Dat traumahelikopter in januari de selectie van de 12van3voor12 niet haalde - de grootste Nederlandse talenten van het jaar - mag achteraf misschien een schande lijken, maar er waren redenen voor. Er werd over ze gesproken, ze werden sympathiek bevonden en een lach om die jachtige debuutplaat kon er zeker vanaf. Maar hoe vaak lukt het een garagerocktrio zoveel reuring te veroorzaken met zo'n haastige, rauw opgenomen plaat? Op de band geslingerd in een weekje. traumahelikopter moet het niet hebben van radiohits of tv-optredens, maar van duistere holen met bier en peuken. Dit was een visitekaartje, een startsein, geen eindproduct. Toch?
Toch niet helemaal. In elke song op 'traumahelikopter' klinkt de rusteloze lamlendigheid die op het podium een succesformule blijkt. Dit zijn jongens die vervelend doen en room service bestellen omdat ze niets te doen hebben, met ondertussen een meisje in hun hoofd. Zou het ware liefde zijn? Het zijn gasten die lol willen trappen en het vuur oppoken in de buurt, die punkshows willen starten in parkeergarages en op straathoeken. Die rond willen rijden in auto's zonder dak en in de vroege morgen een pilsje open willen trekken en dat 'terug in het zadel' noemen.
Een aloude formule, waar traumahelikopter de historie heus wel van kent. Die gaat natuurlijk al veel verder terug dan de recente Californische golf bands rond Ty Segall en Mikal Cronin, verder dan hun platenzaak-blow-vriendjes van het geweldige Burger Records (dat traumahelikopter in gelimiteerde editie op cassette uitbracht en zo de sleutel tot de US garagescene werd). Nog veel verder dan Oblivians en The Gories, de oer-garagerockers uit de jaren tachtig/negentig. Nee, dit gaat rechtstreeks terug naar het ontstaan van de rock 'n roll en het wilde vervolg in de sixties.
Dat traumahelikopter zijn voorland kent, zorgde er ongetwijfeld mede voor dat het trio veel zorgvuldiger een eigen geluid gekozen heeft dan je in eerste instantie zou denken. Het is geen kwestie van instrumenten inpluggen en spelen, er is over nagedacht. Zo heeft traumahelikopter zorgvuldig de lage frequenties buiten de deur gehouden. De band heeft geen bassist - frontman Mark Lada en Daan van Dalen spelen allebei gitaar - en drummer Roel van Merlot heeft de helft van zijn drumkit thuis gelaten, waaronder de basdrum.
Het versterkt dat gevoel van vliegende vaart, van niet stoppen of nadenken. Lichtvoetig en flexibel. Bijna alle songs worden in razend tempo gespeeld, met doelbewust horkerig gespeelde ritmes, heel erg dwingend. In Wolf (3:09, het op een na langste liedje op de plaat) gaat het tempo wat omlaag, met een soort surfknipoog aan het slot. Maar het huilen van het dier uit de titel maakt dat de band ook hier wild en gevaarlijk klinkt. Het is allemaal geen rocket science, wat deze band doet, maar het werkt.
En dus razen ze voorlopig nog wel even door, dit weekend weer op Into The Great Wide Open. Met het brandalarm op standje 11, met een bloedneus van iets ondefinieerbaars dat zojuist door de lucht vloog, op zoek naar de volgende brandhaard. "When will my nose stop bleeding / When will I speak for ... / I can never get enough / Let's go down, down in the city".
PS: ook deze review werd in 27 minuten geschreven.
3voor12 bespreekt Award-genomineerde: traumahelikopter
Groningen-Noord in vliegende vaart naar de volgende brandhaard
Van fikkie steken in Groningen-Noord naar een eindeloze tour tot in Amerika met een spoor van verschroeide aarde achter zich. "Ze gaan als de brandweer", grapte Frans Hagenaars in september 2012. De gretige jongens van traumahelikopter hadden net in een dag zeven nummers van het debuutalbum op de band geslingerd in zijn studio. Wat de Excelsior-producer niet wist, is dat de Groningse garagerockers in het daaropvolgende jaar live nog veel harder zouden gaan. traumahelikopter is aan een opmerkelijk jaar bezig, met als basis een titelloze debuutplaat die 11 liedjes en 27 minuten telt.