel en al achterover, tot afgrijzen van mijn ouders."

Je vergeet het soms wel eens, maar eigenlijk is Paul - Monsieur Paul - van Bruystegem, bassist van Triggerfinger, oud genoeg om Led Zeppelin nog in hun glorietijd meegekregen te hebben. Hij is uit 1959, en was dus twaalf toen Stairway To Heaven uitkwam. "Mijn eerste plaat kreeg ik voor mijn communie, dat was Jimi Hendrix & The Band Of Gypsys. Niet omdat ik het zelf goed vond, maar omdat mijn nicht, tegen wie ik gigantisch opkeek, ervan hield. Zij was echt een coole chick. Ik moet een jaar of dertien, veertien geweest zijn toen ik Led Zeppelin hoorde. Cream en Led Zeppelin waren voor mij het logische vervolg op Jimi Hendrix."
 
Led Zeppelin was voor ontluikende jongeman Paul van Bruystegem uit het hardrockende Leuven een eyeopener. De meeste mensen vonden het klinken als het kelen van een speenvarken, hij vond het fantastisch. "Als je het goed vond, hoorde je automatisch tot een soort gang, het was lekker gevaarlijk en wild. Het begin van Black Dog? Steengoed. En er zat seks in, amai, wat een seks. Dat hoorde je ook in alle verhalen. Die mannen waren seksuele veelvraten. Ik weet inmiddels ook wel dat je niet alle verhalen moet geloven, maar het sprak natuurlijk wel tot de verbeelding en een deel ervan was ongetwijfeld waar. Heel mooie vrouwen met grote borsten boden zich gewoon aan bij die band. Af en toe haalde zoiets de krant. Ik herinner me hoe Led Zeppelin eens een hele verdieping van een hotel afhuurde en daar nogal veel kabaal maakte. De portier van het hotel moest naar boven om verhaal te halen, en hij zag Jimmy Page en Robert Plant een tv uit het raam gooien. 'Dat heb ik heel mijn leven al eens willen doen', zei de portier, en toen heeft hij het apparaat naar buiten mogen gooien."
Monsieur Paul was op dat moment verre van een rockster, maar hij voelde wel de aandrang om met zijn 'opgedreven brommerke' stoer te doen op straat. De eerste hasjwalmen passeerden het huis op de muziek van Led Zeppelin, en toen hij het muzikantenleven begon, zocht hij het gevaar op onder invloed van Whole Lotta Love. "We spreken dertig, vijfendertig jaar geleden, hè? Ik heb in die tijd nog net geen tv uit het raam gegooid. Ik had altijd vrienden en een roadcrew die mij van dat soort gekkigheid weerhield. Ik had zelf ook al rap door dat dat niet ging werken. Ik wilde niet als een halve gek door het leven gaan en nog lang muziek blijven maken. Robert Plant heeft het ook wel gemerkt. Toen Led Zeppelin stopte stond hij er ineens helemaal alleen voor. Al zijn zogenaamde vrienden lieten hem stikken, waarschijnlijk omdat hij zo'n vervelend arrogant popsterretje geworden was. Dan ga je nadenken over alles wat je anderen misdaan hebt in de roes van het rockleven."
 
Voor Robert Plant kwamen daar ook nog eens twee dramatische gebeurtenissen bij, die bij de Triggerfinger-bassist het respect alleen maar vergroten. "Hij verloor eerst zijn zoontje, en amper een jaar later overleed Led Zeppelin-drummer John Bonham. Ik denk dat de dood van Bonham hem heel zwaar gevallen is. Niemand zag het aankomen. Hij dronk wel, maar niet meer dan wie dan ook in die tijd. Hij had het soms heel moeilijk op tour, zegt men. En Robert Plant was dan de enige die hem kon kalmeren, als hij te veel gedronken had. Ik denk dat Plant ook wel een beetje verliefd op hem was, als muzikant. In al zijn platen, tot vandaag aan toe, hoor je de John Bonham-drumsound, zelfs als hij elektronische drums gebruikt. Wij hebben in onze studio een soort opleiding gehad in die drumsound. Er stond een drumstel klaar voor Beck, in de Bonham-opstelling: vier microfoons, op afstand. Doorgaans wordt ieder element van je drumstel met een close-mic vastgelegd, maar door de manier waarop Led Zeppelin het deed ontstond een ander geluid, de ruimte werd gebruikt. Dat is echt het geheim van die band." Kleine voetnoot in het Triggerfinger-bestaan, maar toch een soort connectie met Led Zeppelin: Jason Bonham - zoon van John en diens vervanger bij de Led Zeppelin-reünie - zag Triggerfinger eens spelen op Bospop in Weert. Hij was onder de indruk, gaf hun plaat aan Thin Lizzy, en bezorgde ze zo het voorprogramma van een van hun favoriete bands aller tijden.
Terug naar Robert Plant, anno 1980. Daar sta je dan, als grote rockster, met je nieuwe nummertjes. Het is niet iedereen gegeven dan nog een carrière op te bouwen, maar Robert Plant lukte het. Op een totaal ander niveau als met Led Zeppelin, maar toch. "Hij heeft zich los kunnen trekken van Led Zeppelin", zegt Paul. "Hoe moeilijk moet dat geweest zijn. Nu heeft hij zijn eigen fanschare. Ik ken de meeste van zijn soloplaten, die variëren van heel goed tot vrij slecht. Er zijn twee platen uit de jaren tachtig die we maar met de mantel der liefde moeten bedekken, die klinken meer als de soundtrack van Miami Vice. Shaken 'N' Stirred heet de eerste, de tweede Now And Zen. Alleen die titel al, wat is dat voor een woordgrapje? In 1993 maakte hij Fate Of Nations, die klinkt als Soundgarden en heel goed is. De plaat die hij in 2007 met Alison Krauss maakte is ronduit fantastisch."
 
De Triggerfingers zijn er dit jaar niet bij op Pinkpop, en dat ontlokt Paul een hartgrondige vloek. "Godverdomme, ik had echt graag willen komen. Ik denk dat we getuige gaan zijn van iets historisch, de laatste optredens van de Stones. Wij gaan ermee in Werchter spelen. Toen we een paar jaar geleden met ze in Hyde Park speelden, dachten we al dat het de laatste keer was. Dat was een superconcert. Ze zijn met een interessant experiment bezig: ze verkennen hoe oud je kunt worden als rock 'n roll-band. Ik weet als muzikant wat dat teweeg kan brengen. Het is echt elke keer een rush als neem je een drug. Hoe lang is een mens daartegen bestand, zeker waar het de side-effects aangaat, de feestjes, de braspartijen? Wat dat betreft doet Robert Plant het heel anders. Die speelt niet meer met zoveel adrenaline als met Led Zeppelin. Hij ziet er vitaal uit, die blijft voorlopig nog wel even doorgaan."

Robert Plant and the Sensational Space Shifters staan op zondag 8 juni op Pinkpop.