Zevenentwingtig kinderen baarde de moeder van Lonnie Holley, in het diepe zuiden van de VS. Hijzelf was de zevende. En hoewel hij eens claimde op zijn vierde geruild te zijn voor een fles whisky, heeft hij familie torenhoog zitten. Hoor maar hoe hij praat over zijn opa, die feitelijk de basis legde voor zijn bizarre verzameldrift, en zo dus indirect voor zijn kunstwerken. Lonnie Holley, een kruising tussen een dorpsgek en een visionair, en in die zin de ultieme outsider-muzikant. ‘Mijn opa had vroeger kippen en eenden in zijn achtertuin,’ zegt Holley met zijn typisch zuidelijke tongval. ‘Hij maakte en herstelde voortdurend het hek om zijn tuin, met alles wat hij maar vond. Hij leerde me hoe je constructies moest maken. Materiaal zochten we langs de kant van de weg en bij de rivier. Wij, de Afro-Amerikanen, de zwarten, de gekleurden, de negers, wij hadden geen geld voor nieuwe spullen. We deden het met wat we vonden. Onze driewieler, die maakten we zelf.’
Alabama, de staat waar Holley het grootste deel van zijn leven doorbracht, speelde een cruciale rol in de ‘civil rights movement’. Montgomery was de stad waar de beroemde Rosa Parks in 1955 weigerde achterin de bus plaats te nemen, op de plek voor ‘negroes’. In 1963 werden door blanke racisten vier zwarte meisjes vermoord in een babtistenkerk, wat leidde tot onlusten in het hele land en tot een scheiding in de zwarte gemeenschap tussen aanhangers van de vredelievende Martin Luther King en de militante Malcolm X. Holley herinnert zich nog goed hoe mensen de straat op gingen in Birmingham. ‘Daar liep je dan, met je leren schoenen. Geen tennisschoenen met profielzolen. En dan kwamen de waterkanonnen, die alle stenen spekglad maakten. Mensen werden door honden achterna gezeten. Veel mensen die toen voorop gingen in de strijd, sterven nu gedesillusioneerd. Andere minderheden zijn er op vooruitgegaan sinds die tijd, maar zij voelen zich bekocht. Ze zien alleen maar meer drugs en alcohol in hun buurten.’