Lowlands 2014: The Black Lips wil een 50's homo-erotische motorclub zijn

„Spectaculaire dingen gebeuren alleen bij hele goede en hele slechte shows”

Atze de Vrieze ,

De sessie van The Black Lips gaat misschien toch niet door. Of toch wel. Nee, toch niet. Ze zouden er al moeten zijn, maar ze laten niets van zich horen. Ja, het gaat toch door, maar dan met alleen zanger Cole Alexander. Zo ging het afgelopen mei op Le Guess Who Mayday. Zo kennen we de garageband: grillig en lastig te vangen. Oh, of het interview ook twee uur eerder kan, want anders is ie straks weer verdwenen of heeft ie geen zin.

Verse bloedvlekken op zijn broek
Direct na die sessie - Cole knutselde iets met hiphop en country, helaas toch niet echt geschikt voor publicatie - zit de Black Lips frontman goed gehumeurd op de trap van Tivoli-Vredenburg. Hij heeft zich zojuist vergaapt aan het nu nog kleine affiche van Le Guess Who in het najaar, waarbij zijn oog vooral viel op de naam Selda, een magische naam voor liefhebbers van Turkse psychedelische muziek uit de jaren zeventig, en dat zijn The Black Lips. "Geweldig”, zegt Alexander. "Dat zou ik graag willen zien.” 
 
Cole Alexander draagt een petje dat hij zo te zien vaak draagt. De klep heeft een bruine rand, als een soort erosie van zweet, aandenken aan de honderden shows die hij er vermoedelijk mee heeft gespeeld. Op zijn broek verse bloedspetters, die afkomstig blijken van zijn hand. Hij bijt erop, vertelt hij, "zoals andere mensen op hun nagels bijten. Nerveuze energie zonder richting.” Om zijn nek hangt een botje van een dier, met daarop een met viltstift getekende swastika. Een omgekeerde, wel te verstaan, want Cole Alexander heeft niets met nazi’s, en des te meer met de native American cultuur, die een paar generaties verder in zijn bloed zit. Als hij erover vertelt, blinken zijn tanden. "Mijn vriendin heeft dit gemaakt”, zegt hij. "Ik laat een mooi symbool als de swastika niet verpesten door mensen die er misbruik van maken. Het is een krachtig symbool, dat draait om de cirkel van het leven. Die streepjes er omheen staan voor de stralen van de zon.”
"Dat stukje biseksualiteit hebben we simpelweg van de bonobo’s overgehouden"
We kennen The Black Lips als grillig en wild. Bad Kids, doopten ze zichzelf in 2008 in hun beste liedje uit 2008. "Bad kids, all my friends are bad kids. Product of no dad kids, kids like you and me.” Om de zoveel tijd hoor je wel weer een verhaal, natuurlijk altijd net over een optreden waar je zelf niet bij was. Vroeger over dat ze zichzelf in de bek pisten tijdens optredens. Of hoe de leden elkaar graag vol op de bek pakken, en over hoe dat in India zodanig niet gewaardeerd werd dat ze met de staart tussen de benen het land uit vluchtten. En die keer op SXSW, dat ze ruzie maakten toen de security een moshpit onderbrak. "So call the cops, tell 'em to come pick me up”, klinkt het provocerend in het nieuwe liedje Smiling. "I’ll call my mom, collect call that will make her cry. I’m a stupid son. I was only havin' fun.”
 
Ja, dat soort dingen gebeurt nog steeds, vertelt Alexander. De lontjes zijn nog steeds kort, als de gelegenheid zich voordoet. "Het kan natuurlijk niet elke dag raak zijn. 'Ze zijn rustiger geworden’, zeggen mensen dan. Uiteindelijk kan er altijd iets gebeuren, maar we zijn altijd afhankelijk van allerlei factoren, de plek waar we spelen, het publiek. Spectaculaire dingen gebeuren vooral bij hele goede of hele slechte shows. Is het meer gemiddeld, dan is de kans kleiner. We zijn nu op tour met Fat White Family, die gasten zijn erg jong, gek en gepassioneerd. Daar voelen we ons absoluut mee verbonden, dat soort bands houdt ons scherp.”
 
The Black Lips zelf is immers al vijftien jaar bezig. Underneath The Rainbow, dat dit jaar verscheen, is alweer het zevende album. De met whisky doordrenkte single Boys In The Wood is langzamer dan veel van hun liedjes, maar met die zeurderige dubbele vocalen wel direct herkenbaar. Het nummer heeft een opvallend freaky videoclip. De beroemde fotograaf Mick Rock (bekendste foto: Lou Reed’s Transformer-hoes) schoot de cover van het album. "Met een homo-erotisch tintje”, zegt Cole Alexander. "Dat wilden wij graag. Specifieker nog: een 50’s homo-erotische motorclub. Daar blijven we graag mee spelen, omdat het voor andere mensen subversief en voor onszelf volstrekt natuurlijk is. Geen van allen zijn we homo, maar dat stukje biseksualiteit hebben we simpelweg van de bonobo’s overgehouden. Mick Rock hebben we ontmoet toen Vice een verhaal over hem maakte en ons met hem in contact bracht. Mick heeft niet alleen vroeger belangrijke beelden gemaakt, maar ook recent de cover van de laatste Atlas Sound. We wilden heel graag met hem werken.” 

Soulprotege Curtis Harding
Inspiratie zoekt de band ook in samenwerkingen. Hun vorige album werd verrassend geproduceerd door Mark Ronson. Een enorm verschil met de haast onluisterbaar rauwe eerste platen, en toch goed. Op hun nieuwe album werkten ze met Patrick Carney van The Black Keys en Daptones-gitarist Tommie Brenneck. Nog een opvallende naam: Curtis Harding, een soulzanger die door Cole Alexander als een soort protege gesteund wordt. Hij bracht onlangs zijn debuutalbum uit via Burger Records.

"Ik houd heel erg van soul en gospel”, zegt hij. "Curtis was onder andere achtergrondzanger bij Cee-Lo, maar hij schreef ook eigen nummers. Op een gegeven moment ben ik een bandje begonnen met hem en iemand van de band Night Beats. Het heet Night Sun, en we hebben een 7 inch uitgebracht bij Burger Records, een label dat vooral cassettes uitbrengt. Ik ben enorm fan van dat label. Voor mij zijn cassettes geen curiositeit, ik houd echt van dat medium. Alle dragers hebben hun eigen doel. Mp3’s voor snel downloaden en luisteren, cd’s voor skippen in de auto op zoek naar het beste liedje, tape en vinyl voor het hele album.” 

Curtis Harding schreef ook een nummer samen met Jared Swilley, bassist van The Black Lips. Uitzonderlijk: I Don’t Wanna Go Home staat zowel op zijn eigen album als op Underneath The Rainbow. "Ik moet die twee versies eigenlijk nog steeds een keer achter elkaar opzetten”, zegt Alexander. "Ik ben blij dat het goed gaat met hem. Er is zo verschrikkelijk veel muziek tegenwoordig, ook voor goede muzikanten is het verschrikkelijk moeilijk om boven te komen drijven.”