Lowlands 2014: het grote vrijdagblog

Marmozets, Glass Animals, Dan Croll, Hamilton Leithauser, Luke Sital-Singh, John Wizards en Rico & A.R.T.

Menno Visser, Ingmar Griffioen, Atze de Vrieze, Ralph-Hermen Huiskamp, Norbert Pek & Sjoerd Huismans ,

Vanwege de enorme hoeveelheid bands op Lowlands is het niet mogelijk om ze allemaal in een aparte recensie te bespreken. Vandaar dat we de wat kleinere, spannendere en/of aanstormende acts in tenten als de X-Ray en de Charlie, maar ook de India en de Bravo, recenseren in dit blog. Gedurende de vrijdag wordt dit artikel steeds aangevuld, blijf het dus in de gaten houden voor nieuwe recensies en beelden!

John Wizards: Tropische vrolijkheid uit Kaapstad

Al binnen drie seconden veroorzaakt John Wizard een lol die de hele set zal aanblijven. Het Zuid-Afrikaanse gezelschap onder leiding van John Withers heeft rijkelijk ingekleurde Paul Simon-achtige sound. De gitaartjes wapperen gemoedelijk en de toetsen hebben een bepalend tropisch xylofoonachtig geluid. Het dansbare geheel zit soms gevaarlijk dicht tegen het lullige aan zonder het daadwerkelijk te worden.

Briljante muzikanten staan er niet, maar juist dat onvaste zorgt ervoor dat het nooit te cheesy wordt. Zonder moeite fietsen ze er een jaren tachtig synth in of een ongedwongen funky gitaartje. Het tempo wordt hooggehouden, en alle prikkels houden het publiek in beweging. Withers meent soms ook te moeten zingen, wat hij niet te karakteristiek en ook niet krachtig genoeg doet. John Wizards moet het hebben van het instrumentale en dat is overheersend. Het is een aandoenlijk gezelschap, zelfs als ze voorzichtig, niet al te lang, een drumcomputer op hol laten slaan en wat electro laten zoemen. Om vervolgens weer in de vriendelijke klanken te belanden. Wat een verrassend leuk optreden. Zij blij, wij blij. (Norbert Pek)

Fiddler's Green verenigt Ierse folk en Duitse humor en dat is knap

Fiddler's Green is volgens Kees van Hondt de meest Keeswaardige band op Lowlands. En dat voor een stel Duitsers die Ierse folkmuziek in het spoor van The Pogues brengen. En dat vorig jaar ook al op Lowlands deden. Nu zijn ze gepromoveerd van de Lima naar de slotplek in de India. Meer goede voortekenen: Van Hondt schuifelt ook de tent in, achterin zwaait iemand met een tak, op het podium staat iemand vermomd als oude Ier met bokkenkop op en Fiddler's Green staat voor de legende van het hiernamaals vol van oneindige jolijt, waar de viool en dansers nooit stoppen. En daar gaan we... yeeeeeehaaaa. Op nummers als 'A Night In Dublin' en 'A Bottle A Day' vliegen meteen bier, opblaasbare dieren, strandballen en mensen door de lucht. Als zangers Patrick Prziwara en Ralf Albers 'Hey' roepen antwoordt die hele India "Heeey, heey, hey".

Dit is best een aparte band. Denk aan een mix van Ierse folklore met Blink 182 onzin punk, een violist in een clownspakje, een trekzak, elektronische bodhran (Ierse trom) en een langharige metalman als bassist. Daarmee maken ze Keltische folk zoals The Pogues en Waterboys dat doen en na bijna 25 jaar is zelfs het Duitse accent bijna helemaal verdwenen. Zo divers is het publiek ook; Fiddler's Green verbroedert alle leeftijden en gezindten. Dit is serieus een van de beste feestbands die ondergetekende ooit Lowlands in vlam zag zetten. Zelden zo'n groot contrast tussen stuurse beveiligers en uitzinnig feestpubliek gezien. Na een kwartier zijn er zeven mensen tegelijk aan het crowdsurfen. 'Raise your hands and make some noise' en daar volgt de India van voor naar achteren van links naar rechts. Dan is er ook plaats voor een vioolsolo met lichtgevende strijkstok op de maat van 'Seven Nation Army' van White Stripes. Tja. Ook dat kan. Slechte Duitse humor ook. Soms is het meer folklore, maar wat een feest. Die sitdown was wel vele malen indrukwekkender dan die van Bring Me The Horizon. Op 25 oktoberis in de Melkweg het volgende Keltisch-Germaanse feestje. Deze wordt toepasselijk afgesloten met 'Folk's Not Dead'. (Ingmar Griffioen)

Loom groovend The Growlers brengt zon, psychedelica en de schaduwzijde mee

Wat staat Growlers toch als een ongelofelijk stel slackende crusties op het podium. Dat slacken valt mee, met Chinese Fountain brengen ze eind september alweer hun derde album in twee jaar uit. Niettemin oogt frontman Brooks Nielsen als een doorgefreakte Mexicaan, die eerder op zoek is naar hard drugs dan naar werk. Hij zingt en beweegt ook wazig, de gitaristen ook, maar ze worden allemaal bijeengehouden door de ritmesectie, die er zo mogelijk nog vager bij staat en de langste crust heeft, maar altijd onverstoorbaar doorspeelt. Niet dat die psychedelische garagerock met surf, caribisch en soms zelfs reggae heel ingewikkeld is, maar het mengsel tovert gegarandeerd bij de meest neerslachtige Lowlander een glimlach op het gelaat.

Nummers als 'Naked Kids', 'One Million Lovers' en het nieuwe 'Big Toe' etaleren de kracht van The Growlers: een dikke lome groove, meeslepende dope zang en her en der een verdwaald surflijntje. Net als in Fear And Loathing In Las Vegas schemert bij deze Californische vogels ook altijd de donkere kant van de psychedelica door: 'She's a lost cause, so count your losses, how was I supposed to know she'd ruin me, beauty strong enough to trick me (uit 'Big Toe'). En ze staan niet stil: de aanstaande vijfde plaat telt ook een disconummer. Niet de meest geslaagde vernieuwing, maar toch. De sfeer blijft vandaag zomers en de vergrote Charlie staat continu goed vol. De zon is terug, de tequila trouwens ook, en die gaat niet meer weg. 'Look: I think we made the sun come out. Take down the top (of the tent)!' (Ingmar Griffioen)

Marmozets: Keurig tennismeisje blijkt krijsende post-hardcore

Als je vandaag bij Bring Me The Horizon dacht dat het wel wat minder tam en emo kon, dan ben je bij Marmozets aan een beter adres. Het Britse vijftal is meer post-hardcore dan metalcore, jonger en opereert vooral veel gretiger. Ze zijn pas sinds 2011 bij elkaar en dit jaar moet na een paar EP's dan het debuutalbum (bij Roadrunner) verschijnen. Frontvrouw Becca MacIntyre boeit. Ze mag dan niet de beste zangstem hebben, krijsen gaat haar goed af. Becca ziet er uit als een keurig tennismeisje dat doordeweeks stijfjes op kantoor zit, maar op deze werkdag in de India vreet ze bijna het podium op. En de bezoekers op de eerste rij zijn ook niet veilig.

Samen met haar broers op gitaar en drums en de gebroeders Bottomley op gitaar en bas vallen ze al bij opkomst aan. Ze hanteren een overrompelingstactiek die goed uitpakt en bovendien een aanzuigend effect heeft. Ze klimt op het drumpodium en springt er achterwaarts af en schreeuwt het uit: 'Why Do You Hate Me?'. Het klinkt niet constant zo heftig en fel, in andere momenten is Marmozets een beetje als een opgefokte Blood Red Shoes. De Britten hebben nog mee te zingen refreinen ook. We raken gedurende de set, dankzij nummers als 'Move Shake Hide' en 'Young And Free', meer en meer benieuwd naar die langspeler. 'We believe in a world for the young and free and we wrote a song about it. Zo eenvoudig kan het zijn. (Ingmar Griffioen)

Rico & A.R.T. bouwen er uiteindelijk nog een feestje van

Een feestje moet het worden bij Rico en A.R.T. en uiteindelijk werd het dat ook. Zwollenaar Rico bracht eerder dit jaar het album Irie uit, waarop hij terugkeert zijn Arubaanse roots en zijn raps over reggaebeats brengt. Vanmiddag opent hij de Bravo met een liveband met zelfs blazers en hij trekt behoorlijk wat publiek. Grappig zijn de vele merknamen, die hij in zijn teksten weet te etaleren.

Probleem is wel dat het halverwege de show wat inkakt: de vele midtempo reggaestukken missen de nodige afwisseling. Gelukkig trekt hij dan zijn geheime wapen uit de kast: uptempo hiphop klassiekers uit zijn tijd bij Opgezwolle en Fakkelteitgroep. En zie de vuisten dan in de lucht gaan. Als dan ook nog Typhoon, Shyrock (Postmen) en Sticks ten tonele komen, wordt het toch nog een feestje. Het is dat ex-Doe Maar held Henny Vrienten - en medewerker op Rico & A.R.T.’s album Irie - op het moment in Amerika verblijft, anders had hij ook nog mee gefeest. (Menno Visser)

Glass Animals: net niet spannend genoeg

De sfeer in de X-Ray zit er voor aanvang van openingsband Glass Animals goed in, op deze - nu nog - zonnige vrijdagmiddag. Het nummer waarmee ze opkomen wordt volop meegeklapt door het hipstersegment van het Lowlandspubliek, dat zich hier heeft verzameld. De vier Britten krijgen een uitbundig applaus. Ze komen op in standaardbezetting: zang, gitaar, bas en drums. Even lijkt het alsof het rijk georkestreerde debuutalbum ZABA live wat uitgekleed gaat worden. Ondanks het uitstekende psychedelische spel van de gitarist klinkt Glass Animals aanvankelijk als een nogal standaard gitaarbandje.
 
Gelukkig worden even later de gitaar en bas aan de kant geschoven ten faveure van meer elektronica. Toetsen en samples zijn onmisbaar in prijsnummers als ‘Black Mambo’ en ‘Gooey’. Hoewel deze songs een stuk spannender (want meer als op de door mastermind Paul Epworth geproduceerde plaat) klinken, kunnen alle delay-effecten in de wereld niet verhullen dat zanger Dave Bayley het allemaal maar met moeite redt. Bovendien verschiet Glass Animals zijn kruit al redelijk vroeg in de set. Een verrassend toffe cover van Kanye West’s ‘Love Lockdown’ kan niet voorkomen dat het wachten op dé hit ‘Pools’ wat lang wordt.
 
Als die afsluiter ‘Pools’ dan eenmaal daar is, weet Glass Animals het optreden dan toch nog overtuigend te redden; op de Afrikaanse ritmes van het nummer worden uitbundig gedanst. 'You guys have been way too good for us,' zegt Bayley tegen het publiek. Daar zal vast wat valse bescheidenheid bij zitten, maar het is helaas wel een beetje waar. Conclusie: prima openingsband, maar het mag allemaal wel ietsje spannender in een tent als de X-Ray. Met een blik op de rest van het programma gaat dat ook zeker gebeuren. (Sjoerd Huismans) 
 

Walkman Hamilton Leithauser verbeten uitgeblust

'Do you ever wonder why I sing these love songs when I don't have no love at all,' zingt Hamilton Leithauser met zijn rauwe stem. Als frontman van indieband The Walkmen was hij de eeuwige underdog. Zeer geliefd bij een klein gezelschap, pas bij het vierde album op tour in Europa, op Lowlands eens in een half gevulde India. Dat werk. Nu de band uit elkaar gevallen is, moet hij weer op nul beginnen. Dat doet hij met een fraaie plaat vol nachtliedjes, die hij hier om half twee 's middags mag vertolken. Het beeld is sterk: terwijl zijn bandgenoten langzaam het familieleven in gleden, bleef de frontman alleen achter aan de bar, in zijn forensenkostuum zonder strop. Met Walkmen-gitarist Paul Maroon (en diens herkenbare geluid) aan zijn zijde ontgint hij een melancholiek en muzikaal iets kalmer terrein, zij het nog altijd met de nodige felheid. Leithauser is gestopt met zijn strijd, zingt hij. Zijn strijd tegen, ja, waartegen eigenlijk. Zo lang hij de motor kan laten draaien, is het goed. Dat klinkt uitgeblust, maar de bekends verbeten trek om de mond van de zanger is er nog steeds. Nu eens kijken of hij dit solo-avontuur lang genoeg volhoudt om weer zoveel goede songs bij elkaar te sprokkelen als met The Walkmen. (Atze de Vrieze)

Klungel Dan Croll moet het van een computer hebben

Als je Dan Croll alleen kent van 'In/Out', of vooral de sterke single 'From Nowhere' kent, kom je vandaag bedrogen uit. Op de beste momenten speelt de gitarist Afrikaanse riffjes en krijgt het door de meerstemigheid een Graceland (Paul Simon) feel. Maar net te vaak zoekt Croll een kabbelende, bijna folky kant van zichzelf, een kant die lang niet zo leuk is als wanneer hij dansbare popliedjes maakt. Sterker nog, eigenlijk zijn die twee eerder genoemde nummers de enige echt goede momenten van zijn show. Dat komt overigens niet alleen omdat de rest wat minder goed in elkaar steekt, maar ook door zijn band. Als de bassist en toetsenist net wat scherper erop zouden zitten, hadden ook de zwakke momenten al wat meer swung gehad. Nu maakt de bas het juist lomp, en de toetsenist zelfs houterig. Extra pijnlijk is dat bij 'In/Out' een groot deel van de begeleiding uit de computer komt, wat misschien ook verklaart waarom het een van de hoogtepunten is. Met een klungelige frontman kom je weg, zeker als hij zo veel charme heeft als Croll, zelfs als de liedjes niet zo goed zijn. Maar als de band ook klungelt, blijft er te weinig over. (Ralph-Hermen Huiskamp)

Beproefd receptuur Luke Sital-Singh laat geen indruk achter

Misschien was Luke Sital-Singh een paar jaar terug smoorverliefd op een meisje dat hem niet zag staan. In plaats van bij de pakken neer te gaan zitten, greep hij zijn gitaar en schreef een liedje waarin hij al zijn frustraties stopte. Ze moesten en zouden een stel vormen. Hij won ermee de jackpot. 'Greatest Lovers' had niet alleen hitpotentie, het meisje viel ook nog eens als een blok voor hem. Niet gek, want het is naast een prima liedjesschrijver ook nog eens een mooie gast om te zien. Maar nu lijkt Luke meer te willen: meer vrouwenharten moeten smelten. Hij heeft nu een hele trits nummers volgens het zelfde recept geschreven. Smachten naar liefde, en daar in het refrein de longen uit zijn lijf over schreeuwen en af en toe de noten nog maar net halen. Als hij iets minder braaf was geweest had Faberyayo (of Kees van Kooten) het geilboos genoemd. Maar nu schreeuwt Luke Sital-Singh vooral om heel hard geknuffeld te worden. 'EN VERLIEFD KIJKEN OOK.' Alle nummers van de set vandaag hebben diezelfde vorm; zwijmelen, brullen, happen naar lucht, en dan nog drie keer. Bij het een na laatste nummer laat de Brit zich echt even gaan. Hij sloopt zijn gitaar, en haalt ook nog eens zijn vinger open. Het komt blijkbaar echt van diep. Maar het lijkt tien keer een interpretatie van hetzelfde nummer. Jammer, want hij heeft als zanger genoeg talent om de Charlie solo te boeien, maar echt indruk maakt het niet. (Ralph-Hermen Huiskamp)