3voor12 bespreekt Album van de Week (23): Nick Mulvey

Subtiele tokkels van een singer-songwriter die een omweg nam

Atze de Vrieze ,

Cuba. Niet bepaald de meest logische plek voor een Britse bleekneus om het klappen van de zweep te leren. Nick Mulvey deed het wel, op zijn negentiende, en in de paar jaren die volgden speelde hij hang drum in het exotische Portica Quartet. Zie hier het opmerkelijke voorland van Nick Mulvey de singer-songwriter, die nu zijn debuutalbum First Mind het 3voor12 Album van de Week scoort.

Hang drum, het is een merkwaardig instrument, effectief omschreven als een kruising tussen een omgekeerde wok en een UFO, die klinkt als een steeldrum. Het is geen oud instrument, maar wel een opvallend. Vandaar ook dat iedereen voortdurend begon over Nick Mulvey en zijn hang drum. Leuk is dat, zo'n eyecatcher, maar het ding werd na een tijdje een blok aan het been van Portico Quartet, een groep die originele maar wel zeer lichtvoetige jazz maakt en die in 2008 zelfs genomineerd werd voor de Mercury Prize. Die hang drum moet weg, besloot Portico Quartet op zeker moment. Populair of niet, wij zijn hem zat. De bespeler van het instrument nam een nog dramatischer beslissing: niet alleen de hang drum verdween, ook hij stopte ermee. 
 
Twee jaar later ligt daar dus First Mind, een debuutalbum dat alleen al in zijn titel een beginselverklaring is. Hij mag dan diep in de etnische achtergronden van muziek uit de hele wereld (en vooral Afrika) gedoken zijn, uiteindelijk wil hij het laten aankomen op zijn muzikale instinct. "Why would we have a second guess, when we both say the first mind is best", zegt hij in het titel- en openingsnummer, dat meteen de toon zet voor de plaat: een luchtige tokkel, technisch vernuftig en met veel reliëf gespeeld. Mulvey heeft vlugge vingers, waardoor zijn spel heel ritmisch is, ongetwijfeld geïnspireerd door eerdergenoemde Cubanen. De akoestische gitaar is alomtegenwoordig, en pas als je goed luistert hoor je de details verderop in de mix: een heel zacht harmonium, een flard ukelele. In het tweede nummer een subtieler dan subtiel mellotron, een donkere ondertoon dankzij cello en synthbas. 
 
Nog sterker is het zwierige April, een lied dat zowel voorjaarszon als ontluikende liefde oproept. Huidige single is Cucurucu, een soort kinderliedje - of beter: een liedje over kinderliedjes. Het beeld: een klein kind onder de piano, terwijl moeder hem knipogend toezingt. Het is een licht sentimenteel, zwaar nostalgisch liedje, waarin Mulvey steeds terug komt op een 'peaceless burning to belong', en 'I weep like a child for the past'. Mulvey leende het min of meer letterlijk van DH Lawrence' gedicht The Piano. Zoals hij in Nitrous ook een paar regels tekst en een stukje melodie leende van - om maar eens een andere bron te noemen - 90's dancehit You're Not Alone van Olive. Nitrous is het hoogtepunt van de plaat, een droef liedje met een mooie bijrol voor een dealer die blikjes lach verkoopt om het humeur wat op de fleuren.
 
In de tweede helft van zijn plaat vervangt Mulvey de drumkwastjes en en strijkers vaker voor een wat dieper geluid. Ailsa Craig en Venus zijn twee psychedelische vrouwenodes met melodieën die uitmonden in loops. Klinkt als een soort kruising tussen Jose Gonzales en Damien Jurado. In afsluiter The World To Me is hij al zo'n beetje halverwege op weg richting India, alleen de sitar ontbreekt nog. Het zou mooi zijn als hij die weg de komende jaren meer ontgint, al ligt zijn hart overduidelijk bij het verzorgde, subtiele werk. Voorlopig.