1. Royal Blood
Als je je ogen dicht doet, denk je dat je dat er een viermans rockformatie voor je staat. En dan heb je waarschijnlijk binnen vijf seconden een biertje of een elleboog in je oog. Want Royal Bood weet met zijn tweeën zo veel testosteron de zaal in te storten dat de eerste tien meter van de grote zaal na drie nummers verandert in een enorme pit. Het blijft wonderlijk hoe de zanger zo’n enorm geluid uit zijn bas kan toveren. Het schijnt dat hij door drie versterkers speelt, waardoor hij in één keer alle lagen inspeelt. En zo hoor je het ene moment alleen een straffe gitaarriff die á la Slayer het publiek massaal zijn vuist in de lucht laat steken, en het volgende moment komt er nog een gierende bas bij waarna de pit gewoon weer losbarst. En dat zonder dat er een looppedaal aan te pas komt.
De grote kwaliteit van het duo zit in het enorm strakke spel. Want hoe groter je band, hoe meer bandgenoten die jouw kleine foutjes kunnen compenseren. Met zijn tweeën kun je je geen fout permitteren, en zij maken er dan ook geen. En dus komt de band weg met de grote gebaren: het aansporen tot meeklappen, het theatraal aaien van de gitaarhals, als toegift nog even een riff neerzetten en staand het drumstel aan gort slaan. Het mag allemaal. Want als er een vakjury was geweest, had Royal Blood ongetwijfeld de volle twaalf punten gekregen. (Ralph-Hermen Huiskamp)
London Calling, voorjaar 2014: De Top 10
Met afstand op nr. 1: Royal Blood, Wolf Alice 2e en Jungle op 3
London Calling voorjaar 2014 zit erop. Het was - eerlijk is eerlijk - een moeizame editie. De eerste dag bleef het balkon van Paradiso tot tien uur dicht, de tweede voelde toch de concurrentie van het Songfestival. Daar komt bij dat meer en meer festivals in de poel met getalenteerde vissen, en dat de toestroom aan goede Britse bands niet zo groot is als voorheen. Maar er waren zeker weer mooie dingen te ontdekken. Dit is de London Calling Top 10 volgens het team van 3voor12.
2. Wolf Alice
Tot nu was het allemaal nog wat rustig en tam in de grote zaal, maar tijdens Wolf Alice staat het opeens stampvol. Waarschijnlijk omdat Jungle erna speelt, maar geen ziel die er over piekert om er tussen uit te knijpen. Daar staan ze: Een gitarist met dichtgeknoopte Fred Perry polo, een bassist in koltrui met korte mouwen en piekerig gebleekt haar, een drummer in oversized Morrissey-hemd en een charmante, petit zangeres die precies genoeg flirt met de verliefde jongens op de eerste rij: het had zo een scene uit een Guy Ritchie film kunnen zijn. En dan hebben we het nog niet eens over de muziek gehad. Euforische, psychedelische rock met een voetje in de dance, zoals bijvoorbeeld Stones Roses dat begin jaren negentig deden, maar dan met een zangeres en met hardere gitaren. Als er halverwege, precies na de waanzinnige Wicked Games-cover een pit ontstaat, en de bassist er nog meer venijn in gooit, wordt het alleen nog maar beter. Opmerkelijk trouwens dat Wolf Alice deze cover van Chris Isaak speelt, precies dezelfde cover deed London Grammar hier een half jaar geleden. Rood licht, de rookmachine vol aan: het is echt weer even 1990. Wolf Alice blijkt misschien wel dé sensatie van de eerste avond London Calling. (Ralph-Hermen Huiskamp)
3. Jungle
Amper een half jaar geleden was het allemaal nog superspannend. Niemand wist wie Jungle was of waren, en op de EP na wist niemand ook waar ze toe in staat waren. Op Eurosonic werd duidelijk dat er een enorme band achter de naam schuilging, met twee frontmannen, twee drummers, twee achtergrondzangers, en één bassist. En dat ze broeierige pop speelden, vol met seventies soul en funk. Nu, een half jaar later is er goed nieuws en slecht nieuws. Het slechte nieuws: het spannende is er wel af. Het goede nieuws: ze spelen nog veel strakker dan op Eurosonic, waardoor het nog meer een geheel is geworden, waarin niemand de spotlight opeist, maar ieder zijn plek heeft. En dat terwijl het stuk voor stuk akelig goede muzikanten zijn. Bij de gitarist zie je dat terug in zijn funky riffs, waarin hij geen noot te veel speelt en toch maximaal effect heeft, en in zijn smoothe licks in Drops, een slowjam die zo uit de koker van D’Angelo lijkt te komen. Bij de ritmesectie zie je de perfecte samenwerking tussen de drummer, de percussionist en de bassist (ook al wordt de bas om het nummer doorgegeven). En bij de frontmannen, voor zover daar sprake van is, verbaas je je na een paar nummers zelfs niet meer over hun tweestemmige zang met kopstem.
Maar laat je niks wijs maken, het echte geheime wapen van Jungle zijn de achtergrondzanger en -zangeres. De hele avond lijken acts moeite te hebben met toonhouden, hier is alles spot on. De ingestudeerde dansjes werken als een katalysator op het publiek; zodra zij weer een dansje inzetten merk je dat het publiek ook weer een nieuwe stoot energie krijgt. Maar zelfs als de achtergrondzangers tijdens het laatste nummer de ruimte krijgen om eindelijk flink uit te halen, doen ze het zonder een stapje naar voren te doen, en worden er geen spotlights op ze gericht. Jungle lijkt een machine geworden, waarin elk bandlid een schakeltje in het geheel vormt, en die vanaf het eerste nummer al op volle toeren lijkt te draaien en toch moeiteloos blijft schakelen. (Ralph-Hermen Huiskamp)
5. The Bohicas
The Bohicas stapt onder begeleiding van een instrumentale soulplaat het podium op. Volledig in het zwart, met leren jasje en vooral met een enorme attitude. De zanger is het type Brit die eerst zijn pint gaat atten, om je vervolgens vanuit het niets een klap voor je kop te geven. En als je niet uitkijkt nog één. Net te opgefokt, maar daardoor de ideale frontman voor de muziek die de band maakt. Puntige rock, met snerpende solo’s, als Arctic Monkeys, met tempowisselingen en wendingen zoals Franz Ferdinand ze geperfectioneerd heeft. Labelgenoten overigens, want voordat Bohicas iets heeft uitgebracht zijn ze al op Domino Records getekend.
Qua opbouw zit het ook goed. Na het vlammende begin wordt er gas terug genomen, en precies op het moment dat het in lijkt te kakken wordt het concert stilgelegd. Het is tijd om de boel op te voeren, kondigt de zanger aan. En dus mogen de gitaren weer gieren, gooit de drummer er weer meer cowbell in, en neemt de zanger weer grotesque rockposes aan. Hij is duidelijk de stoerste gast van de hele kleine zaal, dat durf je niet eens in twijfel te trekken. Enig minpuntje is er een buiten hunzelf om. Ze staan écht te vroeg op de avond. Als dit om half een had gestaan, als iedereen al wat meer in de stemming is en nat van het zweet, dan was het publiek ook volle bak meegegaan. Nu bleef het bij wat enthousiast mee knikken. Zonde. (Ralph-Hermen Huiskamp)
6. Fat White Family
Fat White Family gaat lekker: ze rijgen de festivals aaneen, mogen openen voor The Pogues en staan straks ook tweemaal op Glastonbury. Maar eerst mogen ze de broeierige grote zaal van London Calling afsluiten. Daar komt me toch een stel ongewassen gasten het podium op lopen. Drie van de zes komen met ontbloot bovenlijf op en de zanger oogt daarvan het meest van de wereld: zeiknat (badolie, wordt er gefluisterd) en drugged out op het angstaanjagende af. Maar het komt de show ten goede. Ze beginnen voortvarend: albumopener Auto Neutron is de perfecte introductie in hun relaxede idioom (denk aan The Growlers met kerkzang). Raining in Your Mouth heeft al wat meer gekte en met het donkere, freaky I Am Mark E Smith geven ze blijk van hun liefde voor The Fall.
Het geheim van de, inderdaad blanke maar verder niet gezette, Londense familie is dat ze sloppy lijken te opereren, maar stiekem best geolied zijn. En dat met z'n zessen. Hun ding is sloom garagerocken à la Black Lips en daar dan net wat meer psych, blues en een fuzzy surfgitaar bovenop gooien en lekker met z'n allen brullen. Echt fel wordt het nooit, maar toch alsmaar intenser. Ze bezweren maar klinken tegelijkertijd alsof het feest kapot en vooral het bier op moet. Op de grote zaalvloer blijft het allemaal wel heel beschaafd. Daar zorgen twee Fat White Security Dudes wel voor; die op het podium klimmen verbieden en ook bij de pit een kijkje komen nemen. Niet echt rock 'n roll... Zanger Lias Saoudi houdt de piemel vandaag in de broek en lijkt helemaal in zijn eigen wereld op te gaan. Fascinerend zoals hij op blote voeten over podium zweeft, sensueel beweegt en met ogen dicht de mic zoent en dan die heerlijke nieuwe single Touch The Leather inzet. Zie die maar eens uit je hoofd te krijgen. Als ze na 30 minuten verdwijnen zet de dj meteen Black Lips' Modern Art in. Passend. (Ingmar Griffioen)
8. Menace Beach
Ook London Calling afficheert Menace Beach als supergroep en dat is wel te begrijpen daar ze aardig wat bekende muzikanten uit Leeds herbergen. Zo doet gitarist Rob Lee van Pulled Apart By Horses mee. De herinnering aan die shows op Eurosonic en Paaspop alleen al... en met die woeste drummer (uit de band Sky Larkin) en zanger Ryan Needham (Komakino), met Kurt Cobain-haar en Burger Records-shirt, zijn de voortekenen in ieder geval goed. Dat zijn de eerste nummers ook: althans die rocken meteen lekker fel. En hoewel je je kunt afvragen of je hiervoor echt vijf man nodig hebt; de mix van fuzzrock, shoegaze en Madchester en Amerikaanse rock heeft wel impact.
Met titels als Drop Outs, Dream Out, Burn Out, Teenage Jesus en Tastes Like Medicine zijn de thema's niet moeilijk te raden. Uitschieters zijn het derde nummer Where I Come From en afsluiter Fortune Teller, waarin Needham en zangeres Liza Violet heerlijk 'Get It Wrong' scanderen en de samenzang wel raak is. De bovenzaal was al veel eerder om. Zoals wel vaker rond middernacht doet Menace Beach een heel stel niet al te geruchtmakende bands verbleken. Boffen voor het publiek dat het net met Wolf Alice al heftig voor de kiezen kreeg. Maar hé; dit is no-nonsense rock, lekker gejaagd gespeeld en opruiend genoeg: daar is de eerste crowdsurfer al. Na 9 nummers in 25 minuten laten ze London Calling met een muur van feedback achter. Was getekend, Menace Beach. (Ingmar Griffioen)
10. Folly and the Hunter
De folkpop uit Canada springt zo van het podium af en de zaal in en daar wordt London Calling blij van. Na weer een applaus biecht de frontman op: "This is our first time in Amsterdam and this is more than we could have hoped for." Dat is sympathiek maar niet helemaal waar. Althans op basis van de fijne set die het kwartet vorige week bij 3voor12 Radio speelde en het niet overdreven spetterende doch prima tweede album Tragic Care. Folly and the Hunter onderscheidt zich met mooie samenzang en de jong ogende ritmesectie is inclusief xylofoon en trom ook dik in orde. Wat meer stilte in de andere helft van de bovenzaal zou wel leuk zijn.
Een beetje beginnend komt het ook wel over, als de toetsenist onzeker naar de volgende song op de setlist vraagt. Folly and the Hunter bekoort met harmonieuze songs als Ghost en ook de afsluitende nieuwe track Awake is raak. En net als je denkt dat het toch wel erg lievig wordt hebben ze nog een twist in petto. Een lichte dat wel. De band is zo lichtvoetig, vrolijkmakend en behapbaar dat je ze deze zomer op best wat festivals zou kunnen neerzetten. Of ze daar vervolgens tot de toppers gaan behoren, valt dan wel zeer te betwijfelen. (Ingmar Griffioen)
11. The Common Linnets