De uit Hoofddorp afkomstige Tim Vantol maakt muziek die vergelijkingen oproept met Gaslight Anthem, maar ook doet denken The Pogues. Rauwe folkrock met een randje punk gegoten in compacte nummers die steevast een pakkende hook hebben. Vantol treedt normaal gesproken vooral solo op, maar vandaag heeft de zanger/gitarist een band meegenomen. Naast gitaar, bas en drums, staat er ook een banjospeler op het podium. De band heeft er zin in en gaat meteen van start met een portie polkarock. Tim legt even later uit waarom ze nauwelijks konden wachten om het podium te beklimmen: ‘Vroeger riepen we altijd dat wij hier ooit…’. En twaalf jaar later is het dan echt zover dat hij op het Lowlands festival mag optreden. Het publiek heeft er net zoveel zin in lijkt het; gedurende het openingsconcert van de Lima stroomt het veld langzaam vol en uiteindelijk wordt er ook enthousiast meegehost en gebruld. Vooral bij ‘Nothing’ krijgt de band de massa mee en wordt er luidkeels meegezongen.
Tim Vantol is gezegend met een rauwe stem waar zelfs Shane McGowan jaloers op zou zijn. Soms vliegt hij uit uit de bocht met een jeugdige onbesuisdheid en heb je het idee dat z’n stembanden elk moment z’n keel uit kunnen vliegen. Wat meer variatie met de stem zal de zeggingskracht van de nummers nog meer ten goede komen, want juist als hij zachter zingt liggen de kippenvelmomenten om de hoek. Het concert wordt afgesloten met 'If We Go Down, We Go Down Together', het titelnummer van zijn laatste album. (Pieter van Hoogdalem)
#LL13: Tim Vantol, The Staves, Pokey Lafarge, Beans & Fatback, Bombino en Watcha Clan
Lima blog vrijdag
De Lima is op Lowlands het domein van soul, jazz, wereldmuziek, Americana, patchanka en Keeswaardige folk. Radio 6 doet verslag en neemt de concerten op in audio. De Lima op Lowlands volg je via dit blog.
Tim Vantol is gretig en rauw
The Staves brengen magische close harmony
The Staves zijn drie zusjes uit het Engelse Watford, die al sind hun puberteit samenzingen. Wanneer ze het podium betreden, kijken ze bescheiden naar het publiek. Ze gaan achter hun microfoon staan, lipjes rood gestift, hippe bloesjes aan en haren in een knotje. Dan beginnen ze te zingen. Zichzelf alleen begeleidend met gitaar, loepzuiver en duidelijk zelfverzekerd. Het publiek luistert en joelt verwachtingsvol na het eerste nummer. Na het openingsnummer komen er een bassist en een Nederlandse drummer bij (Eddie, Eddie, Eddie!), wat de muziek af en toe meer body geeft. Tijdens het concert blijft het publiek opvallend geboeid en velen raken dan ook gehypnotiseerd door de folkliedjes die in close harmony à la Joni Mitchell en Mumford & Sons worden gespeeld. Af en toe pakt een zus een ukelele of een elektrische gitaar op, maar de muziek blijft altijd draaien rondom de drie prachtige stemmen. Hoogtepunt was toch wel ‘Wisey’ waarvoor aan het publiek werd gevraagd stil te zijn. De zussen beginnen met z’n drieën rondom een microfoon met heel prachtige uithalen en gaan over naar een up-tempo gedeelte met de rest van de band. Dit laatste had wel meer gemogen om de set wat spannender te maken en de luisteraars meer de ruimte te geven om te kunnen reageren op de muziek. Aan het einde bedanken de zussen het publiek, waarna het publiek joelt en hard klapt. Eigenlijk willen we meer.
We zouden allemaal wel zussen willen hebben waar we mee kunnen zingen, maar als dat niet zo is kunnen we beter naar The Staves gaan luisteren. Ze hoeven elkaar niet aan te kijken om magisch, loepzuiver en zelfverzekerd te zingen. (Iris Mooij)
Pokey Lafarge: party like it's 1929
Hij is nog maar dertig jaar, maar maakt muziek die zo'n honderd jaar oud is. Pokey Lafarge komt uit de zuidelijk Amerikaanse staat Mississippi en speelt de authentieke muziek van daar, dus roots, ragtime en early jazz. Lafarge staat meestal met vier muzikanten op het podium, allemaal op akoestische instrumenten, en krijgt soms versterking van voortreffelijke klarinettiste en trompettist. Hij speelt veel nummers van zijn nieuwste, titelloze album. Ze spelen niet alleen muziek van vroeger, ze dragen ook kleren van een eeuw terug.
'Als je dit goede muziek vindt, dan ben je vast heel oud,' zegt iemand in het publiek. Nou, dan is het publiek van Lowlands schrikbarend verouderd, want met name voorin wordt er flink geklapt en gejuicht. 'Good news,' zegt Pokey Lafarge daarom, 'because you're such a good audience, I am gonna play some washboard songs for you.' Weer gejuich. De stem van Pokey is iets nasaal en snerpend, maar dat hindert geen enkel moment. In zijn muziek verwerkt Pokey nog iets van maatschappijkritiek, maar met name valt op hoe goed en aanstekelijk Lafarge en zijn band The South City Three hun nummers spelen; nummers die helaas wel een tikkel te weinig variëren. (Maarten van Heuven)
Beans & Fatback nog steeds Fingerlicking Good
De eerste release van Beans & Fatback trok meteen de aandacht: een receptenboek plus cd. Fingerlicking Good! Hun tweede, zojuist verschenen album With Skin Attached, werd met veel lovende woorden ontvangen. Op het podium staat een zevenkoppige band met twee drummers. Daarnaast een enorme hoeveelheid vintage gitaren klaar om beurtelings aangereikt te worden aan bandleider Onno Smit en gitarist Paul Willemsen. Smit schrijft ook het merendeel van de nummers. Zijn stem doet soms wat denken aan die van Lindsey Buckingham van Fleetwood Mac. De band wordt vaak geroemd als rootsgroep, maar dat is wel heel kort door de bocht.
De pers vergelijkt Beans & Fatback met The Black Keys en Jack White. En daar zit ook zeker wat in. Zelf moest ik vooral ook denken aan het eerder genoemde Fleetwood Mac dat in de jaren zeventig ergens tussen blues en poprock vertoefde. Rootsmuziek en blues zijn dus absoluut de basis van Beans & Fatback, maar de Nederlanders zijn niet bang om structuren te verbouwen en andere elementen toe te laten, zoals sixties soul en pakkende popsongs. Dit voorkomt eenvormigheid en houd je bij de les tijdens het concert. Ondanks de regen blijft dan ook vrijwel iedereen staan op het veld. De band bespeelt het publiek moeiteloos en weet de meute mee te krijgen. Tijdens een intro hapert de akoestische gitaar, wat professioneel wordt ondervangen door dan maar snel een rondje voorstellen te doen. Routine en bevlogenheid gaan hand in hand bij dit concert. (Pieter van Hoogdalem)
Stromende regen: Bombino reist door de woestijn
Bombino: een goedlachse man in een wit gewaad, die ook nog eens steengoed gitaar speelt. Bombino werd geboren in Niger en behoort tot de nomadische Toeareg-stam. Hij is een hele verschijning. Twee jaar geleden brak hij internationaal door met het album Tagarez. Sindsdien wordt hij vergeleken met gitaarhelden Jimi Hendrix, John Lee Hooker en Jimmy Page.
Terwijl de regen ineens met bakken uit de hemel valt, voert Bombino het publiek mee in een reis door de woestijn. Veel nummers van zijn laatste album Nomad komen voorbij en samen met drummer, bassist en gitarist levert Bombino een prachtig staaltje woestijnblues. Overal waar je kijkt is het publiek aan het dansen, klappen en juichen. Het repetitieve ritme wordt steeds verder opgevoerd en uitbundig danst iedereen zijn eigen trip. Vooral bij het nummer ‘Imuhar’ is Bombino in topvorm. Hulde aan de band, die subtiel verschillende rifjes aan elkaar doorgeeft waardoor Bombino genoeg ruimte heeft om te kunnen soleren. De nummers zijn soms lang, maar nooit storend. Wanneer de reis ten einde komt, zwaaien alle vier de bandleden naar het publiek. Ze buigen en met hun glimlach lijken ze tegen het publiek te willen zeggen: bedankt, wij hebben het ook fijn gehad met jullie. (Iris Mooij)
Watcha Clan is gaaf en kitsch
De Franse havenstad Marseille is een grote culturele smeltkroes van bevolkingsgroepen van rond de hele Middellandse Zee. Het wekt dus geen verbazing dat de band Watcha Clan net zo cultureel divers is en al die invloeden samensmelt tot iets nieuws en uitdagends. In een interview met Radio 6 zei de uiterst charismatische frontvrouw Sista K dat zij haar publiek wil confronteren met nieuwe muziek. Volgens haar wordt nieuwe muziek te vaak 'eng' bevonden en daar wil ze iets aan doen: 'Wanneer je de vijand leert kennen, is deze geen vijand meer.'
De muziek van Watcha Clan is een grote mengelmoes. We horen Hebreeuwse en Arabische invloeden op een bedje van keiharde beats (techno, en ook drum'n'bass), en sporadisch ook een Franse accordeon. Het publiek gaat los, en het enthousiasme van de band is aanstekelijk. De hele tent zingt mee met de volstrekt onverstaanbare teksten en klapt als een bandlid opeens in een doktersjas over het podium rent. De set is ook rommelig: soms retegaaf, soms ook ronduit kitsch. Maar met haar zang, raps en uitstraling windt Sista K, en dus ook Watcha Clan, het publiek om haar vinger. (Maarten van Heuven)