Joost van Bellen op SXSW: Mad Max, Lana Del Diarree en Ome Leen

Dagboek SXSW/LA/Miami dag 1 en 2

Joost van Bellen ,

Joost van Bellen houdt een dagboek bij vanaf SXSW in Austin, een kort bezoek aan New York, op de koffie bij Junkie XL in LA en eindpunt Miami voor de Miami Music Week en het Ultra Festival. Deel 1: “Aan de grens werd ik weer eens ouderwets flink onder handen genomen, maar ik ken zo langzamerhand het klappen van de zweep. Gewoon eerlijk zijn: zeggen dat je voor business komt maar niets gaat verdienen en vooral NIET naast het snuffelhondje op de grond gaan liggen om hem te kietelen, dat was eens maar nooit weer.”

DAG 1
MAANDAG 12 MAART
AMSTERDAM > MINNEAPOLIS > AUSTIN


En daar zit ik dan, in het hartje van Texas, ergens vlakbij Austin, maar ik heb geen idee waar precies. In een gigantisch hotel, dat is zeker, zo groot dat het Paleis op de Dam in het atrium past. Maar waar? Ik heb geen idee. Ik wil hier zo snel mogelijk vandaan, het gebouw staat sinds ik hier ben te trillen op zijn grondvesten terwijl er een diepe bastoon klinkt, eentje die je trommelvliezen laat vibreren, heel irritant. En geen idee waar het vandaan komt, misschien doordat de airconditioning (die de maat van de motor van de Starship Enterprise moet hebben) resoneert en de muren laat brommen en bewegen. Als je de donkere regenwolken en de zware luchtdruk buiten erbij optelt, voorspelt het niet veel goeds voor deze reis. Daar doe ik vast de ramptoeristen onder mijn lezers veel plezier mee, maar zelf hoop ik dat het allemaal heel anders zal worden straks. Over een paar uur zie ik mijn posse voor deze week in Austin. We hebben vanaf vandaag een roedeltje fietsen en een huis van een christelijke familie gehuurd. De posse is nu onderweg vanuit Houston met een busje. Ik hoop dat ze snel me snel verlossen uit de buik van deze betonnen walvis. Plan voor de aankomende twee weken: vier dagen SXSW in Austin, twee dagen New York voor Justice en rondkijkerij, drie dagen Los Angeles voor Junkie XL en vijf dagen Miami voor de Miami Music Week en het Ultra Festival.

Dat is een heel groot verschil met wat ik de afgelopen tijd heb gedaan: vier weken min of meer als kluizenaar opgesloten gezeten in een huisje op het platteland van Ibiza om te werken aan mijn eerste roman. Een klus die alleen maar groter en groter wordt en waarvan het einde steeds verder in zicht lijkt. Afgelopen vrijdagavond ben ik teruggekomen in Nederland, heb een verschrikkelijk gezellige Rauw in Tivoli Utrecht gedaan en de dag erop met een wodka-punthoofd mijn kleren gewassen en gepakt voor zestien dagen USA. Bij het printen van mijn hotelreservering voor het eerste nachtje in Austin bleek dat ik een fout had gemaakt, een maand te vroeg geboekt: 12 februari in plaats van 12 maart. Ik was zo blij met mezelf. Het was gelukt: een kamer hartje downtown tijdens de drukste week van het jaar te boeken voor weinig geld. Weggegooid geld bleek al snel. Toen ik de reservering van het Marriott belde waren ze heel vriendelijk: het geld van die andere reservering was van mijn creditcard gehaald, maar ze hadden nog wel een kamertje voor me, voor $ 980.- ex tax. Heel fijn dat ze me zo hielpen, ik heb ze bedankt en gezegd dat ze de kamer kunnen stoppen waar de zon nooit schijnt. En toen dus op de gok een kamer geboekt in een ander hotel, op $70.- rijden vanaf het vliegveld ergens langs de snelweg. Ik heb geen idee of ik in de mailing genomen werd door die taxichauffeur gisteren. Het zou best kunnen, ik was te moe en te vaag om me er druk over te maken.

Alles bij elkaar was het ruim twintig uur reizen voor ik hier was, maar heb wonderbaarlijk genoeg veel geslapen aan boord van de eerste vlucht, en jammer genoeg lang moeten wachten in Minneapolis waar ik moest overstappen voor de vlucht naar Austin. Minneapolis viel sowieso vies tegen, de regen bleek niet Prince-paars te zijn maar gewoon grijs zoals overal. Dat hele vliegveld was trouwens grijs, incluis de mensen en het vlees van de hamburger die ik voorgeschoteld kreeg. Aan de grens werd ik weer eens ouderwets flink onder handen genomen, maar ik ken zo langzamerhand het klappen van de zweep. Gewoon eerlijk zijn: zeggen dat je voor business komt maar niets gaat verdienen en vooral NIET naast het snuffelhondje op de grond gaan liggen om hem te kietelen, dat was eens maar nooit weer. Uiteindelijk bleken de grenswachters en de douaniers heel blij dat ik er weer was, en ik blij dat ik wat aanspraak had. Zo lang alleen reizen is geen bal aan. En alleen in een hotel zitten trouwens ook niet. Ik hoop dat ze snel komen zodat ik hier weg kan.

Plan voor de dag:
Fietsen huren, SXSW pas ophalen, boodschappen doen bij Wholefoods en uitpluizen wat er allemaal gaande is. Vanavond hopelijk naar The Citizens Band met Karen Elson, naar Santigold, naar Pitchfork, naar het Hype Hotel van Hype Machine... Druk dus al meteen die eerste dag: hiiiiiiihaaaa!


DAG 2
DINSDAG 13 MAART
DE KOP IS ERAF


Het is inmiddels woensdag, ik zit hier aan tafel. Om me heen vier van mijn medehuisbewoners die allen hun schema’s voor vandaag aan het maken zijn. Vier laptops, twee iPads, vijf telefoons en een hoop herrie door elkaar heen. Die is leuk, nee is geen reet aan, nee dat is te gek, en dat, en dat, zegt het je wat? Ken je dat? Hoe klinkt het? Hoe kut! Nee, juist top. Wat denk je? Ja, zet er maar bij. Ik haal ‘em eraf! En zo kom je op een lijst van ongeveer vijftien bands die ik vandaag wil checken. Onze ploeg veroverde gisteravond Austin, doodmoe op de racefiets scheurend van locatie naar locatie. Met een beetje fantasie lijken we op een gure motorbende uit Mad Max, jammer genoeg zonder boodschappenmandje op het stuur. En die wielerploeg from Hell bestaat uit de kittige DJ Wannabeastar, knappe rooie Gitta van your-cup-of-T (om ergens binnen te komen ook wel Lana Del Diarree genoemd), de altijd enthousiaste Miel Hollander, olieboer Ome Leen (die in Houston woont ,maar eigenlijk meer leeft in vliegtuigen) en ik dus.

Gisteren hebben we ons huis gevonden. Een prima familiehuis met jongenskamers vol sporttrofeeën, een oprijlaan waar ieder grassprietje zorgvuldig een manicure heeft ondergaan en een grote tuin met een boom vol Woody Woodpeckers met vuurrode kapjes op de achterkant van hun hoofd, heel gezellig. En gelukkig geen Christelijke spreuken overal. Wel een tiental kruizen bij de deur, die zal ik uit respect voor de bewoners dit keer niet omdraaien. Maar het huis is ver weg van het centrum, wat betekent dat we ongeveer veertig minuten moeten fietsen. Heen gaat dat prima (berg af), terug wat minder. Bij aankomst hebben we onze racefietsen gehaald en zijn Wannabe en ik naar Wholefoods gegaan in een BMW sportwagen (van de vrouw van de olieboer) met als nummerbord de tekst 8OSSY in knalroze. Wannabe reed alsof de duvel haar op de hielen zat, wat is het toch een moordwijf; Faster Pussycat Kill Kill! We hebben een kar vol vitaminen en bier gehaald, hebben ons thuis geïnstalleerd, elkaar diep in de ogen gekeken en besloten alleen even onze passen op te halen bij het SXSW Convention Centre. En misschien toch nog iets te kijken... Well, dat werd uiteindelijk alsnog half twee vannacht, de kop is er dan ook af hier.

En Austin is weer te gek: dat heerlijke warme weer, die volop getatoeëerde mensen op straat, lantarenpalen vol posters en stickers, houten huizen als uit een goedkope westernfilm afgewisseld met spuuglelijke wolkenkrabbers, de geur van standjes met barbecues die wandelende hotdogs en koude hamburgers druipend van het vet serveren. We hebben er ruim een uur over gedaan om onze passen te krijgen, nog het langste gewacht op de polsbandjes voor de dames, die je kan krijgen voor $ 175.- als je meelift op de kaart van een pashouder ($600.-). Zo’n bandje geeft je de mogelijkheid dingen te bezoeken, maar je hebt geen voorrang. De rijen voor de armzalige bandjesmensen zijn zoveel langer dan voor ons trotse pashouders, en soms kom je gewoonweg niet binnen met een bandje. Het zal Wannabe en Gitta gelukkig worst zijn en wij gaan gewoon naar wat we willen zien, met of zonder het vrouwelijk schoon. We wilden naar The Citizens Circus, een groep zangers en muzikanten met onder andere Karen Elson, de ex van Jack White. Maar via twitter werd duidelijk dat hun optreden opeens een uur eerder zou plaatsvinden. Te laat voor ons, damn!

Toen naar het Hype Hotel, de locatie van Hype Machine. Maar de rij buiten was langer dan die bij de opening van de Applestore in Bejing, dus dat werd ook niets. En toen zakte de moed me even in de schoenen. De herinnering aan vorig jaar stak de kop op, zoveel gemist door de drukte, zo veel gefietst van hot naar her zonder iets te zien, het zou toch niet weer...? We besloten naar een tent te gaan die een patio had en nog geen bands op dat moment, om in ieder geval ons eerste biertje te scoren. Gewapend met een literblik Fosters bier hoorden we onze eerste soundchecks, een goed begin. Jammer was dat die soundchecks voor bandjes waren die nu niet echt een vermelding in de popgeschiedenisboeken zullen verdienen. Ik zag een bandje met drie uitgebeende types die volledig andere muziekstijlen per instrument tegen elkaar in trachtten te spelen. Met een zwarte zanger van een jaar of zestig in een postbode outfit met de stem van een verstopt doucheputje. Introductie van een nummer:
‘So I met a guy and we kicked off, and he sprayed me with perfume and told me he was gay and I snorted coke with him and told I was not gay and I wrote a song about him.’ En toen een partijtje kolereherrie waar Sid Vicious nog een hartaanval van zou krijgen. En dat geluid was nou ook niet echt best, mijn trommelvliezen hangen sinds dat concert als beflapjes uit mijn oren. Weg van daar dus!

Op straat zagen we de gekte die straks alleen maar intenser zal worden; een dikke man met half afgezakte broek en rode dreads met daarin een kakkerlakkenkolonie, een paar klassieke hardrockers met protestborden met daarop de tekst ‘FREE METAL’ voor het DEATH METAL PIZZA paleis, een magere Hein met een wolvenmasker die viool probeerde te spelen onder de naam MONSTER VIOLINST en ga zo maar door. Dat belooft wat voor de rest van de week.
We hebben het op een fietsen gezet en zijn naar La Zona Rossa gegaan. Er stond een gigantische rij, maar met badges kon je makkelijk naar binnen, leek het. Fiets op slot gezet en ineens was ook de badgesrij met een man of honderd gegroeid. We hebben netjes onze beurt afgewacht, hebben een grote donkere dame met drie kleinere knappe dames voor laten gaan (het was Santigold!) en zijn uiteindelijk binnen gekomen. Het was er stampvol met een ietwat studentikoos en waus publiek. Outtasight trad er op en dat was vreselijk: whooo-hooo-hooo-hooooo en dan commerciële rap over eurohouse met een dubstepbreakje hier en daar. Niet te pruimen maar het publiek vond het geweldig.

Daarna Theophilus London en dat vond ik leuk, de lange Engelsman was niet zo experimenteel meer als vroeger. Om mij heen bij de kritische Medelanders viel dat niet goed en het scheen dat een van zijn liedjes een rip-off was van Prince’s Little Red Corvette. Ik hoorde dat niet, zag dat hij zijn best deed en dat het effect had en was blij voor Theophilus. Toen besefte ik dat ik geen popjournalist ben en niet overal een mening over hoef te hebben, godzijgedankt! Want lieve lezers, ik hou van popjournalisten, maar soms wordt het me echt even teveel al die meningen die ik lees op twitter. Elke dag weer. Mijn timeline kan er van overlopen. Dan denk ik: trek iets leuks aan, ga daar zelf staan, spring een podium op, zing je hart en ziel uit je longen. Durf dat maar eens. Maar goed, ieder zijn vak. Een goede popjournalist houdt de artiest scherp en informeert de achterban, maar hoe zou het zijn als artiesten een maandje stukjes gaan schrijven over de stukjes van popjournalisten? En hoe vermoeiend moet het zijn om altijd over alles een mening te hebben. Petje af, ik zou er gillend gek van worden. Ach, wat zeur ik nu, er is inderdaad heel veel slechts op de wereld en het is fijn dat deze mannen de pareltjes weten te vinden.

Santigold was zo’n pareltje gisteren, wat was ze weer goed. Geweldige nieuwe kostuums (inclusief paard op het toneel), haar geweldige danseressen die beter dan ooit in toreadorpakjes het podium uitwoonden en natuurlijk die geweldige muziek. Muziek die makkelijk ordinair zouden kunnen zijn als Santigold niet precies wist waar te stoppen en te verrassen. Van Afrikaanse chants zo naar cheerleader yells, van stijlvol ingetogen naar beestachtig opzwepend, van oude successen naar te gekke nieuwe nummers. Tien punten voor Santi!

We zijn weer op de fiets geklommen en richting de Mohawk gegaan, op straat bij een trailertrash grillcampertje een broodje smerigheid met extra drillerige vetklodders naar binnen gewerkt en niemand minder dan Nobody Beats The Drum tegen het lijf gelopen. De heren zijn hier al een week en zitten op de zegewagen. Hun nieuwe show slaat in als een bom en ze hebben top gigs in Amerika. Voorprogramma van een uitverkocht Vitalic in Terminal 5 in New York, optreden voor Karftwerk op Ultra in Miami en veel meer van dat soort dromen die werkelijkheid worden. Dat was echt super om te horen. Nobody Beats gaat Amerika veroveren: vind ik leuk! In de Mohawk bleek dat we Bear In Heaven gemist hebben, jammer. Hopelijk zie ik ze een andere dag.

Het was niet makkelijk om in de Mohawk te zijn, twee jaar geleden stond ik daar met mijn vriend toen we net gehoord hadden dat zijn stiefvader was overleden. En dan sta je daar; alles komt weer boven, je ziet de mensen om je heen druk in weer met bier en vrolijke kletspraat en dan is het alsof je in een akelige droom zit. Het zal ook de jetlag zijn geweest die me regen liet voelen die er niet was. Die Joran van der Sloot tot tien keer toe deed langslopen, die mijn stemming liet zakken tot het absolute nulpunt. Tot overmaat van ramp trad ene Schoolboy Q op. De nieuwe hiphop sensatie uit de Verenigde Staten vertelde een doorgesnoven manager van god-mag-weten-wie. Schoolboy Q kletste teksten als: ‘ik heb geen geld maar wel wiet en in de gevangenis was alles beter’. Ja, stukjes zeep zal hij er geraapt hebben en zich daarom een gelukkiger mens hebben gevoeld. Laten we hopen dat hij er snel weer uit logeren gaat. En wat doe je als je je zo voelt? Dan laat je je niet kisten en loop je naar de bar. Daar is een bar voor. Ik heb er een tequila naar binnen geslagen en ja, ook maar een Jagermeister, en nog een biertje, en nog een. En toen ging het wel weer.

Ik ben naar binnen gelopen en hoorde de laatste twee nummer van Light Asylum in een overvol snikheet zaaltje en ik vond het super goed. En toen begon Matthew Dear onder de sterrenhemel buiten te spelen. Ik ben fan van zijn muziek maar had hem nooit live gezien. Hij was echt TOP. David Bowie uit de tijd van Lodger, jaren 80 invloeden als Throbbing Gristtle, 23 Skidoo, Talking Heads op hun best, een snufje Gary Numan, en dat alles naar het heden gehaald. Ze speelden alsof ze bezeten waren door het kwaad en alsof de exorcisme sessie maar niet tot een ontlading kwam. Vooral de bassist was geweldig, stuiptrekkend achter de basgitaar, zijn ogen wit wegdraaiend, klaarkomend vanuit zijn tenen op elke nieuwe rif die hij speelde. Ik was weer helemaal boven Jan, zwaar onder de indruk van Austin, van Santigold en van Matthew Dear. En toen was het alweer half twee in de nacht. We zijn op onze stalen rossen geklommen en met een noodvaart berg op naar huis gefietst. Elkaar kwijtrakend bij kruisingen, verkeerde bergen oprijdend in het donker. Ik besloot nooit meer terug te gaan fietsen, maar heb ondertussen de kaart van Austin geladen in mijn iPhone en besloten het toch maar weer te gaan proberen vanavond, er weer een paar kilo af te fietsen. Het programma voor vandaag is veelbelovend, met de nadruk op ‘veel’, veel te veel te zien en te horen. We zien wel waar het schip strandt. Hiiiiiii-haaaaa!