3VOOR12 Album van de Week (49): The Black Keys - El Camino

Auerback en Carney spelen komend jaar louter hits en meezingers

Pepijn van Gils ,

Dan Auerbach en Patrick Carney, het bluesrock duo dat door het leven gaat als The Black Keys, leverde vorige week alweer hun zevende album af. Hoewel het artwork wellicht doet vermoeden dat de afgebeelde auto de Chevrolet El Camino is, weten kenners dat de beruchte two-sitter met laadbak uit de jaren zestig heel andere contouren kent.

Auerback en Carney spelen komend jaar louter hits en meezingers

Dan Auerbach en Patrick Carney, het bluesrock duo dat door het leven gaat als The Black Keys, leverde vorige week alweer hun zevende album af. Hoewel het artwork wellicht doet vermoeden dat de afgebeelde auto de Chevrolet El Camino is, weten kenners dat de beruchte two-sitter met laadbak uit de jaren zestig heel andere contouren kent.

Vanaf de eerste riff zet Auerbach meteen zijn herkenbare stempel op het album. Door de rauwe gitaar lijn in het eerste nummer, die in eerste instantie wat weg lijkt te hebben van Beck's Loser, en het snelle en kale drumwerk van Carney maken het meteen een onvervalste Black Keys plaat. Zodra het eerste refrein door een achtergrondkoor wordt ingezet, wordt duidelijk dat dit album meer dan eens een echte meezinger moet zijn.

Dit laatste album is geproduceerd door Brian Joseph Burton, beter bekend als Danger Mouse, producent van o.a. The Rapture en Gorillaz en als helft van het hitkanon en hiphopduo Gnarls Barkley. Burton lijkt bij de heren uit Akron, Ohio verantwoordelijk te zijn voor de jus op tafel van synths en achtergrondkoren die de herkenbare sound van twee overgieten met de smaak van 2011. Overigens zonder in te leveren op het echte Black Keys geluid, al lijken de rauwe randjes zoals op Magic Potion voorgoed verdwenen.

Tracks als Lonely Boy, Run Right Back en Sister voelen aan als authentieke popsongs die met beide voeten in de jaren tachtig staan en de hedendaagse ontwikkelingen in de muziek met open armen omhelzen. In vergelijking met hun laaste album Brothers dat op blues leunde en tegen lo-fi aanhing, ligt het tempo dit keer weer veel hoger en lijken ze een voorbeeld te hebben genomen aan bands als The Who en The Clash.

De korte songs voelen compact en simpel aan qua structuur en duur. De meiden op de achtergrond die vanaf de eerste track meezingen geven aanzienlijk kleur aan de soms wat donkere songs. Carney stampt in hoog tempo elf tracks aan elkaar waardoor we er in iets meer dan een half uur doorheen zijn. Op een een enkel moment in Little Black Submarine en Sister na, is het een en al snare dat de klok slaat en plankgas in de family car naar het album's laatste akkoord. Wat dat betreft heeft dit laatste album inderdaad meer weg van de sportieve El Camino dan het gezinsbusje op de voorkant.

De totale plaat voelt overigens als een prima geheel aan, met net voldoende variatie qua riffs en tempowisselingen. In bijna ieder nummer wordt het dus wel even rocken en stampen, wat uiteindelijk een hoog radiogehalte geeft aan nummers als Lonely Boy, Dead And Gone, Gold On The Ceiling, Money Maker, oftewel ieder nummer dus. Ze lijken hiermee voort te borduren op het succesnummer Tighten Up van hun vorige album Brothers die dankzij de dansende T-Rex clip compleet viral ging.

Het is dus een plaat geworden met louter hits en meezingers, die voor een aandachtige luisteraar misschien wat als eenzijdig wordt ervaren. Maar absoluut goed voor de radio en heerlijk voor lekker hard over de speakers in de auto.