3voor12 is op London Calling. We volgen de optredende acts van de vrijdag in dit liveblog, dat in de loop van de avond steeds weer wordt aangevuld. De act waar iedereen later vanavond natuurlijk naar uitkijkt is Jungle, sensatie van het voorjaar met de hit Busy Earning. Maar er is meer...
Jungle
Amper een half jaar geleden was het allemaal nog superspannend. Niemand wist wie Jungle was of waren, en op de EP na wist niemand ook waar ze toe in staat waren. Op Eurosonic werd duidelijk dat er een enorme band achter de naam schuilging, met twee frontmannen, twee drummers, twee achtergrondzangers, en één bassist. En dat ze broeierige pop speelden, vol met seventies soul en funk. Nu, een half jaar later is er goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws: het spannende is er wel af. Het goede nieuws: ze spelen nog veel strakker dan op Eurosonic, waardoor het nog meer een geheel is geworden, waarin niemand de spotlight opeist, maar ieder zijn plek heeft. En dat terwijl het stuk voor stuk akelig goede muzikanten zijn. Bij de gitarist zie je dat terug in zijn funky riffs, waarin hij geen noot te veel speelt en toch maximaal effect heeft, en in zijn smoothe licks in Drops, een slowjam die zo uit de koker van D’Angelo lijkt te komen. Bij de ritmesectie zie je de perfecte samenwerking tussen de drummer, de percussionist en de bassist (ook al wordt de bas om het nummer doorgegeven). En bij de frontmannen, voor zover daar sprake van is, verbaas je je na een paar nummers zelfs niet meer over hun tweestemmige zang met kopstem.
Maar laat je niks wijs maken, het echte geheime wapen van Jungle zijn de achtergrondzanger en -zangeres. De hele avond lijken acts moeite te hebben met toonhouden, hier is alles spot on. De ingestudeerde dansjes werken als een katalysator op het publiek; zodra zij weer een dansje inzetten merk je dat het publiek ook weer een nieuwe stoot energie krijgt. Maar zelfs als de achtergrondzangers tijdens het laatste nummer de ruimte krijgen om eindelijk flink uit te halen, doen ze het zonder een stapje naar voren te doen, en worden er geen spotlights op ze gericht. Jungle lijkt een machine geworden, waarin elk bandlid een schakeltje in het geheel vormt, en die vanaf het eerste nummer al op volle toeren lijkt te draaien en toch moeiteloos blijft schakelen. (Ralph-Hermen Huiskamp)
Menace Beach
Ook London Calling afficheert Menace Beach als supergroep en dat is wel te begrijpen daar ze aardig wat bekende muzikanten uit Leeds herbergen. Zo doet gitarist Rob Lee van Pulled Apart By Horses mee. De herinnering aan die shows op Eurosonic en Paaspop alleen al... en met die woeste drummer (uit de band Sky Larkin) en zanger Ryan Needham (Komakino), met Kurt Cobain-haar en Burger Records-shirt, zijn de voortekenen in ieder geval goed. Dat zijn de eerste nummers ook: althans die rocken meteen lekker fel. En hoewel je je kunt afvragen of je hiervoor echt vijf man nodig hebt; de mix van fuzzrock, shoegaze en Madchester en Amerikaanse rock heeft wel impact.
Met titels als Drop Outs, Dream Out, Burn Out, Teenage Jesus en Tastes Like Medicine zijn de thema's niet moeilijk te raden. Uitschieters zijn het derde nummer Where I Come From en afsluiter Fortune Teller, waarin Needham en zangeres Liza Violet heerlijk 'Get It Wrong' scanderen en de samenzang wel raak is. De bovenzaal was al veel eerder om. Zoals wel vaker rond middernacht doet Menace Beach een heel stel niet al te geruchtmakende bands verbleken. Boffen voor het publiek dat het net met Wolf Alice al heftig voor de kiezen kreeg. Maar hé; dit is no-nonsense rock, lekker gejaagd gespeeld en opruiend genoeg: daar is de eerste crowdsurfer al. Na 9 nummers in 25 minuten laten ze London Calling met een muur van feedback achter. Was getekend, Menace Beach. (Ingmar Griffioen)
Wolf Alice
Tot nu was het allemaal nog wat rustig en tam in de grote zaal, maar tijdens Wolf Alice staat het opeens stampvol. Waarschijnlijk omdat Jungle erna speelt, maar geen ziel die er over piekert om er tussen uit te knijpen. Daar staan ze: Een gitarist met dichtgeknoopte Fred Perry polo, een bassist in koltrui met korte mouwen en piekerig gebleekt haar, een drummer in oversized Morrissey-hemd en een charmante, petit zangeres die precies genoeg flirt met de verliefde jongens op de eerste rij: het had zo een scene uit een Guy Ritchie film kunnen zijn. En dan hebben we het nog niet eens over de muziek gehad. Euforische, psychedelische rock met een voetje in de dance, zoals bijvoorbeeld Stones Roses dat begin jaren negentig deden, maar dan met een zangeres en met hardere gitaren. Als er halverwege, precies na de waanzinnige Wicked Games-cover een pit ontstaat, en de bassist er nog meer venijn in gooit, wordt het alleen nog maar beter. Opmerkelijk trouwens dat Wolf Alice deze cover van Chris Isaak speelt, precies dezelfde cover deed London Grammar hier een half jaar geleden. Rood licht, de rookmachine vol aan: het is echt weer even 1990. Wolf Alice blijkt misschien wel dé sensatie van de eerste avond London Calling. (Ralph-Hermen Huiskamp)
Teleman
Het is nooit echt officieel uitgesproken, maar het lijkt erop dat Pete and the Pirates niet meer bestaat. Drie leden uit die band hebben nu een nieuw project: Teleman. Iets minder springerig, en vooral nog een stukje Britser. Maar helaas ook een stukje grijzer. Op de laatste minuut na lijkt het alsof je een keer of zeven hetzelfde, best wel aardige liedje hebt hoort. Ergens tussen Belle & Sebastian en The Clientele, met af en toe een verdwaald psychedelisch orgeltje. Het is dat de bassist en de toetsenist zo lekker aan het gaan zijn, want van de drummer en de zanger moeten we het niet hebben. De laatste minuut ontspint zich overigens opeens een spannende jam, met zowaar iets van een groove, en heb je het idee dat je even moet opletten. Als ze dit iets eerder hadden gedaan was niet iedereen al in slaap gesukkeld. Alles daarvoor was te goed om slecht te noemen, maar zeven keer hetzelfde middelmatige liedje is toch ook echt nauwelijks goed te noemen. (Ralph-Hermen Huiskamp)
Folly and the Hunter
De folkpop uit Canada springt zo van het podium af en de zaal in en daar wordt London Calling blij van. Na weer een applaus biecht de frontman op: "This is our first time in Amsterdam and this is more than we could have hoped for." Dat is sympathiek maar niet helemaal waar. Althans op basis van de fijne set die het kwartet vorige week bij 3voor12 Radio speelde en het niet overdreven spetterende doch prima tweede album Tragic Care. Folly and the Hunter onderscheidt zich met mooie samenzang en de jong ogende ritmesectie is inclusief xylofoon en trom ook dik in orde. Wat meer stilte in de andere helft van de bovenzaal zou wel leuk zijn.
Een beetje beginnend komt het ook wel over, als de toetsenist onzeker naar de volgende song op de setlist vraagt. Folly and the Hunter bekoort met harmonieuze songs als Ghost en ook de afsluitende nieuwe track Awake is raak. En net als je denkt dat het toch wel erg lievig wordt hebben ze nog een twist in petto. Een lichte dat wel. De band is zo lichtvoetig, vrolijkmakend en behapbaar dat je ze deze zomer op best wat festivals zou kunnen neerzetten. Of ze daar vervolgens tot de toppers gaan behoren, valt dan wel zeer te betwijfelen. (Ingmar Griffioen)
Kins
Vier jongens uit Brighton die wat meer uitgesponnen pop en rock maken. Bij vlagen nogal pathetisch gezongen door Thomas Savage, het is dat er een drummer zeer verbeten aan het werk is en dat hij het tempo wat opvoert. Verder veel ijle gitaar- en vooral synthlijnen, breaks en tempowisselingen die het geheel toch een wat neuzelig, arty cachet geven. Savage speelt op sokken, een grijze en een witte welteverstaan, en staat graag met de rug naar het publiek heen en weer te bewegen, als iemand die er nu eens als vechtsporter en dan weer als schaatser uitziet. Het onderlinge contact oogt minimaal en dat lijkt voor het spelplezier ook te gelden. Nee, Kins spat bepaald niet van het podium af. Maar daar beginnen ze halverwege even gezamenlijk aan een dwars nummer zeg. Kijk: het kan wel. Laat die drummer maar leiden. Sowieso beschikt Kins over een jaloersmakende ritmesectie. Gaandeweg wordt de band steeds leuker, naarmate ze meer opschuiven richting dwarse post-rock. Hoogtepunt is het stuwende slotnummer Mockasin's. (Ingmar Griffioen)
Hoewel San Fermin met acht man sterk op het podium staat, is het eigenlijk een project van de toetsenist, Ellis Ludwig-Leone. Dat wordt des te meer duidelijk als hij halverwege een nummer aankondigt als ‘my new song’. Het verklaart ook meteen waarom er wat wisselingen zijn geweest in de band. Sonsick blijkt live nog steeds sterk nummer, probleem is echter dat de zangeres die de single inzong niet mee is op tour. De zangeres die er wel bij is kan de knappe melodieën niet aan en zit er nogal eens naast. Niet alleen bij dit nummer overigens. Wanneer de mannelijke zanger de hoofdrol heeft, gaat het vaker goed, al houdt het niet over. Pas in de instrumentale stukken blijkt echt de potentie. De twee blazers en de drummers zorgen voor de spaarzame hoogtepunten De drummer switcht moeiteloos tussen ritmes en vult zichzelf aan met een drumcomputer. De baritonsaxofonist en de trompettist wisselen elkaar perfect af met gefreak en luchtige noten. Qua composities doet het niet veel onder voor een verwante act als Dirty Projectors. Maar ja, die hebben het vocaal iets beter voor elkaar. Want door die zang is het concert als geheel toch echt niet bevredigend. (Ralph-Hermen Huiskamp)
Happyness
Leuke jongens, die knakkers van Happyness, jongens met humor en lekkere post-grunge songs op zak. Jongens uit Londen ook. "Like everybody else here today", grapt de zanger-bassist. Het trio kruidt de songs met wat noisy Sonic Youth-lijntjes, maar paart toch vooral die warme, slome feel van bands als Splashh of Best Coast aan de post-grunge van een Wavves of de vroege Weezer. Lekker slordig oogt het ook allemaal. Hoe ze die spijkerbroek opgerold en afgezakt dragen, de blouse en het T-shirt te wijd. Sloppy, zoals het deels instrumentale nummer middenin de set na een minuut of 5 ook eindigt. Toch spelen ze met gevoel en effect.
De presentatie wordt met enige onbegrip ontvangen en is soms wat bizar: "Here's a song about killing lots of people on a party." Sterkste troef Montreal Rock Band Somewhere (...) begint ook zo: "I'm wearing Wim Butler's hair and there's a scalpless singer of a Montreal rockband somewhere..." Het klinkt nog als een slechte intermezzograp maar het is toch echt de centrale tekstlijn van hun bekendste en tot nu toe beste nummer. Het staat op de enige EP, het komende album zal ook grappen bevatten als "Great minds think alike, all brains taste the same", schijnbaar de volgende single. En goede lo-fi grunge, laat dat duidelijk zijn. (Ingmar Griffioen)