ADE14: Carl Craig tergt ongeduldige Dubfire fans

Spannende opbouw naar voorspelbaar hoogtepunt

Atze de Vrieze ,

De Amerikaan Dubfire wil zijn carrière naar een hoger plan brengen. Hij lanceert vanavond Hybrid, een liveset met een spectaculair lichtplan, waarbij de producer zelf tussen vier grote schermen staat, het middelpunt van een tunnel van licht. Hij laat zich flankeren door dubveteraan Adrian Sherwood en techno-grootheid Carl Craig.

Een jongen op de eerste rij maakt wilde gebaren naar de man met de cape, de zwarte leren jas en de zonnebril op het podium. Met zijn handen stuwt hij de lucht naar boven, als een chagrijnige dirigent. Het is wel duidelijk, deze vervelende man verstoort zijn trip. Maar die mysterieus ogende man laat zich niet afleiden; gedecideerd draait hij aan de knoppen voor zich, en vooral aan die links van hem, waar een wirwar van draden nog net te zien is. Kenners weten genoeg: dit is een modulair systeem, de natte droom van iedere technoproducer. En die man achter de schuilnaam Modular Pursuits is niemand minder dan Carl Craig, Detroit veteraan, een notoir koppige dj.
 
Hij laat zijn modular grommen en ronken, als een motorrijder bij het rode licht die zijn machine met rook uit de wielen laat gieren zonder weg te rijden. Zeker twintig minuten duurt het tot er een echte beat valt. Extreem geduldig bouwt hij aan de meest spannende set van de toch al grillige avond. Niet dat er niets gebeurt. De ingehouden bassen verwijzen naar wat gaat komen, een freaky mannenstem vult de ruimte. Hij krijgt wat hij wil, die ongeduldige Dubfire-fan: rauwe beats en nerveuze baslijnen, opvallend onelegant, maar dat past wel bij de bonkige industriële ruimte die Roest is. Hoewel het zeker niet allemaal goed is wat hij doet, zien we hier wel Carl Craig aan het werk zoals we hem het liefst zien: stuurs vasthoudend aan zijn eigen plan. Hij eindigt met die fantastische Arabische track van Damien Lazarus & The Ancient Moons, en laat vervolgens ook nog eens iedereen meezingen dat ie vliegt als adelaar. Steve Miller Band, die hadden we niet aan zien komen. “Time keeps on slippin’, slippin’, slippin’, into the future…”
 
Craig vertegenwoordigt de technokant, voor hem hoorden we de dub uit Dubfire’s naam. Eerst met het Duitse duo met Italiaanse roots Dadub. Zij proberen de enorme ruimte - dan nog vrij leeg - in hun voordeel te laten werken. Hun rijk galmende tracks stuiteren met een curve tegen de muren. Soms werkt dat goed, soms klinkt het modderig. Ze kiezen in elk geval niet voor een voorzichtig begin. Zeker tegen het eind van hun set gaat het er hard en onguur op, met een soort industrial-dub cross-over. Gedanst wordt er dan nog nauwelijks, en de loods is ook bepaald nog niet opgewarmd. Een heel jonge gast achterin geeft een ijskoude, kleffe hand en vraagt of dat normaal is. Ja, dat hoort erbij.
 
Op de klassieke dub en drum ’n bass van Adrian Sherwood lijkt dit publiek ook niet echt te wachten. Hij draait Eek-A-Mouse, een track van hemzelf met dubstepproducer Pinch, en Max Romeo’s "Chase The Devil", dat de ravers toch vooral zullen kennen als ‘out of space’. Sherwood was een belangrijke pionier in de jaren zeventig en tachtig, die meteen een link zag tussen de Jamaicaanse dub en de Engelse progressieve elektronische experimenten. Hij is in feite de uitvinden van de industriële dubsound waarmee Dadub hier opende. Sherwood zelf bewerkt zijn set live met percussie en een enorm soundboard, maar echt indrukwekkend lijken de mensen hier het niet te vinden. 
 
Zij komen uiteindelijk maar voor een man: Dubfire. De Amerikaan met Iraanse roots is al actief sinds de vroege jaren negentig, in eerste instantie als de helft van progressive house duo Deep Dish, onder de naam Dubfire meer richting techno. Hij is goede muzikale vrienden met Richie Hawtin, werkte samen met Underworld, kortom: een artiest met gewicht. Maar Dubfire is geen albumartiest, en met zijn liveset hier vanavond bewijst hij zich ook niet als een avontuurlijke visionair. Jazeker, die vier schermen zien er goed uit. Ze doen denken aan de set-up van Moderat, al ontbreekt de vertellende kracht van het Pfadfinderei-werk. Dit ziet er goed uit, en verder niets. Het is in feite net zo rechttoe rechtaan als Dubfire’s muziek, waar geen enkel verrassingselement aan te pas komt. Geen moment werkt hij ergens naartoe of dwingt hij geduld af, om de paar minuten ramt hij op een knop die met een sissend geluid een hoogtepunt moet suggereren. 
 
Toch is dit overduidelijk waar de mensen hier voor komen, en de mate waarop het publiek op deze fantasieloze techno duikt verklaart meteen waarom er zo weinig liefde was voor de openers van de avond. Eindelijk is de grote hal helemaal vol en los. Die jongen met die koude hand achterin is helemaal opgewarmd, zijn broer loopt met een duikbril en een lampje op zijn voorhoofd zichzelf te zoeken. En verdomd, hij lijkt het gevonden te hebben.