No Future: 1981, Kruisraketten en doemdenken

Tainted Love van Soft Cell is song van het jaar

Gijsbert Kamer ,

Naar aanleiding van de tentoonstelling God Save The Queen die op 2 maart opent in het Centraal Museum in Utrecht, blikt de VPRO uitgebreid terug op de periode 1977-1984, onder de titel No Future. Deze keer: 1981. In dat jaar overlijdt Bob Marley op 36 jarige leeftijd, trouwt Prins Charles met Lady Di, wordt het tweede Kabinet Van Agt geïnstalleerd en vindt er op 21 november op het Museumplein de tot dan toe grootste demonstratie ooit plaats. Tegen de kruisraketten die de regering voornemens was te plaatsen.

Het was het jaar van het doemdenken, een door Van Kooten & De Bie bedachte term voor de onheilsgedachten die overal opgeld hadden gedaan. Het was ook een tijd waarin alles overzichtelijk leek. Wij, de verstandige scholieren en studenten die van new wave hielden, op het Waterlooplein zwarte puntschoenen of legerkistjes kochten waren tegen kruisraketten, de neutronenbom en kernenergie. De voorstanders wezen ons op het gevaar van de Russische (kern)wapens die op Europa gericht werden. Reagan en Thatcher werden door de Amerikaanse en Britse popmuzikanten hartstochtelijk gehaat. Kortom er was een sterk wij- en zij-denken.

Ook in de muziek. In het weekend van de demonstratie op het Museumplein speelde de Britse band The Sound in Nederland (zaterdag in de Tagrijn in Hilversum, en zondag in Paradiso). Dat was toen mijn favoriete band. Ze hadden net hun tweede album From The Lion’s Mouth uit, waarvan we het openingsnummer Winning waarin zanger Adrian Borland zong over de strijd tegen zijn demonen, woordelijk meezongen.

The Sound was ook zo’n band die de actualiteit bezong. Zo stond op hun eerste album, Jeopardy dat eind 1980 was verschenen het sterke Missiles, dat precies verwoordde waar het op 21 november op ging. The Sound was niet de enige band trouwens, ook Fischer Z, had dat jaar een nummer Cruise Missiles op hun elpee Red Skies Over Paradise staan. Muzikaal overheersten de sombere doem-klanken van Joy Division en aanverwante wave-bands, zoals The Sound en Comsat Angels. Ian Curtis was dood, maar de rest van Joy Divison ging verder als New Order en bracht in 1981 de prachtige, heerlijk sombere single Ceremony en het al even zwartgallige album Movement uit.

Maar tegenover al die somberte en zwaarmoedigheid was er de luchtigheid van de eerste synthipop-bands. Dat was even wennen, vond ik. Tainted Love van Soft Cell en Don’t You Want Me van de Human League erkende ik vrij snel als meesterlijke popsingles, maar niet meteen. De eerste kennismaking verliep stroef. Deze singles en het eerste werk van Depeche Mode, Duran Duran en Spandau Ballet vond ik aanvankelijk veel te vrolijk. Bovendien werden deze wel op de radio gedraaid en de door mij bewonderde Sound niet. En dan was er nog het uiterlijk van de artiesten: veel te extravagant. Een lijntje onder de ogen, soit. Dat hadden we van Robert Smith al geleerd. Maar deze jongens overdreven wel heel erg.

Achteraf brachten Soft Cell en The Human League natuurlijk het elektronische geluid van de toekomst. Maar als het om vrolijke pop ging dan bleef ik in 1981 liever bij de ska van Madness en The Beat. Madness had in 1981 hun beste jaar, met hun grootste hit Embarrassment en een album (Absolutely) dat in maart zelfs een tijdje op de eerste plaats stond. De leukste nieuwste bijdrage waar het op ska en reggae aankwam, was die van Doe Maar. Hun elpee Skunk werd al snel opgemerkt door liefhebbers van de Britse ska-golf en in de zomer van 1981 waren de Nederwiet klanken overal. Vooral dankzij de single 32 Jaar natuurlijk. Doe Maar was toen overigens nog een band voor de wat oudere new wave/ska liefhebber. De bakvissen vielen pas een jaar later voor ze.

Er waren dat jaar zowaar nog een paar new wave bands in de Top 10 van de single Top 100 van dat jaar te noteren: The Police (met Every Little Thing She Does Is Magic) en Ultravox had een nummer 1 hit met Vienna. New wave begon commerciëler te worden, de Britten werden me ook iets te vrolijk. Misschien dat daarom Duitsland ineens in het vizier kwam.

Voorzichtig begon bij onze oosterburen iets wat als Neue Deutsche Welle werd aangeduid. Duitse wave-bands met een voorkeur voor elektronica, die anders dan hun Britse vakgenoten wel lekker zwaar op de hand waren. Deutsch Amerikanische Freundschaft (DAF) had de hit waar de club dj’s op wachtten: Der Mussolini, en bracht in 1981 maar liefst twee, zo goed als indentiek klinkende, albums uit: Alles Ist Gut en Gold Und Liebe. Kale, spijkerharde synths en een machinale drumbeat, met daaroverheen agressieve zang: heerlijk en ook nog eens heel nieuw. In Paradiso gaf DAF een optreden dat nog lang bijbleef. Er stond een aantal cassette-decks opgestapeld op het podium. De drummer zat achter zijn drumstel, en de zanger drukte voor ieder nummer een andere recorder op Play waardoor de juiste synths van een cassette werden ingestart. Zoiets hadden we nog nooit gezien.

Duitsland was het land om in 1982 in de gaten te houden, zoveel was wel duidelijk. Kom maar op met die Deutsche Welle.