De Amerikaan Philip Glass (1937) recyclet in bijna al zijn werk thema’s uit eerdere composities. Or does he? Zo krijgen al zijn platen een haast hypnotiserende werking, al was het maar vanwege een eenzelfde methode van componeren: herhaling en ritme vormen de leidraad bij Glass. In de jaren zestig werd hem gevraagd de muziek van de onlangs overleden Indiase componist Ravi Shankar om te zetten naar Westerse muzieknotaties. Deze klus beïnvloedde Glass’ opvattingen over ritme enorm, en veranderden zijn muziek in wat het nu is.
Glass’ dwingende composities met pianomelodieën die soms over elkaar heen buitelen zijn voorbeelden van die ritme-invloeden, zoals in Morning Passages dat op The Hours (2002) staat, maar ook het hele album Solo Piano uit 1989. Dat zijn composities zich ook uitstekend lenen voor modern ballet bewijst het huischoreografenduo Lightfoot Léon, dat voor het Nederlands Dans Theater veelvuldig uit zijn werk put.
Afgelopen jaar benaderde Glass Beck of hij niet met een stel anderen zijn muziek wilde bewerken, ter gelegenheid van Glass’ 75e verjaardag. Beck raapte niet de minsten bij elkaar voor dit album: My Great Ghost, Cornelius, Amon Tobin, Silver Alert, Peter Broderick, Jóhann Jóhannson, Memory Tapes, Pantha du Prince, Dan Deacon, Nosaj Thing, Tyondai Braxton en zichzelf. Stuk voor stuk zijn zij geworteld in de minimalistische neo-klassieke of elektronische muzikale stromingen, met hier en daar een uitstapje.
Glass deed in de jaren ’70 al met ritme en melodie wat techno-producers later met computers voor elkaar kregen: het door elkaar schudden van noten. De dancewerking van de tracks werkt het beste in de producties van Nosaj Thing, My Great Ghost, Memory Tapes (Floe ’87 Remix) en Pantha du Prince. Openingsnummer Music In Twelve Parts, Part 1, laat meteen zien hoe oneindig de muziek van Glass is. Het originele nummer duurt ruim twintig minuten, maar dat is ingekort tot vier behapbare minuten die verrijkt zijn door bewerkte zanglijnen en vreemde synthloopjes. Ook de remix van Rubric (Glassworks, 2003), laat zien dat je door een kleine verandering een groot effect teweeg kan brengen.
Naast de piano werkt Glass ook graag met synthesizers. Zo is zijn album North Star (1977) daar vrijwel volledig op gestoeld. De bewerking daarvan, Etoile Polaire: Little Dipper, is door Silver Alert van een vreemde atonale compositie door toevoeging van drums en andere synths veranderd in een neo-klassieke dancetrack die niet zou misstaan op de catwalk.
Het langste nummer op het album nam Beck zelf onder handen: Nyc 73-78. Twintig minuten neemt hij je mee op een bevreemdende muzikale reis door allerhande stukjes Glass, in een ‘sampledelia’-trip, zoals The Guardian het zo mooi omschreef. Net als de herhalingen te eentonig lijken te worden, introduceert hij een nieuw element om de remix fris te houden.
Eigenlijk kun je over elk nummer wel door blijven praten, zo knap zijn de bewerkingen. Na het beluisteren van Rework_Philip Glass ontstaat de verleiding om de originele nummers terug te luisteren en uit te pluizen wat en hoe er nu precies veranderd is.
3voor12 bespreekt Album van de Week (51): Rework_Philip Glass
Minimalistische composities krijgen dancebewerking
Je las het onlangs al in ons remixlijstje van 2012: ‘Een goede remix kan je naam in beeld houden, een goede remix kan zomaar beter of succesvoller zijn dan het origineel’. Philip Glass is bij het bredere publiek misschien alleen bekend van zijn prachtige filmsoundtracks voor Koyaanisqatsi (1982) en recenter The Hours (2002), The Truman Show (1999) en de documentaire The Thin Blue Line (2005). Vorig jaar vroeg Glass zelf aan Beck of hij niet een aantal muzikanten wist die hun handen vuil wilden maken aan het remixen van zijn werk. Dat werd Rework_Philip Glass, twaalf bewerkingen van hoogtepunten uit het oeuvre van Glass. Als je van minimalistische dance houdt, doe jezelf dan deze plaat met kerst cadeau. Rework_Philip Glass is verkozen tot 3voor12 Album van de Week.