“Ik herinner me nog goed hoe de politie kwam opdraven bij het huis van mijn opa. Ze waren doosbenauwd om binnen te komen. Ik hing daar zomaar wat rond op de oprit en snapte er niets van. De bikers werden allemaal opgepakt, veel van hen zitten nog altijd in de gevangenis.” Het was vol van contrasten, de jeugd van Daniel Romano. Hij groeide op in een piepklein Canadees dorpje van een stuk of vier straten en bezocht dagelijks het huis van zijn grootouders, waar non-stop de muziek van Hank Williams senior, Merle Haggard en George Jones aanstond, traditionele countryliedjes die in niets leken op het ongure volk dat er over de vloer kwam. “Mijn opa was een zeer vooraanstaand figuur in de gemeenschap van de Hell’s Angels. Ze deden heel aardig tegen hem en respecteerden hem, maar waren mean looking dudes. Vraag me niet waarom, maar die superzoetsappige country kwam keihard binnen bij ze. Ik vond dat een openbaring: zelfs zij hadden een menselijke kant.”
Sindsdien zit die country in het bloed en DNA van Daniel Romano, hoewel hij als “boze tiener” aanvankelijk agressieve punkrockliedjes schreef met de band Attack in Black. Ze werden uitgebuit door hun Canadese label, en precies daarover verhaalt de verschrikkelijk geestige folk- en country-geënte debuutplaat van Romano: Workin’ For The Music Man. “Alle labels in Canada zijn min of meer corrupt”, meent hij. “Ze krijgen subsidies van de overheid om hun bands verder te helpen, maar sluizen dat terug naar hun eigen portemonnee door het aan de bands op te dienen als een lening die ze terug moeten betalen. Het is verachtelijk. Dat deed ons label ook bij ons, waardoor we een vreselijke schuld in de schoenen geschoven kregen die we met touren moesten terugbetalen. De enige manier om ons daartegenaf te zetten? Onszelf opheffen, ze nooit uitbetalen en opnieuw beginnen.”
ITGWO14 Daniel Romano: “Hiphop is CNN voor de ghetto, zoals country dat was voor boerenpummels”
Traditioneel country-enigma met Hell’s Angels-verleden staat dit weekend strak in het pak op Vlieland
In de grote pauze liep een zesjarige Daniel Romano steevast van school naar het landhuis van zijn opa. Hij ging er aan de grote houten tafel boterhammetjes zitten smeren, tussen de ‘tough ass’ Hell’s Angels die vaak in dezelfde boerderij rondhingen met zijn grootvader. “Zien hoe zulke zware jongens braken bij melodramatische liedjes, zachtjes weenden en meezongen? Dat gooide mijn wereldbeeld overhoop.” Met gelijksoortige zoetsappige countryliederen staat de Canadese songwriter Daniel Romano dit weekend op Into The Great Wide Open, keurig in een cowboypak gestoken.
Is country dood?
Zo begon Daniel Romano zijn solocarrière met Workin’ For The Music Man (2010). Inmiddels is de zanger twee albums verder. Eind vorig jaar verscheen zijn derde worp: Come Cry With Me, een fantastisch album waarin hij tragikomische karakters bezingt die telkens weer worden verlaten, om eenzaam achter te blijven. Hij beweent de jongen die wordt gedumpt door zijn moeder, die haar andere twee kinderen overigens wél houdt (Middle Child), de vrouw die telkens weer vreemdgaat (Just Between You And Me) en een knul met een gebroken hart die in ontkenning is. Nee, hij huilt niet over jou, hij is een acteur geworden en oefent op zijn rol in een romantische film (I’m not crying over you). “Het liefst zing ik over karakters die geen vlieg kwaad zouden doen, maar desalniettemin worden gedumpt.”
Hij schrijft over uit het leven gegrepen situaties, probeert Daniel Romano te zeggen, en precies om die reden noemt hij zichzelf ABSOLUUT geen countrymuzikant, maar hanteert hij liever de uit de duim gezogen genre-aanduiding ‘mosey’. “Moderne country heeft níéts te maken met wat ik doe. Country is dood, en alles wat in Nashville wordt gemaakt is supercommerciëel. Het is nietszeggende, vergeetbare muziek met elke twee jaar een andere ster.” Mosey is het compleet tegenovergestelde daarvan. “In pop-country zijn de karakters over the top-Hollywood: het zijn onbereikbare idealen voor normale mensen. Ik snap waarom het publiek het luistert, hoor: puur escapisme, zoals mensen ook wegvluchten van hun armzalige leventje door soaps te kijken. Maar ik wil daar niet mee geassocieerd worden. Lang leve mosey!"
“Geen man zong zoals George Jones”
Die mosey is voornamelijk geënt op George Jones, de legendarische countryzanger die vorig jaar overleed en vooral eind jaren ’50 groot succes oogstte met zijn gedistingeerde, keiharde raspende stem. Romano ontmoette zelfs eens Jones' vrouw, achteraf bij een merchandise-tafel verkocht ze t-shirts. Maar hij was zó obsessief dat hij niets durfde te zeggen en er met een brok in zijn keel stond. “Het is mijn grote held. Zeker de laatste vijf jaar luister ik eigenlijk niets anders meer”, bekent Romano. “Het is een zegen en een vloek, want sindsdien is alle andere muziek inferieur. Ik probeer al die tijd al iedere dag opnieuw uit te vogelen hoe hij dat precies doet: hij zingt door zijn tanden, door zijn keel en zijn zanglijnen hebben gekke staartjes omhoog waardoor het klinkt alsof hij huilt. Ik had er goud voor gegeven om één keertje met hem in een kamer te zitten kijken hoe hij precies zingt. Dan had ik de sleutel tot het universum gehad, en hem precies gekopieerd.”
Hiphop is net mosey
Als er één genre gelijk staat aan zijn eigen mosey, dan is het… verrassend genoeg hiphop, aldus Daniel Romano. “Het zijn échte verhalen, hoewel het woordgebruik natuurlijk is aangescherpt. Jay-Z beschreef het onlangs perfect: ‘Hiphop is het CNN voor de ghetto.’ Zo was country dat in de jaren ’50 tot ’80 voor de bikers en de boerenpummels die het stadsleven niet konden begrijpen en een uitlaatklep nodig hadden na een dag hard werken. Dat is het: hoewel de vrijheid en grenzeloosheid al gauw overging in drugs dealen en geld verdienen bij zowel Hell’s Angels als rappers, gaat het uiteindelijk om je tot elkaar te verhouden op een menselijk niveau. Alleen hiphop vertelt die verhalen ongezouten.. ja, en mosey natuurlijk.”
Daniel Romano speelt zondag 7 september om 14:45 op Into The Great Wide Open op het Fortweg-podium.