Mark Lanegan is tegenwoordig een gelukkig mens

“Muziek was iets dat in de weg stond van mijn extracurriculaire activiteiten”

Erik Zwennes ,

Rockicoon Mark Lanegan is nooit echt weg geweest. Ook in de acht jaar die verstreken sinds zijn laatste album Bubblegum kon de voormalig Screaming Trees voorman je moeilijk ontgaan zijn. Zo maakte hij drie albums met ex-Belle & Sebastian zangeres Isobel Campbell, werkte hij met ex-The Afghan Wigs voorman Greg Dulli aan The Twilight Singers en als duo The Gutter Twins, werkte hij mee aan platen van Soulsavers, Unkle en Creature With The Atom Brain en stond Lanegan in 2010 nog met Queens of The Stone Age (QOTSA) op het podium. Toch vond hij tijd voor een nieuw soloalbum. Lanegan werkte met QOTSA producer Alain Johannes en diverse gastmuzikanten en laat op het deze week verschenen Blues Funeral een coherente en behoorlijk opgetogen kant zien. Zo zit hij ook klaar voor de interviews. Een opgetogen man, geen spoortje van die beruchte lastige kunstenaar, met honkbalcap en leesbril op zijn wat verfomfaaide hoofd. “Ik had het pand vaak al verlaten, voordat de rest van de band het podium af was.”

Zit ik tegenover een heel ander persoon dan rond Bubblegum?
“Zeker, maar dat was jij destijds vast ook.”

Ik was een tiener, dat is toch anders.
“Mentaal was ik dat ook. En nog steeds eigenlijk. Misschien ben ik dus helemaal niet zo veranderd.”

Begon het weer te kriebelen om een eigen plaat op te nemen?
“Ja enorm. Het was nooit de bedoeling dat er zo lang tussen zat. Ik heb andere dingen gedaan en had daar zoveel plezier in dat ik van het een in het ander rolde. Ik moest echt weer gaan zitten en schrijven, al mijn demotapes waren gedemagnetiseerd dus ik had ook niets om op terug te vallen. Het was niet zo hartverscheurend als het klinkt hoor, het kan heel goed zijn om met een leeg doek te beginnen.”

Waarom deze plaat, nu? Ik zou het echt een nieuw hoofdstuk in je carrière noemen
“Veel van mijn oude muziek is nogal hardvochtig, kende veel strijd. Ik wilde, bij gebrek aan een beter woord, mooie muziek maken. Met meer muzikaliteit en balans. Tekstueel gaat het verder waar ik altijd mee bezig ben geweest, maar muzikaal ben ik echt gaan graven. Samen met Alain, overigens. De beste producer die een muzikant zich kan wensen. En dan heb ik nog de mazzel bevriend te zijn met geweldige mensen als Josh Homme, Greg Dulli, Aldo Struyf (Millionaire, Creature With the Atom Brain, red.) Chris Goss, Jack Irons (voormalig Red Hot Chili Peppers drummer, red.) en veel mensen met wie ik door de jaren heen mee gespeeld heb. Hen betrekken bij een plaat is een no brainer.”

Luister jij naar je oude platen? Wat hoor je dan?
“Ik tour de laatste jaren regelmatig enkel met een gitarist, Dave Rosser. Vóór de eerste reeks optredens pakte ik de oude platen er weer bij, ook de Screaming Trees albums. Van een aantal dingen genoot ik, andere nummers deden juist pijn of voelden simpelweg belachelijk. Ik luister nooit voor mijn plezier naar mijn eigen muziek. Ik maak het graag, en vind het leuk om af te ronden en live te spelen. Maar dat is het dan wel.”

Het nummer Ode to Sad Disco blijft me pakken, kun je me er meer over vertellen?
“Grappig, dat is mijn favoriete track op het album. Nicolas Winding Refn, een Deense regisseur die vorig jaar Drive heeft gemaakt, maakte in zijn thuisland de trilogie Pusher. Dat zijn mijn all time favoriete films. Pusher II heeft een geweldige soundtrack met allemaal vage Eurotrash tracks. Eén van die nummers heet Sad Disco. Ik heb elementen er van gepakt en heb een nummer geschreven als ode aan de film, oftewel Ode to Sad Disco.”

The sleepwalk is done
Yet the notion persists


“Ambities en levenswensen waren nu niet echt zaken waar men zich mee bezig hield, waar ik opgroeide (Ellensburg, Washington, red.) Je werkte op een boerderij en dat was het wel. Als kind droomde ik wel van reizen en ontdekken, maar ik zag niet hoe dat ooit voor mij weggelegd zou zijn. Mede daarom voel ik me nu zo gelukkig met mijn leven en carrière. Ik speel het liefst in Europa, mijn label zit in Engeland, ik ben meerdere keren per jaar in Holland. Ik kan je niet vertellen waarom, maar ik ben hier populairder en het is altijd leuker om ergens te spelen waar je gewenst bent. Laten we wel wezen: wat ik doe, is geen baan. Of het voelt in ieder geval niet zo. Toeren voelt als vakantie. Met jou praten over muziek...man dat is toch heerlijk. Ik lach om iemand die dat werk noemt.”

Je hebt jezelf altijd een heel gesloten persoon genoemd. Hoe kijk je nu, jaren verder in je carrière, naar de relatie tussen jouw karakter en je publieke persoonlijkheid?
“Nou...ik was vroeger niet zo toegankelijk als ik nu ben. Het beeld is ook ontstaan door mijn podiumpresentatie. Ik ben op stage gewoon niet zo’n olijke jongeman. Ik ben daar om te zingen en dat vergt alle concentratie. Ik heb zingen nooit makkelijk gevonden. Zelfs al beweeg ik geen millimeter, ik zweet me suf. Ik heb er mee leren omgaan. Maar ik was ook nooit zo’n sociaal wezen hoor. Ik had het pand vaak al verlaten, voordat de rest van de band het podium af was. Tegenwoordig signeer ik me suf, ontmoet ik mensen en schud netjes handen.”

Wat is er veranderd?
“Ik ben ouder en hoef niet meer constant ergens anders te zijn. (lacht ongemakkelijk) Lange tijd was muziek iets dat in de weg stond van mijn extracurriculaire activiteiten. Muziek was iets dat ik gewoon maar deed en dat tevens die extracurriculaire activiteiten mogelijk maakte. Die tijd ben ik nu gelukkig voorbij en ik heb geleerd om te genieten van mijn leven en de muziek. Nee, ik hield altijd van muziek. Ik hield er alleen niet van om het te presenteren. Nu wel. Ik ben een gelukkig mens.”