"Cultuursector heeft bezuinigingen aan zichzelf te danken"

Oud-directeur Nationaal Pop Instituut verwerpt idee 'culturele kaalslag'

Ingmar Griffioen ,

De discussie over culturele kaalslag door de bezuiningingen is een belediging voor alle niet gesubsidieerde muzikanten. Dat stelt Jaap van Beusekom. Ook meent de oud-directeur van het Nationaal Pop Instituut dat de gesubsidieerde kunstsector de bezuinigingen grotendeels aan zichzelf te danken heeft.

Oud-directeur Nationaal Pop Instituut verwerpt idee 'culturele kaalslag'

De discussie over culturele kaalslag door de bezuiningingen is een belediging voor alle niet gesubsidieerde muzikanten. Dat stelt Jaap van Beusekom. Ook meent de oud-directeur van het Nationaal Pop Instituut dat de gesubsidieerde kunstsector de bezuinigingen grotendeels aan zichzelf te danken heeft.

Na het zoveelste bericht over de op handen zijnde culturele kaalslag, was de maat vol voor Jaap van Beusekom. Een hoofdredactioneel commentaar in de nrc.next van 6 oktober was hem 'iets te gortig'. Van Beusekom klom in de pen en legt vandaag in een opiniestuk in dezelfde krant uit dat het wel meevalt met de kaalslag. "Maar een heel klein gedeelte van de kunstensector wordt in stand gehouden door de belastingbetalers. Alsof kunst en cultuur afhankelijk is van rijkssubsidies? Wat een flauwekul!"

Van Beusekom stoort zich aan het slachtoffergedrag bij de gesubsidieerde kunsten. "Ik zat als directeur van het Pop Instituut geregeld bij bijeenkomsten waar alle gesubsidieerde kunstbobo's aanwezig waren. Die vertelden dan aan de staatssecretaris dat het ontzettend slecht ging met de muziek in Nederland. Dan moest ik altijd zeggen: 'Ho het gaat juist ontzettend goed met de Nederlandse muziek, alleen niet met de gesubsidieerde muziek'. Maar dat lees je nooit terug."

Volgens de oud-directeur kan het overgrote deel van de muzikanten in Nederland prima de eigen broek ophouden. "Alleen groepen als muziekensembles en orkesten bestaan bij de gratie van subsidie. Dan hebben ze het over instandhouding van subsidies, alsof dat het enige is wat in Nederland gebeurt", verzucht Van Beusekom. Hij wijst als voorbeeld op de culturele maandladder van Amsterdam. "Kijk wat er in de stad allemaal aan podiumkunsten gebeurt. Met het programma in de Stadsschouwburg, het Muziekgebouw aan 't IJ en het Concertgebouw heb je het gesubsidieerde deel wel gehad."

De Amsterdammer hekelt ook de hooghartige opstelling van de subsidie-ontvangers met lobbyorgaan Kunsten '92 voorop, die zijn waarschuwingen tegen subsidie-afhankelijkheid in de wind sloegen. "Kunsten '92 lobbyt met een parmantige arrogantie. Ik zei dan: 'jullie worden dan wel gefinancierd door de overheid, maar zijn als sector niet belangrijker dan bijvoorbeeld de kokkelvissers in de Waddenzee. Als je voor je inkomsten niks anders kan bedenken, dan word je op een gegeven moment ijskoud gesaneerd.' Iedere buitenstaander kon dat van mijlenver zien aankomen." Binnenskamers spraken mensen hun bezorgdheid wel vaker uit. "Maar daar gebeurde nooit wat mee. Dat is wel een gemiste kans de laatste tien jaar."

Zijn waarschuwingen en kanttekeningen bij subsidiëring werden Van Beusekom naar eigen zeggen niet in dank afgenomen. "Als ik er iets van zei, werd ik meteen tot cultuurbarbaar gebombardeerd. Bij een bijeenkomst vroeg Frits Bolkestein me verbaasd: 'Wilt u dan dat de Nederlandse Opera verdwijnt?'. 'Nou en?' zei ik dan. Ik denk eerlijk gezegd dat als de Opera verdwijnt uit Amsterdam en Nederland, dat 99% van de Nederlanders dat niet zal merken. Je kunt je dan afvragen of Nederland dat nodig heeft."