Piracy kills creativity: hoe piratencultuur de muziek zelf verandert

De popmuziek is niet dood, hij ligt hooguit in scherven

Atze de Vrieze ,

Eens in het jaar wordt de popmuziek doodverklaard. Vorig jaar gebeurde dat in De Pers, deze week op het nieuwe webzine Frnkfrt, een website die probeert op diepgaande wijze de popmuziek te beschouwen. De popmuziek is dood, verklaart schrijver Omar Munoz Cremers. Er gebeurt eigenlijk niets nieuws meer, en popmuziek heeft langzaam zijn impact verloren. Een echte revolutie - zoals de rock 'n roll, de punk of de house - hebben we niet meer. Maar de grote revolutie waar we middenin zitten - de digitale revolutie - negeert Munoz Cremers stuurs. "Van het idee Spotify word ik al lethargisch", stelt hij. Maar wat als die digitale revolutie - op gang gebracht door die verdomde piraten - nou een cruciale rol speelt in de ontwikkeling van de popmuziek?

Zomaar een filmpje uit een anti-piraterijcampagne op YouTube: flikkerend licht, snelle beeldschakelingen. Drie verpleegkundigen rennen door de gang met in hun bed een persoon in nood. Een infuus drupt koortsachtig, handen worden met kracht op de borst gedrukt in ritmische bewegingen. Dan pas zien we dat de persoon in kwestie geen hoofd heeft, maar een gloeilamp. Het resultaat laat zich raden: het licht gaat uit. Piracy kills creativity. Vanuit dat fundament wordt momenteel een wereldwijde cyberoorlog gevoerd, waarbij zelfs de FBI ingeschakeld wordt. Maar is het wel zo? Of gebeurt juist het tegenovergestelde? Wijst de piratencultuur de weg naar een nieuwe wereld? En wat betekent dat voor het wezen van de muziek zelf?

Uitholling van het systeem

Laten we voor het gemak even de lijn van de anti-piraterij lobby volgen: muziek downloaden van illegale platforms ondermijnt het business model van de muziekindustrie. Labels en platenzaken gaan kapot omdat mensen te beroerd zijn te betalen voor muziek. Gesteld dat dat waar is, wat betekent dat dan voor de muziek? Wordt er anno 2012 minder muziek uitgebracht, nu labels minder geld beschikbaar hebben om te investeren in talent? Niet bepaald, er lijkt wel meer muziek dan ooit tot ons te komen. Wordt creativiteit ingeruild voor gemakzuchtig scoren? Ook niet. In tegendeel, aan de onderkant van het muziekspectrum grijpen allerlei kleine progressieve beweginkjes hun kans in de nieuwe realiteit. Misschien met minder geld, maar het gebeurt wel degelijk.

Dat heeft veel te maken met een andere ontwikkeling, namelijk het feit dat het opnemen van een plaat anno 2012 veel minder kost dan in 1972. Iedereen met een fatsoenlijke laptop en een beetje technische bagage kan zijn eigen liedjes vastleggen. Wie een stap verder wil, hoeft niet direct 15.000 euro per dag af te rekenen. En dat brengt ons bij de eerste directe invloed van piraterij op het creatieve proces: er is minder geld beschikbaar bij labels, en dus kiezen meer muzikanten voor de DIY methode. Vaak nemen ze eerst zelf hun album op, om het kant en klare product vervolgens bij een label onder te brengen.

 

Minder puntgave hifi-producties
Dat kan betekenen: minder invloed van A&R managers op het eindproduct, minder druk van labels om hitsingles te maken, minder puntgave hifi studio-opnames. Labels spelen nog altijd een cruciale rol in de muziekindustrie, net zoals 'oude media' als radio en tv. Maar er zijn manieren om ze te omzeilen, of creatiever je eigen pad te kiezen. Een band als Radiohead lijkt die luxe bij hun afscheid van major label EMI zeer zwaar te hebben laten wegen. Meer zelf doen, in ruil voor creatieve vrijheid. Het kan zelfs invloed hebben op de personele bezetting van bands. Indie-muzikant tUnE-yArDs bijvoorbeeld geeft aan dat haar financiële situatie een van de belangrijkste redenen was dat ze de eerste jaren in haar eentje tourde, gewapend met drums en looppedalen, waardoor ze zelf een hele band vormde. Pas toen ze wat bekender werd en meer publiek trok, voegde ze extra muzikanten aan haar band toe. Is dat nu goed of slecht? Of is het eigenlijk onzin om in die termen te spreken?

Veel labels zien artiesten graag hun eigen opnames financieren, omdat ze er immers zelf minder risico bij lopen. Het is ook niet per se meer nodig om een radiohit te scoren. Via het internet - een mix van blogs en legale en illegale distributieplatforms - wordt muziek verspreid in alle categorieën. Misschien wel de allerbelangrijkste plek voor veel mensen om muziek te horen is YouTube, een dienst die een bijzondere rol inneemt binnen het piratenspectrum. YouTube is eigendom van Google en heeft afspraken met contenteigenaren over vergoedingen. Tegelijkertijd zijn het gebruikers die liedjes op de site plaatsen, niet zelden complete albums, in feite een geïnstitutionaliseerde versie van piraterij. Sean Parker, voormalig topman van Napster en tegenwoordig actief bij Facebook en Spotify, zei er op SXSW over: "Wij vroegen ons destijds af hoe YouTube er in godsnaam mee weg kwam, en wij niet. De user generated content diende als een dekmantel voor als het beschermde materiaal dat voor de grote traffic zorgde."

 

Dankzij de totale infrastructuur die internet biedt - legaal en illegaal - hebben nieuwe genres de kans gekregen invloedrijk te worden. Genres als chillwave, dubstep en indiefolk bereikten hun publiek in eerste instantie via internet, om in het beste geval pas jaren later een cross-over te maken naar mainstream media. Bands als Arcade Fire, Animal Collective en Bon Iver konden zo uitgroeien tot de absolute smaakmakers en vernieuwers van het nieuwe millennium. Die cross-over wordt bovendien maar gemaakt door een kleine elite - Skrillex, Magnetic Man - terwijl besloten torrentplatforms overspoeld worden door dubstepreleases.

Eerlijk delen: feed the blogs
Laten we een stap verder gaan. Wat is nu precies de kern van de piratencultuur? Matt Mason stelt in zijn boek The Piracy Dilemma dat piraten een deel van de markt ontginnen dat door de bestaande spelers genegeerd wordt. Als daarvoor regels gebroken moeten worden, dan moet dat maar. Met andere woorden: internetpiraten maken ten volle gebruik van de mogelijkheden die de nieuwe technologie biedt, ook als dat niet mag, ook als dat ten koste gaat van het businessmodel van de muziekindustrie.

De kern van de muziekcultuur op internet, en de inzet van de cyberoorlog die momenteel tot op het hoogste niveau gevoerd wordt, is het delen van bestanden. We deden het eind jaren negentig via Napster, we doen het anno 2012 nog steeds, via The Pirate Bay, via usenet en cyberlockers, niet te vergeten via blogs. De irritatie van rechthebbenden is te begrijpen. Zij hebben immers geïnvesteerd en zien hun product niet zelden al voor de releasedatum gratis van hand tot hand gaan. Toch is de sharing cultuur gaandeweg steeds meer onderdeel geworden van de 'echte' muziekindustrie. Onder het motto 'if you can't beat them, join them'? Of is delen toch eigenlijk wel een heel effectieve manier om jezelf als artiest in de markt te zetten?

 

Blogcultuur
Uit welke overweging dan ook, muziek weggeven is allang geen noviteit meer, al kiezen artiesten liefst zelf wat ze wel en niet gratis van de hand doen, en wanneer. Kanye West gaf zo'n beetje de helft van zijn album My Beautiful Dark Twisted Fantasy weg via Twitter voor het uitkwam, Radiohead liet de fan zelf bepalen hoeveel hun album In Rainbows kostte (met $0 als optie), en bijna iedere band geeft tegenwoordig een gratis liedje weg, vaak in ruil voor een e-mailadres. Doe je dat niet, dan heeft men het niet over je, en dat is dodelijk. Het zijn marketingtrucs, maar er komen ook creatieve keuzes bij kijken. Want welke track geef je weg? Hoe manifesteer je je het best bij het internetpubliek? Met het beste liedje? De single? Is dat hetzelfde? Of toch die ambitieuze song van zeven minuten die het nooit goed zal doen op de radio, maar waar je als band wel erg trots op bent?

Er wordt meer weggegeven dan alleen een teaser van een nieuw album. Het internet - meer specifiek de blogcultuur - vraagt van een artiest steeds nieuwe prikkels. Als je de blogs niet voedt, verdrinkt je naam al snel in de zee van nieuwe acts die om aandacht vragen. Het albumformat staat als artistiek statement nog altijd bovenaan de hiërarchie, maar veel muzikanten verdienen hun brood met touren, en daarvoor is een lange adem van groot belang. En dus volgt na de oorspronkelijke release vaak een sloot aan extra's, die zonder de blogcultuur misschien wel nooit het levenslicht zouden zien. Remixes, covers, dj-mixen, soms nog een EP. En natuurlijk mixtapes, met name populair in de hiphop.

Gewoon vervelende raps spitten
De mixtape-cultuur bestaat al decennia, maar waar rappers ooit voornamelijk de straat als afzetmarkt hadden (letterlijk gekopieerde cd'tjes uit de kofferbak), kunnen ze nu al een flinke carrière bouwen op een gratis internetrelease, vaak met 'geleende' beats. De Amerikaanse rapper A$AP Rocky bijvoorbeeld tekende onlangs een lucratief contract nadat hij bekend werd met enkel een mixtape. Rapper Lil Wayne bleef zijn langverwachte album The Carter IV maar uitstellen, maar dropte wel de ene mixtape na de andere. Zelfs het ongeautoriseerd gebruik van beats van anderen - een pure vorm van piraterij - wordt gezien als onderdeel van de cultuur. Een mixtape mag luchtiger zijn, minder perfectionistisch maar wel speels, hij mag zonder al te veel nadenken vol gerapt worden.

 

Dat is ook in Nederland een veelvoorkomend fenomeen: rapper Sticks bracht onlangs samen met beatmaker Kubus Microphone Colossus 2 uit. Sticks zegt erover: "Ik ben de laatste jaren steeds conceptueler gaan schrijven, zeker op Alledaagse Waanzin. Deze plaat betekende weer meer vrijheid. Ik ben echt gaan rappen, gewoon vervelende raps gaan spitten op vervelende beats van Kubus." Oftewel: een gratis release heeft een iets minder hoog profiel dan een 'officiële' release, het geeft je als rapper de mogelijkheid even niet al te hoogdravend bezig te zijn, en dus andere creatieve keuzes te maken.

Dat kan ook de andere kant op werken. Rapper Kempi bijvoorbeeld werd bekend met harde raps over de straat, terwijl zijn albums een andere kant laten horen: meer introspectief, serieuzer, muzikaal ambitieuzer. Daar is hij zich maar al te goed van bewust: "Je mag het album niet met de mixtapes vergelijken, echt niet. Ik schrijf mixtapes in een week, daar doe ik heel nonchalant over. Halve nummers, niet te veel nadenken, mensen vinden het geweldig. Maar het album moet muzikaal zijn, geniaal. Het klinkt zoveel meer gedetailleerd, er zit zoveel liefde in." Tijdens een lezing aan de University of New York zei rapper Lil B eerder deze week. “Ik heb jullie gratis muziek gegeven. Meer dan 2000 liedjes.”

Het tijdperk van de overvloed
De meeste muzikanten zijn ook muziekliefhebber. En laten we er niet omheen draaien: ook veel artiesten zullen de verleiding niet kunnen weerstaan om af en toe een greep te doen uit het enorme aanbod aan muziek op internet. Tegenwoordig kunnen we daarbij grijpen naar legale diensten als Spotify, YouTube en Deezer, maar jarenlang waren het toch vooral illegale platforms die lonkten. Het eerste decennium van de nieuwe eeuw was het tijdperk van de overvloed. Voor het eerst in de muziekgeschiedenis was het mogelijk om binnen een paar muiskliks vrijwel de hele muziekgeschiedenis voorhanden te hebben. 

Je kunt boeken volschrijven over de invloed die dat heeft op het luistergedrag van muziekliefhebbers, maar wat betekent dat voor de muziek zelf? De toonaangevende Britse schrijver Simon Reynolds signaleerde in zijn gelijknamige boek vorig jaar een alles overstijgende 'retromania', een obsessie van popcultuur met zijn eigen geschiedenis. De popmuziek is nooit vies geweest van terugkijken, maar zo extreem als dat in het nieuwe millennium gebeurt, was het nooit eerder, claimt hij. Dat heeft niet alleen te maken met de grote hoeveelheid popmuziek die inmiddels gemaakt is, maar ook met de beschikbaarheid ervan. Was het vroeger het hoogste doel van fanatieke muziekverzamelaars om hun collectie zo compleet mogelijk te hebben, nu hebben we allemaal een mega-collectie.

Muzikale hyperlinks
Het aantal voorbeelden van artiesten die terug grijpen op het verleden is onuitputtelijk en zeer gevarieerd. De golf bands van Franz Ferdinand tot The Rapture die zeven jaar geleden teruggreep naar postpunkbands uit begin jaren tachtig. Garagerockers als Black Lips die naast de nugget-verzamelaars ook de Zuid-Amerikaanse underground en het vakje 'occult' leeg shoppen. Een house act als Azari & III, die de allervroegste dagen van de house in zijn meest kleurrijke vorm laat zien. Singer-songwriter Jonathan Wilson die de sfeer van de sixties Los Angeles folkscene in ere herstelt.

Zijn we uitgekeken op de toekomst, en alleen nog maar geïnteresseerd in het verleden, misschien wel murw door alle overweldigende muziek die tot onze beschikking is? Simon Reynolds is er een beetje bang voor, al noemt hij ook voorbeelden van muziek die bij uitstek bij deze tijd past. Producers als Hudson Mohawke en Flying Lotus bijvoorbeeld. Reynolds noemt hun muziek een post-web 2.0 kakofonie, tracks die bestaan uit muzikale hyperlinks naar jazz, hiphop en experimentele elektronica. "De muziek zwerft, is steeds afgeleid, is onderworpen aan een soort verslavende logica van audio hebberigheid. Daardoor ontstaat een verwarrend album, waarin elementen als het ware als hyperlinks in de muziek geplaatst zijn." Niet per se positief, maar wel precies zoals Flying Lotus het bedoelde. De producer zelf zegt erover: "Waarom nemen we niet alles uit ons verleden en de nieuwste technologie van vandaag bij elkaar om de raarste shit te maken die we kunnen bedenken?"

 

Is de popmuziek dood? Welnee. Ligt het popspectrum in scherven? Dat ongetwijfeld. Is de impact van de grootste sterren en de bekendste stromingen minder groot dan in pak hem beet de jaren tachtig? Mogelijk. Ze hebben veel meer concurrentie, nu mensen media steeds individueler tot zich nemen. Maar dat zegt weinig over de levensvatbaarheid van de popmuziek in het algemeen. Omar Munoz Cremers schrijft dat naast de economische waarde ook de symbolische waarde van popmuziek is afgenomen. "Muziek is vooral een wegklikartikel dat niet meer is ingebed in een fysieke drager, een artefact met extra symbolische waarde (door middel van artwork, foto’s, tekstvellen), dat nog meer betekenislagen kan krijgen door een kritische interpretatie."

Hij vergeet dat de popmuziek juist in ontwikkeling is op dit gebied. De symbolische waarde van fraai vormgegeven artwork was kunstmatig, waarom zou die waarde in de digitale omgeving niet gecreëerd kunnen worden? En zo niet: waarom hebben we ‘artefacten’ als artwork nodig? Heeft muziek van zichzelf geen betekenis genoeg? Misschien is dat wel de grootste winst van de digitale revolutie: de popmuziek is ontdaan van onnodige ballast, kunstmatigheden, net zoals hij langzaam ontdaan is van coke-snuivende-mercedes-rijdende platenbonzen. Terug naar de muziek.

Juist het feit dat de popsector op vele vlakken in beweging is, juist het feit dat de basis wankel is, maakt dit tot een boeiende fase van de popmuziek. Het is misschien moeilijk om door de bomen het bos nog te zien, maar er gebeurt veel, op elk niveau. Maar wie een reis met de Transsiberie Express maakt met een zak over zijn hoofd, mag achteraf niet klagen dat hij niets gezien heeft.