Lowlands 2014: het grote zaterdagblog

Amazing Snakeheads, Congo Natty, Le1f, Hoffmaestro, X Ambassadors, The Silverfaces, XXYYXX, Larry Gus, Birth Of Joy, First Aid Kit, Oscar and the Wolf en Branieduo Sleaford Mods

Menno Visser, Ingmar Griffioen, Atze de Vrieze, Ralph-Hermen Huiskamp, Norbert Pek & Sjoerd Huismans ,

Vanwege de enorme hoeveelheid bands op Lowlands is het niet mogelijk om ze allemaal in een aparte recensie te bespreken. Vandaar dat we de wat kleinere, spannendere en/of aanstormende acts in tenten als de X-Ray en de Charlie, maar ook de India en de Bravo, recenseren in dit blog. Gedurende de zaterdag wordt dit artikel steeds aangevuld, blijf het dus in de gaten houden voor nieuwe recensies en beelden!

Freaky, noisy Amazing Snakeheads komt gif tekort

Poeh, wat een lelijke band met een donker, onheilspellend geluid. The Amazing Snakeheads speelt een soort freaky rock 'n roll met ferme post-punk drive en frequente noise-erupties. Best wel boeiend, ook dankzij de dreigende houding van de roodharige frontman met ontbloot bovenlijf. Na een nummer of vier hebben de Schotten bovendien nog een krijsende vrouw voor ons in petto. Ze mag de boel maar twee nummers verlevendigen. 

Nummers als 'Flatlining' ('No more lies, no more hate and no more hope') en 'Here It Comes Again' (met die kippenvelwekkende versnelling) van het verraderlijk getitelde album Amphetamine Ballads (duistere aanrader) fascineren ook live. Toch heb je na een nummer of vier, vijf het gevoel dat je alles van de Schotten al gezien en gehoord hebt. En dat kan niet de bedoeling zijn noch komen door de halfvolle en leger lopende India. Je ziet het aan de show van het drietal: het valt even stil, er is wat overleg. Maar ze vergeten door te bijten, vergeten hier zelfs de giftanden te ontbloten. Terwijl dat er op basis van het album wel in zou moeten zitten. Het is duidelijk: de Schotten zijn een potentiële live-sensatie, die hoogstwaarschijnlijk beter gedijt in de Paradiso bovenzaal, Vera of (in Lowlands-termen) de Charlie. (Ingmar Griffioen)

Congo Natty doet het rustig aan

Junglelegende Congo Natty (sinds de jaren tachtig vooral bekend als Rebel MC) is terug en begint vanavond maar eens met een meezinger: ‘Redemption Song’ van Bob Marley. Als die is afgelopen, volgt er zowaar nóg een Marley-nummer, namelijk ‘One Love’. We hebben dan in totaal tien minuten aan volledig intacte Bob Marley-nummers gehoord en met aanstekers gezwaaid. Het aantal spliffs dat er op het podium doorheen is gegaan, zal ook rond de tien liggen.

Gaat er eigenlijk nog iets gebeuren bij Congo Natty? Jazeker: de rest van het optreden gaan reggae, jungle, drum ’n bass en dancehall door de blender en wordt het uiteraard één groot feest in de X-Ray. Hij heeft een vrouwelijke MC bij die er niet onverdienstelijk doorheen rapt en een bijzonder irritante zangeres die iets teveel Mariah Carey heeft geoefend voor de spiegel. Daarnaast draait zijn zoon – die zichzelf Congo Dubz noemt en ervoor zorgde dat zijn vader zijn comeback maakte met de platen Born Again (2005) en Jungle Revolution (2013)de plaatjes aan elkaar (en breekt ze geregeld vervelend snel af).
 
En de grote Congo Natty zelf? Die komt pas het laatste kwartier in actie voor de grande finale. De rest van de tijd loopt hij rond en draait nog maar eens een spliffje. Je bent een legende, of je bent het niet. (Sjoerd Huismans) 
 

Le1f: cool zijn met Pokemon en Koopa Troopa

Le1f is een vreemde vogel in de hiphopwereld in de zin dat hij openlijk homoseksueel is. Dat is al taboedoorbrekend, maar wat het nog beter maakt is dat hij daar niet op een cheesy moralistische manier als Macklemore over rapt. Integendeel, met het recente Hey maakte hij juist een heel intelligente EP over identiteitsissues. Waar rapt een homoseksuele rapper over waar een hetereoseksuele rapper niet zo snel op zou komen? Nou.. over Pokemon, blijkbaar, in het titelnummer. En Koopa Troopa Beach, in ‘Boom’.  

Nou ja, misschien niet de beste voorbeelden, maar het doet er verder ook niet toe vanavond. Zijn rhymes zijn vanaf openingsnummer ‘Buzz’ toch veel te snel en soepel om allemaal te volgen. Hij beweegt zich zo mogelijk nog soepeler en waagt zich voortdurend aan de bootyshaking waar hij het in zijn tracks over heeft. Een rasperformer die met de voorste rijen flirt en er ontzettend cool uitziet met zijn zonnebril, suggestieve ketting en designshirt (dat uiteindelijk natuurlijk uitgaat). Daar staat tegenover dat sommige producties live wat flets overkomen en de visuals erg Windows Media Player zijn. Maar na een halfuurtje is dan uiteindelijk de hele X-Ray om, en als het introotje van zijn bekendste track ‘Wut’ begint, klinkt er zowaar gejuich. Of zouden mensen door dat vrijwel identieke saxofoonsampletje echt denken dat er een Macklemore-track aankomt? (Sjoerd Huismans)
 

X Ambassadors gaat ontploffen

Wie veel naar het WK-Voetbal heeft gekeken, kan zich vast nog wel een opvallend reclamespotje herinneren met veel drums en het gescandeerde woord ‘jungle’. Welnu, dat was een single van de New Yorkse rockband X Ambassadors, samen met de moderne blueszanger Jamie ’N Commons. Die laatste is vanavond niet meegekomen naar de kleine tiptent Charlie, maar ze kunnen het best zonder Commons af. Dat liedje was slechts een introductie, het grote werk gaat nog komen op hun major label debuut, dat deze herfst uitkomt.

Wat X Ambassadors goed snapt is dat de moderne rocksong anno 2014 opgebouwd wordt vanuit een drumriff. Verder moet het spannend zijn, anders mis je de aandacht van de zapgeneratie, en het moet voorzien zijn van een killerhook. Laten ze nu net al minstens drie van die liedjes in hun set hebben: 'Giants', 'Free' en 'Hold On To Me'. Niet voor niets werden ze opgepikt door Dan Reynolds, de zanger van Imagine Dragons. Hij hoorde een liedje van hen op een lokaal radiostation en smeekte zijn platenmaatschappij hen te tekenen. Imiddels toeren ze in het voorprogramma van Imagine Dragons.

Je moet er tegen kunnen, de overdreven voordracht van de gebroeders Harris op zang en toetsen. Maar je krijgt er veel voor terug. Zanger Sam Harris speelt niet onverdienstelijk saxofoon en de songs zijn reuze origineel qua opbouw en arrangement, zo zonder bassist. Zonder enige moeite spelen ze de Charlie plat, zo’n beetje als 21 Pilots vorig jaar, maar dan zonder alle poespas. Een beetje programmeur weet nu genoeg: BOEKEN! (Menno Visser) 

Hoffmaestro vrolijke hofleverancier van vergetelijke liedjes

De Zweedse gangmakers van Hoffmaestro stellen vroeg op de dag alles in het werk om de Grolsch in beweging te krijgen. Hun aanstekelijke mix van reggae, ska, hardrock en punk met blazers is in eerste instantie vooral besteed aan de eerste rijen, maar de clowns zijn niet tevreden voor iedereen lacht en iedereen er net zo zweterig en crusty uitziet als zijzelf. Het mag dan feestmuziek zijn, met elf man op het podium (waaronder drie zangers) neemt Hoffmaestro het zelf in elk geval bijzonder serieus. Van hun songs moeten ze het niet hebben (je onthoudt er werkelijk niet een), wel van hun energieke sound en inzet. Eerst is er nog een schijnbeweging, met een suffe ballad, maar dan gaat de hele tent voor de bijl op het wildste liedje. De tent is maar voor de helft gevuld, maar dat maakt de truc iedereen van links naar rechts te laten rennen wel extra geinig. (Atze de Vrieze)

Aaibaar Oscar and the Wolf waait weg

De bandnaam doet een folky indieband met fluisterzang vermoeden, maar frontman Max Colombie komt als een zwierende Lykke Li het podium op. Niet met bombarie, want zoals zijn gewaad subtiel is, heeft ook zijn oogopslag en die van zijn Belgische bandmaten een opvallende aandoenlijkheid. Het gevolg: een gunfactor die het hele optreden blijft hangen. Nu dééd de band vroeger daadwerkelijk iets in de indiefolkrichting, maar de interesse bereidde zich steeds meer uit naar de door synths gedreven pop die nu de boventoon voert. Dat leidt tot melancholie à la SOHN maar de Belgen zijn graag wat opzwepender. Colombie heeft een karakteristieke, geknepen stem die de voor de hand liggende dosis galm heeft gekregen. Mooi hoe hij een paar klassieke hiphoplijntjes de set in fietst: ‘Be Faithful (Put Ya Hands Up)’ van Fatman Scoop en ‘Jenny From the Block’ van J-Lo komen doodleuk voorbij. De band is minder goed in geslaagde liedjes schrijven. Het klínkt wel aangenaam, maar alles wat wordt gespeeld waait vervolgens weg. Dat wreekt zich vooral in het rustiger werk. Het meest geslaagd is de van r&b doordrenkte ‘Princes.’ Met de energieke afsluiter windt het aaibare Oscar and the Wolf het publiek uitendelijk nog verder om haar vinger. (Norbert Pek)
 

Birth Of Joy profiteert optimaal van de regen

Het is afgeladen vol in de X-Ray op het moment dat Birth of Joy aanvangt. Waarschijnlijk heeft dat meer te maken met de regen dan met de Utrechtse band, maar die heeft in elk geval mooi de kans om nieuwe zieltjes te winnen. Opener ‘The Sound’ – tevens het openingsnummer van het dit jaar verschenen derde album Prisoner – hakt er meteen goed in en het even later gespeelde groovy ‘Mad Men’ zorgt ervoor dat de heupen voor het eerst vandaag los worden geschud. Het pak van frontman Kevin Stunnenberg en het MC5-shirt van drummer Bob Hogenelst gaan al snel uit, waarna het publiek reageert met de eerste moshpits van deze zaterdag en rondvliegend bier. 

'We gaan snel beginnen, want we hebben maar drie kwartier!', zei Stunnenberg aan het begin van de show. Drie kwartier lijkt ook wel lang genoeg, zeker omdat het trucje van Birth of Joy wel dreigt uit te werken: elk nummer ontaardt in een minutenlange jam. Daar had wat meer afwisseling in gemogen, maar het blijft natuurlijk een goede manier om het publiek op te zwepen. Als de stagetime er eenmaal op zit, kijkt Stunnenberg vluchtig naar de zijkant van het podium en besluit dat afsluiter ‘Make Things Happen’ nog wel vijf minuutjes gerekt kan worden. Het publiek mag nog een keer meebrullen maar dan is het echt afgelopen, hoe hard de festivalgangers ook schreeuwen om meer. Dat het nog stampvol is in de X-Ray heeft inmiddels niets meer met de regen te maken. (Sjoerd Huismans)
 

First Aid Kit: alles is van goud

Gewoonlijk krijgen ouders een hartverzakking als hun kroost gezamenlijk een keel opzet, maar in huize Söderberg zal het volledig anders zijn geweest. De gouden strotten van de Zweedse gezusters Johanna (de oudste, de blondste, op keyboards) en Klara (de jongste, de brunette, op gitaar) zijn voor elkaar gemaakt. De kraakheldere zang en de melodieuze countrypop zorgen ervoor dat de India-tent ‘s ochtends al helemaal gevuld is. Het erg aandachtig publiek merkt dat niet alleen de strotten van goud zijn: in navolging van de derde plaat Stay Gold hebben de frontvrouwen zich in gouden jurken gehesen die op het songfestival niet zouden misstaan. Ja, het ziet er goed uit. En dat klinkt het ook.

Aangevuld met alleen een drummer en een pedal steel klinkt Frist Aid Kit loepzuiver. Vooral de samenzang: het is volledige, foutloze harmonie. Niet voor niets dat enkele indierockgrootheden ze al hebben opgepikt. Naar hun samenwerking met Jack White verwijzen ze door een geslaagde cover van zijn ‘Love Interruption’ te spelen (niet de enige cover overigens: ook ‘America’ van Simon & Garfunkel komt voorbij). Maar ze spelen ook ‘King of the World’, waar Conor Oberst op de plaat nog een gastbijdrage aan levert. De namedropping terzijde: het zijn de eigen singles die nog het meeste indruk maken. De snerpende countrysnik van Klara krijgt volop de ruimte bij ‘The Lion’s Roar’ en ‘Emmylou’. En wat is dat nieuwe ‘Silver Lining’ toch een wonderschoon nummer. Een beter begin had de Lowlands-zaterdag zich niet kunnen wensen. (Norbert Pek)

Hyper Griek Larry Gus breekt alles af

Vergeet Nana Mouskouri. De hardst werkende Griek in de muziekwereld is inmiddels Larry Gus. Hij staat op praktisch elk festival in Nederland, en tot nu toe scoort hij overal met zijn bizarre muziek. Onverklaarbare rammelende samples waar hij overheen krijst en schreeuwt. Zelfs als hij zingt klinkt het nog alsof de duivel hem op de hielen zit. Of beter, alsof hij zelf de duivel op de hielen zit. Dat bezeten imago bevestigt hij al zodra hij op het podium stapt. Hij vertelt met een panische lach dat hij een vrouw heeft en een baby. Maar die baby is vreselijk, hij haat het kind en wil het vermoorden. Voor 20 euro kunnen mensen hem naar de show bij hem afhalen. 'Ha ha!' De aanwezige Larry Gus-groentjes lachen niet, en kijken wat angstig. Dat blijft nog even zo tot twintig minuten in de set. Dat de Griek danst als en een beer op een gloeiende plaat helpt ook niet echt.

Als na twintig minuten een deel van het publiek het voor gezien houdt, en alleen de echte liefhebbers over zijn, verandert de X-Ray eindelijk in het grote Larry Gus Circus waar iedereen op hoopte. Nog steeds is er geen touw aan vast te knopen. Hij begeleidt hij zichzelf af en toe door uit volle macht op een drum en bekken te rammen. Soms kapt hij op de raarste momenten nummers af. Voor de echte fans werkt het als een speer, en dus staan we allemaal weer schaamteloos raar te dansen. Gus raakt steeds meer in vorm en werkt uiteindelijk zelfs naar een ongelooflijk mooie climax toe door puur zijn stem keer op keer te samplen. Hij schrikt er zelf ook van, en kapt het pardoes af. Hij gooit er vervolgens een eindeloze mix aan jungle ritmes tegenaan en smeekt  om nog een paar minuten bonustijd. ‘Only three minutes! Oops, I started the song already, I’ll be fast fast fast.´ Host Steven van Lummel lijkt het niet te deren, en joelt alleen maar harder vanuit de coulissen. De technicus vindt het wat minder leuk, stresst zichtbaar en trekt uiteindelijk de stekker eruit. Midden in het nummer. Zoals Larry Gus dat ook zou doen. De bizarre zegetocht duurt nog even voort. Op naar Into the Great Wide Open. (Ralph-Hermen Huiskamp)

Branieduo Sleaford Mods een budgetmusical in zweethok

Sleaford Mods is een duo, en de taakverdeling is meteen duidelijk. De een (uitgemergeld, grote ogen en Burberry petje) drukt op play om het liedje te starten, houdt zijn handen warm in zijn zakken en probeert zoveel mogelijk blikjes bier leeg te drinken tijdens de set. De ander (net te klein t-shirt, onder de tatoeages en een kapsel alsof zijn moeder hem nog elke maand knipt) blaft in plat Engels zijn teksten in de microfoon, maakt af en toe wat wanker-bewegingen als het publiek te enthousiast is, loopt af en toe een dronken rondje over het podium en eindigt bijna elk nummer met een gemeend fuck off. De beats zijn kaal en ouderwets punky. Verder: een agressieve basgitaar en een simpele drum sample, meer niet. Teksten over werk zoeken, knokpartijen, zuipen en meer van dat soort zaken. Kortom, alles wat je van het duo verwacht als je ze ziet. Het beste aan de act is dat het voelt als een ellenlange openingsscène van een Guy Ritchie film, die uiteindelijk tot een enorme knokpartij moet leiden waarin alle karakters worden voorgesteld. Of misschien meer nog als Snatch de budgetmusical. Opgevoerd in de lokale, bedompte kroeg.

XXYYXX

R&b is overal tegenwoordig, dus ook in elektronische muziek. Er is een hele hausse van jonge honden die op slaapkamers knutselen met zwoele vocals, breakbeats en vooral heel veel, hele harde bassen. De meesten hebben een naam waarvan je in eerste instantie geen idee hebt hoe je het moet uitspreken. Een symbool, driehoekjes voor de bonuspunten, of letters die elkaar meestal niet achter elkaar opvolgen. XXYYXX past precies in dat rijtje. De eerste vijf minuten is er paniek. De bas werkt niet, en dat is net het meest essentiële onderdeel van zijn muziek. Na vijf minuten komt de technicus erachter dat er een knopje verkeerd staat, en kan de jonge Amerikaan alles onderin dichtsmeren. Dat maakt het niet beter. Tijdens de opening tracks zijn die open ruimtes juist verfrissend, met de overal opduikende bas wordt het als geheel log en lomp. Marcel Everett, zoals zijn moeder hem noemt, lijkt niet te weten wat hij wil. Telkens als een vocal net echt begint te glijden laat hij de boel ontsporen, als het net goed begint te beuken zwakt hij de beat weer af. Er zijn tig producers die dit echt beter doen, maar echt slecht is XXYYXX ook niet. Als je met zo veel geweld de bassen de X-Ray in slingert mag het resultaat best meer uitgesproken zijn. Aan de andere kant, hij is nog maar 18, dus waarschijnlijk komt die eigenwijze sound vanzelf. (Ralph-Hermen Huiskamp)

The Silverfaces slaagt (opnieuw) voor grote testcase

Het publiek lijkt niet helemaal voorbereid op het optreden van de geoliede machine die The Silverfaces heet; emorockers Twin Atlantic viel namelijk uit en dús mogen de 60s rockers invallen. Het is ook nog eens vrij rustig in de tent, maar de band speelt, wellicht door de last-minute boeking, vrij en onbevangen. Eerder doken Sander en Arnout Brinks, samen Tangarine, de backstage van de Charlie in om hun jongere zus Sonya Vos, de bassiste van The Silverfaces, succes te wensen. Een bijzonder moment voor de familie, want dit is voor het eerst dat de familieleden tegelijk op een groot festival als Lowlands spelen. Dat het wel snor zit met de muzikaliteit in de familie van Sonya Vos wordt tijdens dit optreden maar weer eens bevestigd. Samen met drumster Nienke Overmars is ze de drijvende kracht achter de band. Zij geven frontman Jesse Koch de ruimte om te excelleren en dat doet hij met bravoure. Met toetsenist Martin Scheppink erbij speelt de band zó strak als het kontje van een mier; dit is dan ook de kracht van The Silverfaces. Aan diversiteit in de set kan nog winst geboekt worden, maar desalniettemin slaagt The Silverfaces na Noorderslag ook voor het Lowlands-examen. (Tim Schakel)