Destijds speelden de drie rappers met het concept dat ze berichten van de planeet Mars ontvingen en doorgaven via hun muziek. Mc Mase was de geluidstafel, Posdnuos en Dove waren de microfoonplugs, zo ontstonden de bijnamen Plug 1 en Plug 2. Drieëntwintig jaar na het debuutalbum is er een nieuwe plaat verschenen van Plug 1 en Plug 2, getiteld First Serve. Na het succesvolle laatste De La Soul album uit 2004 en de gastbijdragen op platen van onder meer Gorillaz hadden de heren vast en zeker met grote producers kunnen werken. Toch kozen ze ervoor om met twee relatief onbekende Franse producers (Chokolate en Khalid) te werken. De twee zijn er ook bij tijdens de doldwaze persdag aan de voet van de Arc de Triomphe. Ze moesten even geduld hebben, de plaat is al eind 2009 opgenomen.
First Serve is een conceptalbum waarin de veertigers met een knipoog terugkijken op hun entree in de hiphopwereld en tegelijkertijd kritisch de jonge mc’s van nu bespreken. Hiervoor kruipen ze in de huid van de hongerige jonge rappers Jacob “Pop Life” Barrow en Deen Whitter. De twee karakters kennen elkaar van de middelbare school en delen dezelfde droom van een grote doorbraak. Maar daar houdt de vergelijking ook wel op. Jacob is de introverte denker van de twee. Iemand met een missie, oog op het geld en een voorzichtige benadering van het wilde rapwereldje. Deen staat voor de onbesuisde rock-’n-roll’er; een alcoholist, levensgenieter en stereotype rapper met te veel geld op jonge leeftijd. Samen breken ze door en komen in aanraking met alle geneugten en gevaren van de muziekindustrie.
First Serve is eerder een opera dan een klassiek hiphopalbum. De tracks fungeren als ‘hoofdstukken’ en alles wordt bij elkaar gehouden door veelal grappige skits. De Franse producers zijn effectief en hitgevoelig, maar proberen niets nieuws. Dat geldt niet voor de persdag. Na vijfentwintig jaar moet het voor Posdnuos en Dove ook wel eens mooi zijn geweest, die klassieke dagen in een hotel. Een uur voor het gesprek belt de persdame dat de heren die morgen besloten hebben om alle interview als hun alter ego te geven. “Voor de duidelijkheid: vragen over De La Soul zullen ze beantwoorden met ‘wij zijn De La Soul niet’, dan weet je dat.” Aangekomen in het hotel rent de bewuste persdame zenuwachtig heen en weer. Nogmaals worden de strikte instructies ingeprint. Die ligt vanavond met migraine in bed. Posdnuos en Dove rollen een paar etages hoger vast en zeker over de vloer van het lachen. Zijn ze toch nog eens die cliché rappers.
Uiteraard laten de heren op zich wachten. Eenmaal boven is het doodstil in de suite. De Franse producers hebben maskers op en de rappers zitten niet alleen ‘in character’ maar ook nog eens met bijpassende kleding; jaren negentig oversized en felgekleurde hiphopjassen, een bontmuts, lange baard, panty over de kop en veel drank op tafel. Ook de journalist krijgt een longdrinkglas gevuld met zo’n twintig euro aan goede cognac. ‘Deen’ gromt vanuit een diepe sofa, ‘Jacob’ is het betweterige karakter en dus vanmiddag de prater. Een goede verstaander ontdekt na enige tijd nuances in het gegrom van Deen. ‘Moet ik dit nu alweer vertellen?’, ‘ik dacht dat het om het geld ging?’, ‘waar is de alcohol’ en ‘waar zijn de vrouwen?’; is het vrij grappig geacteerde vocabulaire van de dikke rapper die veelal in dooddoeners en clichés praat. Nadat Jacob, op verzoek van Deen, vertelt hoe hij op zijn twaalfde zijn maagdelijkheid verloor, komt het gesprek wat los.
Jacob: “We ontmoetten deze Fransozen na een show in Parijs. Het was een te gek optreden en we waren uitgelaten omdat we op niveau terug waren in Europa. Nu komen er wel vaker mensen na een optreden op ons af, maar deze gasten hadden een verhaal en dikke producties.” Deen begint te knorren als teken dat hij ook iets kwijt wil. “Die plaat opnemen was een makkie. De uitdaging was het vinden van een label dat het uit wilde brengen. Hier ging tijd overheen, maar dankzij deze Fransozen is het gelukt om een mooi thuis te vinden zodat anderen er nu van kunnen genieten.” Er onstaat een discussie over de stand van rap-land anno 2012. De consensus is dat de muzikale en warme hiphop naar de achtergrond is verdwenen ten faveure van de harde minimalistische producties. Iets dat de Franse producers uiteraard maar niets vinden. Jacob: “Het is goed voor ons dat wat wij maken nu niet overal te horen is, dat maakt je bijzonder. Maar begrijp me niet verkeerd: ik geniet net zo goed van een Lil Wayne, Rick Ross, Drake of 2 Chainz, het is gewoon niet wat wij doen. En op deze leeftijd zou het ook wel wat vreemd zijn.”
In hoeverre de karakters en de onderlinge verwijten die Posdnuos en Dove neerzetten onder hun aliassen ook maar iets met de werkelijkheid en de historie van De La Soul te maken hebben, blijft gissen. Het feit dat ze er op First Serve zoveel lol mee beleven geeft eigenlijk al het idee dat ze er boven staan. Met de geënsceneerde interviews, de video’s ‘in character’, het conceptalbum en de volkomen fictieve biografie maken Posdnuos en Dove, oftewel Plug 1 en Plug 2, het zichzelf niet makkelijk. Iets dat De La Soul eigenlijk nooit heeft gedaan. Levert het ook een goed album op? Op First Serve staan een aantal catchy nummers en het concept is zeker iets om eens gehoord te hebben. Maar de meeste fans zullen toch gewoon wachten op een nieuw De La Soul album. En al was daar tijdens dit persmoment werkelijk niet over te beginnen, het gerucht gaat dat er mogelijk nog dit jaar iets aan zit te komen, mét Prince Paul.
De La Soul's Plug 1 & Plug 2 present First Serve verschijnt bij PIAS.
Tweederde van De La Soul brengt opmerkelijk conceptalbum uit
“Ik geniet van Lil Wayne, Rick Ross, Drake of 2 Chainz, dat is gewoon niet wat wij doen”
De La Soul is in het ruim vijfentwintig jarig bestaan nooit een rapgroep geweest die beantwoordt aan hiphop stereotyperingen. De drie rappers, veelal geflankeerd en gestuurd door producer Prince Paul, zijn speels, alternatief en zoeken de grenzen op. Aan de vooravond van gangsta rap kwamen deze grappig geklede jongens met abstracte en grappige teksten waarin onzekerheden zonder gêne werden gedeeld. Debuutalbum 3 Feet High and Rising uit 1989 wordt gezien als een klassieker.