No Future: 1980, het jaar dat Ian Curtis overlijdt

Love Will Tear Us Apart van Joy Division is song van het jaar

Gijsbert Kamer ,

Sommige dingen vergeet je nooit. Dat je op een zondagavond in mei, na nog wat huiswerk te hebben gemaakt de radio aanzet en je bij de KRO, toen de belangrijkste radio-omroep voor de avontuurlijke popliefhebber (sorry VPRO, u was me veel te ontoegankelijk), het bericht hoort dat Ian Curtis zelfmoord heeft gepleegd, bijvoorbeeld. Naar aanleiding van de tentoonstelling God Save The Queen die op 2 maart opent in het Centraal Museum in Utrecht, blikt de VPRO uitgebreid terug op de periode 1977-1984, onder de titel No Future.

Ik schrok me rot. Ik was in een paar maanden tijd volledig verslingerd geraakt aan hun elpee Unknown Pleasures uit 1979. Die had ik pas in januari 1980 leren kennen, en draaide ik  nog altijd dagelijks. Ik had inmiddels ook de single Transmission op de kop getikt en was stinkend jaloers op wat oudere fans die de band niet alleen live hadden gezien in Paradiso maar die me ook wisten te melden dat er op allerhande releases nog meer muziek van Joy Division stond. Onvindbare platen, zo bleek, zoals de in een oplage van nog geen duizend stuks op het Franse Sordide Sentimental verschenen single Atmosphere/Dead Souls. Gelukkig kwam die later nog ‘gewoon’ op 12 inch uit, zoals er postuum nog het inmiddels klassieke Love Will Tear Us Apart verscheen alsmede het album Closer.

Een plaat van een diep ontroerende schoonheid, zoals er dat jaar meer verschenen. Het was het eerste jaar dat ik zelf een albumlijstje maakte, een Top 20 want dat deden ze in Muziekkrant OOR dat jaar ook. Op 1 stond bij mij The Cure met 17 Seconds, die plaat had ik sinds april van dat jaar het meest gedraaid. A Forest werd eind van de zomer een hit, hoewel de hoogste notering, nummer 31 in de Top 40, toch een stuk lager is dan ik me herinner.

Op twee stond, uit mijn hoofd Remain In Light van Talking Heads, die door de Nederlandse critici tot plaat van het jaar werd benoemd, en op 3 Closer van Joy Division. Dit waren ook mijn drie lievelingsbands dat moment. Ik had in december Talking Heads in de Amsterdamse Edenhal zien spelen, wat nog jarenlang een soort ijkpunt was. Zo swingend en zo opzwepend, echt muziek om helemaal in te verdwijnen. Het duurde even voordat bij de radiomakers het kwartje viel, maar in februari van 1981 zouden Talking Heads hun welverdiende hit scoren. Al is met 28 als hoogste notering ook hier eerder sprake van een hitje.

De muziek waar ik zo dol op was bevond zich in 1980 in een parallel universum leek het wel. Als ik nu de album- en singlelijsten van dat jaar bekijk, gebaseerd op hitparadenoteringen schrik ik me rot. Grootste hits: The Winner Takes It All van Abba, De Vogeltjesdans, Xanadu en Woman In Love van Barbara Streisand. Meest succesvolle albums kwamen van Rob de Nijs, Robert Long en BZN.

Om te huilen ja, maar daar was eigenlijk geen tijd voor. De prachtplaten vlogen je dat jaar om de oren, er was nauwelijks tegenop te draaien. Bovendien was het verheugend dat, hoe bescheiden ook, Madness, The Specials, The Beat en The Selecter hitjes scoorden en van ska het ideale alternatief  maakten voor disco en funk, die in discotheken floreerden. Het was een heerlijke tijd om jong te zijn en muziekliefhebber. Het leek warempel wel alsof iedere plaat goed was. Veel platen zijn ook echt klassiek gebleken: Crazy Rhythms van The Feelies, Doc At The Radar Station van Captain Beefheart en de debuutalbums van Echo & The Bunnymen, The Sound en Boy van U2.

Daar vond ik dan weer niks aan, ik hield meer van de wat sombere doemkant van new wave, en vond Bono toen ik U2 voor het eerst zag in de KRO studio in Hilversum  maar een aansteller of op z’n minst een misplaatste positivo.
Want het moge duidelijk zijn, het waren barre tijden waarin sombere new wave aangevoerd door de donkere stem van Ian Curtis de boventoon voerde. Vrolijkheid kwam er van ska-bands en de Undertones van wie het debuutalbum nu met het onsterfelijke Teenage Kicks door Sire opnieuw werd uitgebracht. Langzaam zou dit liedje uitgroeien tot een heuse anthem. Het is zo’n liedje in de categorie There She Goes van The La’s of A Girl Like You van Edwyn Collins. Liedjes die je nu haast vaker hoort dan in de tijd dat ze uitkwamen.

Er is nog een debuut uit 1980 waar ik even bij stil wil staan, van een band die ik naderhand hartgrondig ben gaan haten maar van wie de eerste platen klassiek mogen heten: UB40. Signing Off was een plaat die precies op het juiste moment verscheen, in de nazomer van 1980. Soepel swingende reggae die mooi aansloot bij de ska-hits van Madness en de Specials en harde, maatschappijkritische teksten gericht tegen de Britse overheid en Margaret Thatcher in het bijzonder (Madam Medusa). Ook hun in 1981 verschene opvolger Present Arms was een krachtig statement, net als hun optreden op Pinkpop van 1981.

Bovenaan op de affiche van Pinkpop 1980 stond de in eigen land op dat moment populairste band, The Jam. Het trio had net een Britse nummer 1 notering op zak met Going Underground, dat hier niet eens de tipparade haalde, en zou eind 1980 veel indruk maken met hun plaat Sound Affects. Het was tekenend voor die tijd dat een band zonder hits als The Jam wel een van de hoofdacts van Pinkpop kon worden. Nummers als Eton Rifles en Going Underground werden dan weliswaar genegeerd door het Top 40-publiek, maar ze betekenden veel voor wie toen jong was, naar concerten ging en zijn platenkeus liet bepalen door anderen dan Lex Harding en Ferry Maat.

Veel van de topattracties van 1980 zijn tijdloos gebleken. Sterker nog, drie grote namen op Pinkpop 2012 maakten in 1980 al hun beste werk: The Cure, The Specials en Bruce Springsteen, van wie in september van dat jaar de dubbel-lp The River verscheen. Geen new wave, ska, of punk. Maar wel een plaat die ook op mij toen al zeer veel indruk maakte.