Het is niet overdreven te stellen dat geen van de afzonderlijke Beatles het werk van het viertal samen heeft overtroffen. De solo-activiteiten van John, Paul, George & Ringo hebben hun momenten met soms een enkele uitschieter naar boven, maar wie van de heren ook een eigen plaat uitbracht, beter dan de Beatles werd het nooit. Toch zijn er drie platen die een heel eind in de buurt komen. Sorry Ringo, jij doet even niet mee. We nemen het je niet kwalijk maar veel meer dan een kleine pietepeuterige voetnoot in de Beatles-geschiedenis valt er van je platen niet te maken. Maar McCartney heeft met zijn Wings in 1973 met Band On The Run toch een plaat gemaakt die je voorzichtig een meesterwerk kunt noemen. Dit terwijl George Harrison in 1970 een box met maar liefst drie elpees uitbracht onder de titel All Things Must Pass, die voorgoed de twijfels wegnam of Harrison eigenlijk wel een goed songschrijver was.
Het best van allemaal blijft toch John Lennon/Plastic Ono Band die Lennon in december 1970 uitbracht.Wie de prachtige aflevering uit de Classic Albums serie die in 2008 over dit album gemaakt werd bekijkt, kan niet anders dan beamen dat het hier echt een zeer bijzondere plaat betreft. De achtergrond is al interessant. Lennon wilde de zaken met zijn echtgenote Yoko Ono wat simpeler aanpakken. Geen maandenlange studio-sessies zoals de laatste jaren in de Beatles gebruikelijk was, maar gewoon snel en direct muziek maken. De aanpak werkte, in oktober ’69 en januari ’70 bracht hij met respectievelijk Cold Turkey en Instant Karma twee klassieke singles uit. ‘Stripping things down’ was wat hij wilde, en hij zou dit op het album dat volgde tot in het extreme doorvoeren.
In januari 1970 bracht psychiator Arthur Janov zijn boek The The Primal Scream: Primal Therapy, The Cure For Neurosis uit dat Lennon meteen moet hebben aangesproken. Janov had een zogeheten ‘Primal Therapy’ ontworpen waarin patiënten hun jeugdtrauma’s moesten herbeleven, trauma’s die teruggingen zover als hun pijnlijke geboortes. De pijn moest opnieuw worden gevoeld. Schreeuw het maar uit, was het devies van Janov die vrolijk over zijn therapie vertelt, zonder erbij te zeggen dat na een korte modegril niemand meer een cent gaf voor zijn geneeskundige opvattingen.
Behalve John Lennon dan: hij ging in 1970 een paar maanden in therapie, met als meest duidelijke resultaat Mother, het openingsnummer van dit Classic Album. ‘Mother, you’ve had me, but I never had you’ was hier de kern, en Lennon schreeuwt het uit op een wijze waardoor de luisteraar zich haast ongemakkelijk voelt. Dat schreeuwen klinkt nog extra intens als de engineer in de documentaire de geluidsporen naast die van Lennons stem dichtlaat. Angstaanjagend haast, dat moest hij wel van Yoko geleerd hebben dacht Ringo Starr.
Starr drumt op de plaat, Klaus Voormann speelt bas en Lennon speelt gitaar. Heel simpel en heel doeltreffend is hun spel in Hold On en I Found Out. Vooral Ringo vertelt erg enthousiast over de werkwijze, terwijl hij ook niet nalaat Billy Preston nog even te prijzen. Preston, de enige gelovige tijdens de sessies, speelt piano tijdens God, en het is aandoenlijk om te horen wat Ringo en ook de technicus die aan het woord komt hierover te zeggen hebben.
Ringo vertelt gedetailleerder dan we van hem gewend zijn over zijn spel op dit album en hoe de sessies verliepen. Want, zo zegt hij, het is een van zijn meest dierbare platen waaraan hij heeft meegewerkt. Geestig is zijn commentaar bijvoorbeeld op de sessies voor de plaat van Yoko die Lennon gelijktijdig wilde uitbrengen: Yoko Ono/Plastic Ono Band. Voormann, Lennon en Starr moesten wat spelen waar op een bepaald moment Ono’s stem doorheen kwam krijsen. Ringo verbaast zich nog altijd zichtbaar over deze actie.
Maar de plaat kwam er wel, en het is aardig dat de documentaire er even bij stilstaat. In haast identieke hoes (nu ligt Yoko in de armen van John tegen dezelfde boom) verscheen Yoko Ono/Plastic Ono Band op dezelfde dag als John Lennon/Plastic Ono Band. Eigenlijk had John de ene plaat Primal en de ander Scream willen noemen, maar gekozen werd voor twee hoezen die in veel platenzaken verwarring opriepen. Vooral toen die van Yoko na enige tijd voor een habbekrats in de uitverkoop lag.
Niemand kocht die plaat, en wie het deed, deed dat per ongeluk. Welke plaat in die tijd wel veel verkocht - al wordt daar in de documentaire niet over gerept - is All Things Must Pass: het debuut van George Harrison, dat tot afgrijzen van Lennon een paar weken voordat hij zijn Plastic Ono Band album wil uitbrengen in de winkels ligt. En, erger nog, veel beter blijft verkopen dan het prachtige maar voor velen te ‘moeilijke’ Lennon-album. ‘That bloody kid’, zou Lennon hebben uitgeroepen. ‘Ik kan de radio niet aanzetten of ik hoor ‘oh my lord’, alsof-ie gelooft dat God echt bestaat.’ Nederland was overigens het enige land waar Lennons plaat die van Harrison van de eerste plaats drukte.
Hoe dan ook, het blijft vreemd dat Lennon met zijn zo persoonlijke plaat zo competitief was. Hij had kunnen weken dat hij, door in het nummer God zo openlijk atheïstisch te zijn, het grote godvruchtige publiek kwijt zou raken. Het slot van het nummer, waarin Lennon alle zekerheden die hij had een voor een in twijfel trekt en ook roept niet in de Beatles te geloven maar alleen nog in zichzelf en Yoko, blijft aangrijpend en knap gezongen. ‘The dream is over’, zijn de laatste woorden. En die komen nog altijd hard aan.
Classic Albums: zaterdag 3 maart om 21:25 op Nederland 3.