“So now I am older than my mother and father when they had their daughter. Now what does that say about me?” Met die woorden begint het langverwachte tweede album van Fleet Foxes, de folkband uit Seattle die drie jaar geleden in de top van de jaarlijsten eindigde. Het is alsof songwriter Robin Pecknold in alle hectiek van het succesvolle artiestenbestaan plotseling opschrikt en zich realiseert dat de laatste drie, vier jaren van zijn leven omgevlogen zijn. Een rasechte levensvraag, van een jongeman die de dertig nog moet bereiken. En daar staat het album vol mee. “Oh man, what I used to be, oh man oh my.”
Die twijfel zou best eens meegespeeld kunnen hebben bij het moeizame ontstaan van dit tweede album. Pecknold biechtte op dat met name de teksten hem veel moeite kostten, en dat ze tot het laatst toe herschreven werden. Het hulpeloze gevoel uit openingsnummer Montezuma werkt door in de titel van het album, Helplessness Blues, en eigenlijk in de hele plaat. In het titelnummer zingt Pecknold: “I was raised to believe I was somehow unique, like a snowflake distinct among snowflakes, unique in each way you see. And now after some thinking I’d say I’d rather be a functioning cog in some great machinery, serving something beyond me.”
Muzikaal legt de band juist geen twijfel aan de dag. De twee akoestische gitaren in Helplessness Blues klinken fel en bewust net niet helemaal synchroon, waardoor ze een fraai tegenwicht bieden aan de loepzuivere, tweestemmige zang. Halverwege verandert het nummer plotseling van karakter. Het tempo gaat omlaag en de rest van de band valt bij. Het tweede, rootsy deel van de song is Fleet Foxes op zijn best: vijfstemmig en sprankelend. Zesstemmig zelfs tegenwoordig, want aan de oorspronkelijke line-up is Morgan Henderson toegevoegd, een oude bekende van de band.
Het duurt even voor dit tweede album zich opent. Hoe dat komt? Wellicht door de vollere arrangementen. Veel songs zijn aangekleed met tierelantijnen, als fluiten, twaalfsnarige gitaren, vibrafoon en meer exotische instrumenten als marxophone (een klein snaarinstrument dat oogt als een kruising tussen een piano en een gitaar) en Tibetaanse ‘singing bowls’ (bronzen bellen die werken als een soort gong). Ze maken het geluid van de band zwaarder en lastiger te doorgronden, maar zorgen er ook voor dat er ongelofelijk veel gebeurt. De meeste songs ontvouwen zich na een paar luisterbeurten. De zwierige country-violen van Bedouin Dress, het Simon & Garfunkel-achtige Battery Kinzie, het sobere Blue Spotted Tail (al twee jaar geleden gespeeld in een BBC sessie).
Nieuwe single Grown Ocean is de weelderige afsluiter van de plaat, maar het meest fascinerend is epos The Shrine / An Argument, een psychedelische folktrip van ruim acht minuten. Het loopt uiteen van a cappella harmonieën tot felle folkrock met stuwende drums tot een experimenteel psych-jazz slot. “Green apples hang from my tree / They belong only to me”, zingt Pecknold. Het leven als boomgaard, de songschrijver als een schilder met zijn ezel naast de oude stam. Elders zingt hij over de geluksmunten die kinderen ooit in de fontein gooiden. “I wonder what became of them”. Een tikkeltje melodramatisch misschien, maar vooral muzikaal is dit de stap buiten de gebaande paden die Fleet Foxes net even nodig had om dit album helemaal af te maken.
Helplessness Blues verschijnt op Subpop/V2. Het album is tijdelijk te beluisteren op de Luisterpaal. Fleet Foxes speelt in augustus op het Lowlands festival.