Popmuziek en subsidie: "Ik voel zo veel wantrouwen"

SP wil Fonds voor Popmuziek

Atze de Vrieze ,

De culturele sector heeft de afgelopen tijd flink wat klappen moeten verwerken. Vele miljoenen werden bezuinigd, en heel wat instellingen hebben alle moeite om hun hoofd boven water te houden. SP-Kamerlid Jasper van Dijk wil er nu weer wat bij doen. Hij pleitte in de 3voor12 talkshow op Eurosonic/Noorderslag voor een Fonds Voor de Popmuziek. Arjo Klingens, manager van De Staat en Roosbeef, hield ook een betoog: vertrouw popmuzikanten nu eens zelf het geld toe, in plaats van allerlei tussenschakels.

Een Fonds voor de Popmuziek dus. Dat wil de SP graag. Het voorstel stond al in de popnota Oorstrelend en Hartveroverend van Arda Gerkens. Een ambitieus plan dat op tamelijk gênante wijze in een lade belandde en daar nu door haar opvolger Jasper van Dijk weer uit gevist wordt. "Er waren goede regelingen voor popmuziek, maar die zijn door het kabinet Rutte I allemaal snoeihard wegbezuinigd. Ik vind het belangrijk om onze talenten enige ondersteuning te geven op hun weg naar roem, bijvoorbeeld in het buitenland. Ook podia hebben het moeilijk. Popmuziek is gewoon cultuur, daar zou de overheid aan bij kunnen dragen."

Van Dijk ziet een fonds voor zich waar een miljoen euro in zit. "Maar het zou ook vijf ton of twee miljoen kunnen zijn. Waar het om gaat is dat de overheid zegt: wij staan klaar om Nederlands talent te stimuleren." Dekking voor het plan wil de SP vinden binnen de OCW-begroting. "Binnen die begroting zijn allerlei potjes waarvan je je achter de oren krabt dat ze bestaan. Zo gaat er twintig miljoen naar onderwijs van Nederlandse kinderen in het buitenland, vaak expats met een goed gevulde portemonnee. Als we daar nu een miljoen afhalen, hebben we een goed begin."

Hoe meer geld voor de sector, hoe beter. Dat vindt ook Arjo Klingens, manager van o.a. De Staat, Roosbeef en Death Letters. Zij maakt zich alleen wel zorgen wat er precies met dat geld gedaan wordt. "Het Tax Videofonds bijvoorbeeld, hartstikke leuk, en ik vraag er graag geld aan, maar eigenlijk sloeg het nergens op. Clipmakers profiteerden er voor mijn gevoel meer van dan muzikanten." Zo kijkt ze ook naar het buitenlandbeleid, zoals dat voorheen vormgegeven werd in Music Xport, en zoals dat nu in afgeslankte vorm opnieuw gestalte moet krijgen. Klingens: "Ik heb er nog niet zo'n goed gevoel over. We dreigen terug te gaan naar het oude patroon. Enkele showcasefestivals worden uitverkozen, en vervolgens gaan bobo's, mensen die ons vertegenwoordigen, daar naartoe. Ze slapen in een hotelkamer, dineren van het subsidiegeld. Een band op tour slaapt gewoon met zes man op een kamer. Uiteindelijk verkoop je muziek het beste door mensen te raken. Ik kan nog zulk goed contact hebben met belangrijke agenten, het werkt pas als je ze tegenover een band zet en er een twinkeling in hun ogen ontstaat. Dat is de enige manier waarop je ze hard voor een band kunt laten werken."

Waarom gaat het geld niet gewoon rechtstreeks naar muzikanten, dat is eigenlijk de grote vraag. Waarom altijd al die tussenschakels? "Ik voel zo veel wantrouwen. Er is geen enkele plek waar je alles zo tot op het bonnetje moet verantwoorden als bij Music Xport. Ik heb het gevoel dat het ons niet toevertrouwd wordt, alsof we voortdurend opgevoed moeten worden. Bij breder ingestelde culturele fondsen werkt dat anders. Ik heb voor De Staat gewerkt met het NFPK en het Prins Bernhard Cultuurfonds. Daar wordt simpelweg gekeken of je een goed plan hebt en met de juiste mensen werkt."

De belangrijkste nieuwe vorm van stimulering door de overheid is overigens wel weer een indirecte: eind 2012 werd popmuziek toegevoegd aan het topsectorenbeleid, een potje met geld voor innovatie en onderzoek. Het is bedoeld om groeiende sectoren te stimuleren en hun internationale concurrentiepositie te verbeteren. Dat topsectorenbeleid liet maar weer eens zien hoe weinig draagvlak er is voor popmuziek in de Tweede Kamer. Het plan kreeg pas een meerderheid tot het verbreed werd tot muziek in het algemeen, hetgeen het aantal gegadigden om uit de ruif te eten meteen flink vergrootte. Jasper van Dijk zou graag zien dat een specifiek bedrag geoormerkt wordt voor muziek, binnen de 26 miljoen die voor de totale creatieve sector beschikbaar is. Intussen ligt volgens onderzoeker/adviseur de bal nu vooral bij de sector. "De sector zal zelf speerpunten moeten formuleren. Wat vinden we belangrijk? Export? Digitaal? Willen we iets met festivals? Muziek en gaming koppelen? Van daaruit kunnen we onderzoekers en het bedrijfsleven samen brengen."

Bij zichzelf te rade gaan, daar is de popsector de laatste jaren niet al te sterk in geweest. De belangen zijn verdeeld, en voor innovatie is veel angst geweest. "De digitale revolutie is daar een goed voorbeeld van", zegt Rutten. "De muziekindustrie wilde niets geven, en daardoor waren bedrijven van buiten - Apple, Spotify - nodig om te innoveren. Ik sprak hier in Groningen iemand van Spotify, die vertelde over de data die Spotify ter beschikking wil stellen aan artiesten. Dat is een van de belangrijke thema's: big data. We genereren met zijn allen zoveel data. Door die gericht te analyseren kun je er je voordeel mee doen. Ik heb inderdaad de indruk dat de popsector slecht is in het stellen van gezamenlijke doelen. Heel veel mensen zijn hier gericht op het maken van opnames en die zo veel mogelijk verkopen. Ik noem het een creatieve paradox. Iedereen hier is elke dag creatief, maar vooral op bepaalde gebieden."