Willis Earl Beal is een clochard. Het is tien uur ’s ochtends en de zanger schenkt zijn eerste glas whiskey in. Hij staart over het IJ in Amsterdam en gromt. Hij háát de stad, én hij kan niet zonder. “Billboards, reclames, prachtige vrouwen die over straat lopen, wiet, drank. Er is hier zoveel afleiding…”
Nog een zucht. Dan wéér een teug whiskey. En als je het hem vervolgens vraagt: eigenlijk voelt hij zich nergens thuis. Behalve misschien in Haldern in Duitsland. Om vervolgens in een langdradige anekdote te vervallen hoe hij in het pikdonker door de Duitse polder fietste. “Ik kon mijn hand niet voor mijn gezicht zien en verdween in de nacht. Ik bleef maar fietsen en fietsen en fietsen… Ik zag niets meer dan het licht op mijn fiets. Als je bang bent? Om de een of andere reden durf je dan niet meer om te kijken, maar blijf je voortgaan. Je begint je voor te stellen dat iets onverklaarbaars je probeert te pakken. Ik weet nog dat ik silhouetten zag van immense bomen, dat ik niet meer wist wát er gaat gebeuren.” Nog een slok whiskey. “En ’s ochtends? Toen ging ik dezelfde weg af. Er waren velden vol mais, er waren pony’s, het was simpelweg prachtig. Een hele vredige plek waar ouden van dagen hun laatste tijd op aarde doorbrengen.” Stilte. De conclusie, die trek je zelf maar, lijken de ogen van Beal te zeggen.
En dan glimlacht hij. De negenentwintigjarige zanger herinnert zich nóg een plek waar hij zich thuis voelt: de woestijn in Lancaster, Californië. Hij was er met Chan Marshall alias Cat Power, tevens de enige gastartiest op zijn album. “Weet je: ik voel me nogal schuldig. Ik voel me vaak gewoonweg slecht over dingen die ik in het verleden heb gedaan. In die woestijn, daar was níets in de wijde omtrek. Ik zag hoe mijn verleden, het heden en de nabije toekomst oplosten in het zand. Ik voelde me ongelooflijk vrij.”
Willis Earl Beal: “Ik ben een existentiële superheld”
De vagebond over X-Factor, drank, de dood en de zwerver die hij in zijn gezicht trapte
Willis Earl Beal wil Niemand zijn. En tegelijkertijd wereldberoemd worden. De vorige keer dat hij in Nederland was, schopte de zanger tíjdens een optreden een zwerver in het gezicht. Nu is Beal terug om alle schepen achter zich te verbranden. Met Nobody Knows leverde hij een magistrale plaat af, zondag speelde hij een overweldigende show op Incubate en vanavond is hij nog te zien in Amsterdam. “Eerlijk gezegd: ik denk dat de meeste mensen dood beter af zouden zijn.”
Een échte blueszanger
Was Willis Earl Beal honderd jaar eerder geboren, dan was hij een échte blueszanger geweest. Zo-eentje die zonder aarzelen een mes trekt in een bargevecht, die zich tomeloos laaft aan de vrouwen en drank, die zingt met de duivel op zijn hielen en uiteindelijk veel te vroeg sterft aan een onduidelijke ziekte. Of beter nog: die gewoonweg verdwijnt van de aardbodem.
Maar het is 2013, en met Nobody Knows leverde Beal een waanzinnig intrigerende parel af. “I got a gin soaked heart sinking down in doubt”, croont hij in openingsnummer Wavering Lines. Hij schetst een wereld van vuilnisbakken, van treinen, van wrede wetten, van fotokopies uit pornografische bladen, maar ook van tedere liefde en soul. Het zijn knip-en-plak-collages. Maar waar zijn eerdere werk nog lo-fi in elkaar steekt en de restjes lijm en plakband daarin onheilspellend knagen, is Nobody Knows piekfijn afgewerkt. Het is zijn volwaardige debuutalbum, denkt hij zelf, en niet de al eerder uitgebrachte schetsmatige en lo-fi langspeler Acousmatic Sorcery. “Ik houd van mijn label, maar toen ze me tekenden was ik al klaar om Nobody Knows op te nemen. Ik dacht dat ze die wilden gaan uitbrengen, maar ze publiceerden opeens mijn eerdere demo’s éérst, terwijl ik bruiste van de energie.”
Op datzelfde Acousmatic Sorcery staat een beeltenis van hemzelf met een onbekende, naakte vrouw. Hij tekende het zelf, en die vrouw? Dat is Cat Power, zegt hij nu. “Ik tekende het al ver voordat ze ooit van me gehoord had. Haar teksten spraken altijd al tot me. Op het nummer Say (van Moon Pix, 1998) zingt ze: ‘Learn to say the same thing.' Dat is het probleem met mensen: ze zeggen telkens iets anders. Het voelde alsof ze me een clou gaf, waarmee ik het leven aankon. Daarom móést ze op Nobody Knows terecht komen.” Maar dat wist Cat Power zelf nog niet, totdat twee journalisten haar in Japan Acousmatic Sorcery lieten horen. Niet veel later ging de telefoon van Beal. Het was Cat Power, en natúúrlijk wilde ze samenwerken. Het resulteerde in het magistrale Coming Through. Is het dan toeval dat Cat Power gisteravond in Paradiso speelde en Beal vandaag zo vroeg in Amsterdam is? Natuurlijk niet, lacht hij zijn tanden bloot. De hele nacht waren ze samen, dronken ze en praatten ze. Uiteindelijk sloot Marshall zichzelf met Beal op in de backstage. “Toen gaf ze me deze armband. Het is een pentagram. Niet dat ik satan aanbid, maar zo’n gift koester ik ten zeerste.”
Beroemdheid of onbekendheid
En Beal dwaalt weer af, in dit geval naar festivals. “Ik hou niet van die fucking festivals. Mijn performance is heel intiem. Ik ben geen Springsteen, ik ben niet The Smashing Pumpkins. Mijn show op grote schaal doen is te zwaar, je ziet wat er dan gebeurt. Ik wilde die man niet in zijn gezicht trappen, maar ik kon niet anders. Ik was stressed out. En al het publiek op zo’n festival? Dat ziet me als die novelty-lofi-jongen met ‘het verhaal’. Ik zoek mezelf continu op op internet, het is een ziekte. De muziekindustrie is een ziekte, de entertainmentindustrie is een ziekte. De enige reden dat ik erin zit is omdat ik geld nodig heb en niets anders kan. Ik ben niet geschoold, heb geen echte vrienden, geen echte vooruitzichten.”
Anderzijds: toen hij jong was, wílde hij juist beroemd worden. “Ja, ik wilde alles. Ik was arm en had niets. Daarom deed ik auditie bij de X-Factor. Mijn oma dacht dat ik kon winnen, en ik begon haar te geloven.” Hij kwam een heel eind, hij zat tegenover Simon Cowell (die hem door liet!) en mocht naar Pasadena voor de derde ronde. Daar ging het fout: hij was er de hele dag al en hoefde pas ’s avonds laat te zingen. Angstig voor de vele clowns en hysterische meisjes ging hij op de wc zitten. Bier drinken. Tegen de tijd dat hij op moest, kon hij de tekst van Goodnight Irene niet eens meer herinneren. Hij was lordronken en werd het podium af gejoeld.
“We gaan tóch allemaal dood”
En nu, nu weet hij niet meer of hij nog beroemd wil zijn. Zijn albumhoes én tatoeage op zijn rechterarm slaan erop: Nobody Knows. “Ik zie mezelf als existentiële superheld, met masker en cape. Ik probeer het gospel van het Niets te verkondigen, ik wil Niemand zijn. Er was een tijd dat ik niet geloofde dat ik moest leven. Ik was in ieder geval geen baby’s aan het redden.”
Nóg een slok whiskey. “Eerlijk gezegd: ik denk dat de meeste mensen dood beter af zouden zijn. Als je erover nadenkt: iedere dag doen we hetzelfde, wat proberen we eigenlijk te bereiken? Het mensenras redden? Waarvan dan? En waarvoor? We gaan tóch allemaal dood. Ik word vaak ontmoedigd, ik begrijp niet altijd wat er gebeurt. Dáár gaat Nobody Knows over.” Probeert Beal nog wel alles te begrijpen? “De héle tijd, en dat wordt steeds moeilijker, met iedere prachtige vrouw die ik langs zie lopen, iedere zwerver, iedere newsreel waar ik naar kijk, wordt het leven verwarrender. En het enige dat ik kan doen? Dat is een goddamn liedje zingen.”
Willis Earl Beal speelt vanavond in het MC Theater in Amsterdam.