Tiësto deed zijn voorspelling op de rode loper van Tuschinski, waar donderdag de ‘documentaire’ I Am Hardwell in première ging. Een journalistiek product kan je de bijna vijf kwartier durende film niet echt noemen, maar een bijzonder inkijkje in de belevingswereld van de dj geeft het wel. Van jongsaf aan heeft Hardwell zijn doel voor ogen: de nummer één van de wereld worden. Hij zegt het letterlijk in een fragment van de lokale televisie, waar hij als zestienjarige vertelt over zijn eerste succesjes. Robbert van der Corput draait dan nog bubbling, de opgevoerde dancehallmuziek die in de jaren negentig door de Nederlands-Surinaamse dj Moortje wordt gepionierd. Bubbling is een grote inspiratiebron voor dj/producers Chuckie, Hardwells grote held, en Afrojack, die de gesyncopeerde beats vermengen met house en zo een unieke sound ontwikkelen – ‘Dutch house’ – die medeverantwoordelijk is voor de doorbraak van EDM in Amerika.
Het opzwepende Dutch-housegeluid zit ergens nog nog wel in Hardwells geluid, dat vooral enorm dynamisch is en nooit lang in hetzelfde muzikale thema blijft hangen. Voor urenlang doordansen en in de groove hangen ga je maar naar een echte houseparty, dat is niet de manier waarop EDM wordt beleefd. De afkorting (‘electronic dance music’, lekker nietszeggend) is lang verguisd, maar het is eigenlijk best zinvol om een term te hebben voor het soort dancemuziek dat jongens als Hardwell draaien. Muziek om op te springen, je handen in de lucht te steken, met de refreintjes mee te zingen. Echt gedanst wordt er niet heel veel in de Passenger Terminal, al kan je dat ook zeggen voor veel hippe tenten waar wél ‘credible’ house, techno of disco wordt gedraaid.
Hardwell is natuurlijk niet cool. Geen enkele zichzelf serieus nemende danceliefhebber koopt een kaartje voor een feest als dit. Dit soort EDM is dom, simpel, ordinair, plat. En dat zijn precies het soort kwalificaties die werden geven aan de rock ’n roll van de jaren vijftig, of ravemuziek van de jaren negentig, om maar twee voorbeelden te noemen. Beide muziekstijlen zijn uiteraard en terecht later volledig gerehabiliteerd. Daarom wil ik nu hier zijn, en niet in Trouw, die tempel van de goede smaak. Hardwells twee uur durende set klinkt inderdaad meestal dom, simpel, ordinair en plat. Is dat niet juist wat het tof maakt?
Ja en toch nee. Twintig procent van Hardwells dj-sound is toffer dan je misschien zou denken. Ik moet aan vroege Prodigy denken, die roekeloze energie van adrenaline die de vrije loop krijgt in een spervuur van knetterende synthriffs en hectische samples. Verstand op nul en raven. Twintig jaar populistische/hedonistische dansmuziek komt samen: house, techno, trance, de hardere stijlen. Hardwell maakt heus deel uit van een lange traditie, al zijn de roots soms moeilijk waar te nemen in het bombastische geweld van weer een melodramatische ‘drop’ met een dertien-in-een-dozijn refreintje. Het is ADHD-muziek die je nooit even de kans geeft om jezelf te verliezen omdat we al weer verder zijn met het volgende riedeltje. Na een uur ben ik er al klaar mee. Dit is siliconenporno, niet sexy. De charme en losbandigheid die de ooit verguisde rock en rave nog steeds opwekken krijgen hier nauwelijks kans zich te laten gelden, hoe ik er ook naar zoek. Is Hardwell een goede dj? Ja, want hij houdt de energielevels voortdurend hoog, fungeert als zijn eigen, enthousiaste hypeman (vaste kreet: THROW YOUR FUCKING HANDS UP) en zijn fans zijn duidelijk dol op hem. Hij staat met zijn handen in de lucht, zingt mee, is bezig met de zaal. Hij staat niet voor één herkenbaar geluid, en het zou kunnen dat dat kenmerkend is voor de fase waarin EDM momenteel verkeert. Het kan nog poppy’er worden (zie bijvoorbeeld Afrojacks nieuwe single ‘The Spark’) of juist meer richting hardstyle gaan – Hardwell is er sowieso klaar voor. Als hij dit jaar niet nummer één is, dan volgend jaar wel.