Als gitarist van de Engelse band Radiohead is Jonny Greenwood een van de invloedrijkste popmuzikanten van de laatste twintig jaar. Iets meer in de luwte werkt hij aan een carrière als componist. In opdracht van de BBC schreef hij Popcorn Superhet Receiver, maar veel bekender werd de soundtrack die hij maakte voor Paul Thomas Anderson’s film There will be blood, die deels op die eerdere compositie is gebaseerd. Dat gegeven kostte hem een Oscar-nominatie, maar de waardering voor zijn modern-klassieke werk is groot. Tijdens een opzienbarend Holland Festival concert voert Amsterdam Sinfonietta niet alleen Popcorn Superhet Receiver uit, voor het eerst wordt ook de suite uit There will be blood live gespeeld.
Ook de broers Bryce en Aaron Dessner, gitaristen van rockband The National. nemen de klassieke exercitie serieus. Vorig jaar waren ze op het Holland Festival te horen, versterkt door een klein orkest en gastzangers, met The Long Count, gebaseerd op de Maya scheppingsmythe. Bryce werkte samen met onder meer Philip Glass, Steve Reich en het Kronos Quartet met zelfgeschreven muziek die hij bestempelt als ‘micro-minimalism’.
Voor Amsterdam Sinfonietta schreef hij een nieuw werk dat tijdens het concert zijn wereldpremiére beleeft. Aanvullend spelen de broers in Bryce’s creaties Raphael en het Dubbelconcert voor gitaar.
Greenwoods klassieke aspiraties
Jonny Greenwood speelt naast gitaar ook toetsen, klokkenspel en, geïnspireerd door de werken van Olivier Messiaen, ondes-Martenot, een van de vroegste elektronische instrumenten, en daarmee is hij de drijvende kracht achter de innovatie van de band.
Radiohead, niet de eerste de beste rockband, stoeit met onconventionele ritmes en songstructuren en haalt graag instrumenten uit hun natuurlijke context. Precies daar beginnen de klassieke aspiraties van Greenwood, die zich waar nodig bij Radiohead ook ontfermt over strijkarrangementen. Bijvoorbeeld in ‘Climbing up the walls’, een albumtrack van OK computer, waarin de band vervreemdende, overweldigende strijkers samenvoegt met buitenaards klinkende gitaren en elektronica. Het meest recente album The king of limbs (2011) bevat veel invloeden uit de moderne elektronische muziek, en nummers als ‘Bloom’ en ‘Codex’ hebben een subtiele rol voor strijkers. Ze worden niet ingezet om te behagen, maar eerder om een verontrustende sfeer op te roepen of te versterken.
Dirigent André de Ridder, die Amsterdam Sinfonietta tijdens het optreden in het Holland Festival door Greenwood’s werk leidt, vindt dat de Radiohead-gitarist een aantal typische kenmerken heeft van een popmuzikant in de klassieke wereld. De Duitse dirigent werkte met klassieke orkesten, maar ook met onder meer elektronicapioniers Mouse on Mars en met Bryce Dessner. ‘Tijdens het Holland Festival presenteren we een dubbelportret van Dessner en Greenwood,’ vertelt hij. ‘Popmuziek en klassieke muziek hebben in mijn leven altijd naast elkaar bestaan, dus voor mij is het logisch om met deze mensen te werken. Daarnaast vind ik dat popmuzikanten op een interessante manier te werk gaan. Ze zijn vaak erg gericht op samenwerking, omdat ze dat in hun band nu eenmaal gewend zijn. Bryce Dessner werkte onlangs nauw samen met de jonge componist Nico Muhly en folkzanger Sufjan Stevens aan een project, dat ook in Nederland werd uitgevoerd. En popmuzikanten als Jonny Greenwood zijn heel goed in staat om zich in te leven in een groter project zoals film en daarbinnen hun bijdrage te leveren. In hedendaagse klassieke muziek zie je toch nog vaak de componist vanuit zijn ivoren toren werken. Ik vind de nieuwe match met popmusici een belangrijke trend in de klassieke muziek.’
Een cross-over tussen popmuziek en klassiek kun je Greenwood’s composities zeker niet noemen. ‘Door mijn klassieke werken heb ik meer zelfvertrouwen gekregen voor het arrangeren van strijkers voor Radiohead’, verklaart hij. ‘Vroeger stond ik er dan een beetje lullig bij en zei ik tegen de muzikanten: zouden jullie misschien dit of dat kunnen spelen? Maar mijn klassieke arrangementen zijn essentieel anders dan die voor Radiohead. Zo zijn ze vaak atonaal, terwijl Radiohead-liedjes dat doorgaans niet zijn.’ Atonaal is zeker Popcorn Superhet Reciever, dat begint bij het slotakkoord van Threnody for the victims of Hiroshima van de Poolse componist Krzysztof Penderecki.
White noise
Greenwood: ‘Het slotakkoord van de Threnody is een massief blok white noise, opgeroepen door de strijkers een dicht cluster van microtonen te laten spelen. Dat was mijn startpunt. Ik behandelde het als een groot blok gips, waar ik zelf vormen uit kon snijden. In die fase was ik compleet overdonderd door die 48 strijkers tegenover me. Het was alsof ik muziek schreef over hen, over het orkest zelf, over de ruimte.’ Het orkest waarvoor Greenwood schreef bestaat uit enkel strijkers, maar ze spelen allesbehalve romantische melodieën. Greenwood laat ze soms zwieren, maar vaker laat hij ze heen en weer glijden tussen verschillende toonhoogten, laat hij ze ritmisch spelen of fel en opdringerig aanzetten.
‘White noise is eigenlijk niets anders dan een geluidsspectrum dat volledig gevuld is,’ legt De Ridder uit. ‘Het meest bekend is het van een radio die naast een zender staat. Je hoort een geluid waarin alle frequenties gevuld zijn. Greenwood laat elke strijker een solo spelen, de een iets hoger, de ander iets scherper. Zo bouwt hij lagen en vult hij langzaam alles op, ook de ruimte tussen de noten. Je kunt geen individuele noot meer horen, je hoort enkel een muur van geluid. Het is een techniek die velen componisten vóór hem gebruikt hebben, maar hij benadert het vanuit zijn eigen context. Zo gebruikt hij plectrums voor de pizzicati, een techniek van de avant-garde componisten van de jaren zestig, maar daar heeft Greenwood weinig mee van doen. Ook Vivaldi werkte ermee, maar Greenwood doet het vanuit zijn achtergrond als gitarist. Op andere momenten herken je zijn popachtergrond aan de accenten die hij legt, geluidsstructuren, gelaagdheid en effecten als distortion.’
‘Voor mij is het nog altijd een ontdekkingstocht,’ zegt Greenwood er zelf over. ‘Ik weet wel zo ongeveer hoe snaarinstrumenten werken, maar ik ben me nog helemaal niet ten volle bewust van wat een geschoolde strijker allemaal wel niet kan met zijn instrument.’
Greenwood noemt twintigste eeuwse componisten als György Ligeti, Arvo Pärt, Toru Takemitsu, Krzysztof Penderecki en vooral Olivier Messiaen als zijn belangrijkste inspiratiebronnen. ‘Messiaen was mijn eerste obsessie. Ik vond het destijds heel inspirerend om te luisteren naar een klassieke componist die op dat moment nog leefde. Dat was belangrijk voor me, want het bleek de brug tussen klassieke muziek en de andere muziek die ik graag hoorde als tiener.’
Passende soundtrack
There will be blood is op het eerste gehoor traditioneler en toegankelijker dan Popcorn Superhet Receiver, ondanks het feit dat delen uit die compositie in de soundtrack verwerkt zijn. Dat was ook de bedoeling, vertelt Greenwood. Zo sloot de muziek beter aan bij de film, de zwartgallige geschiedenis van de Amerikaanse entrepreneur Daniel Plainview, die zijn fortuin maakt met olie, maar gaandeweg steeds meer vervreemdt van de maatschappij en uiteindelijk zelfs radicaal ontspoort. Greenwood wilde muziek maken die natuurlijk aanvoelt bij de tijd waarin het verhaal zich afspeelt, beginnend in 1898, eindigend een aantal decennia later. ‘Ik wilde het midden kiezen tussen traditionele klassieke filmmuziek en meer extreme moderne muziek. Het eindresultaat was op het eerste gehoor traditioneel, maar ergens dieper gaat iets mis, net als in de film. Ik heb There will be blood nooit gezien als een kunstwerk dat op zichzelf staat. Er was ooit sprake van om het uit te voeren bij een vertoning van de film. Hopelijk komt het daar ooit nog eens van.'
'Je muziek puur toevertrouwen aan papier en inkt vind ik heel interessant. Ik probeer de dirigent en het orkest zoveel mogelijk vrijheid te geven, bijvoorbeeld op het gebied van tempo. Anders loop je het risico het orkest als een synthesizer preset en de dirigent als sequencer te gebruiken. Ik vind het een boeiend idee dat door hun bijdrage de muziek honderd keer beter kan worden. Hoe vrijer ze zijn, hoe beter ze de muziek kunnen aanpassen aan hun spel, aan de ruimte, en hoe beter de dirigent haar kan interpreteren.'
Muziekgebouw aan ‘t IJ, The Music of Jonny Greenwood & Bryce Dessner, 16 juni, 20.15 uur. Een dag later is de show te zien in Eindhoven. Al om 16:00 uur in verband met Nederland - Portugal.
Jonny Greenwood (Radiohead): "Ik probeer orkest en dirigent zoveel mogelijk vrijheid te geven"
Klassiek werk van rockgitarist uitgevoerd op het Holland Festival
Waren de werelden van popmuzikanten en klassieke musici jarenlang strikt gescheiden, al enige tijd schuift men gretig bij elkaar aan. Zo werkte strijkorkest Amsterdam Sinfonietta samen met Wende Snijders en Karin Bloemen, en gaf een nieuwjaarsconcert met Bobby McFerrin en Trijntje Oosterhuis. Op hun beurt schrijven Jonny Greenwood, gitarist van Radiohead en Bryce Dessner, gitarist van The National, regelmatig voor klassieke ensembles. Het Holland Festival brengt ze, onder leiding van cross-over dirigent André de Ridder samen.