'Mijn vader waarschuwde me altijd: als je oud wordt voel je je nog steeds 26, tot je langs een spiegel loopt'. Howe Gelb (54), een van de grondleggers van de americana, is gezegend met grijze lokken, die nog maar een klein beetje verraden dat ze vroeger zwart waren. Misschien is het de leeftijd, maar de man die bekend staat als grillig en onberekenbaar straalt een soort tevredenheid uit.
Dit jaar bestaat zijn band Giant Sand vijfentwintig jaar. Gelb - het enige constante lid - viert het met heruitgaven van al zijn albums en een tour, die donderdag 25 november ook festival Le Guess Who in Utrecht aandoet. 'Als ik terug luister naar mijn albums, hoor ik vanaf 1993 ineens een oude man. Ik weet niet hoe het kwam, maar er veranderde iets in mijn karakter', zegt hij. 'Het mooiste van ouder worden is dat je sneller conclusies mag trekken. Als je jong bent gok je maar wat, als je ouder wordt en de patronen van menselijk gedrag rustig hebt kunnen bestuderen, weet je dat het doorgaans maar twee kanten op kan gaan, soms drie.'
Songs met een natuurlijke traagheid
Nu, ruim vijftien jaar later, maakt Gelb een album dat volgens hemzelf past bij een man van zijn leeftijd. Blurry Blue Mountain, een album dat alle verschillende stijlen muziek in zich draagt die Giant Sand door de jaren heen maakte, van rustige country tot felle rock. Maar zelfs op de hardere momenten hebben de songs een soort natuurlijke traagheid. Alsof alles zich heel laat afspeelt. Lucky Star Love klinkt zelfs alsof Gelb halverwege in slaap valt. 'Dat zou zo maar kunnen. We namen dit album op vrije dagen tussen tours op, tot diep in de nacht. Ieder van ons is op zeker moment wel eens in slaap gevallen, terwijl een ander zijn spullen klaar maakte. De muziek is opgenomen in het zilte gebied tussen wakker zijn en slapen. Toen ik de mixen terug hoorde kon ik eerst mijn vinger er niet achter krijgen. Iets klopte niet. Het tempo is anders, de timing. Een nummer als Thin Line Man bijvoorbeeld spelen we normaal gesproken ahead of the beat, nu behind the beat.'
Thin Line Man stond ook al op het tweede album van Giant Sand uit 1986, Ballad Of A Thin Line Man, uit de tijd dat Gelb nog een aanstormend talent was, ook al was hij toen al bijna dertig. Sommigen noemden hem de nieuwe Neil Young. Zelf verklaart Gelb de felheid van de eerste releases uit zijn gretigheid. Hij was al 28 toen Valley Of Rain, het debuutalbum van Giant Sand, uitkwam. Daarvoor had hij al jaren in bands gespeeld, onder meer met zijn partner in crime Rainer Ptacek, een Amerikaan van Oost-Europese afkomst en een begenadigd bluesgitarist. Zijn overlijden in 1997 luidde voor Howe Gelb een donkere periode in. 'Ik hield er een gebroken geest aan over, een nare smaak waarvan ik niet wist dat hij bestond.'
”Een cactus redde mijn eerste albums”
Vol van ambitie reed Gelb in 1984 van Arizona naar Los Angeles, met achterin het busje zijn eerste twee albums, Valley Of Rain en countryplaat The Band of Blacky Ranchette. Ze waren bijna van de aardbodem verdwenen. 'Ik had besloten dat ik weg moest uit Arizona en reed negen uur door de gloeiend hete woestijn naar L.A. Daar aangekomen parkeerden we het busje voor een bar, waar we uitgenodigd waren voor een feestje. Het was een volledig opgetuigd busje, met kerstlampjes aan het plafond, foto's van mijn jazz- en blueshelden en Mexicaanse gordijntjes. Ik weet nog dat ik tegen mijn bassist zei: haal je spullen er nou uit, straks worden ze gejat. Zelf haalde ik alles eruit, maar ik vergat de tapes. Wij naar binnen, dronken geworden, naar buiten gerold, en ja hoor: ingebroken. Mijn twee eerste albums, verdwenen. Ik bevroor, die twee tapes waren alles wat ik had. Tot ik zag dat de inbrekers kennelijk gestuit waren op een cactus die ik van een vriend in Arizona over moest brengen aan iemand in L.A. En achter die cactus waren twee tapes gerold, van elke sessie een. Een cactus redde mijn eerste albums. Dat was het begin van Giant Sand, maar het had net zo goed het einde kunnen zijn.'
De Howe Gelb van vandaag herkent die jongen met zijn 70's Chevy busje, die muziek maakte om maar het huis uit te komen, nu meer als een kleine broer. 'Maar op sommige vlakken herinner ik mezelf nog steeds. Ik was zo gretig. We maakten de muziek die we zelf mooi vonden maar nergens hoorden. De muziek van de jaren tachtig was rampzalig, en met het jaar werd het erger. Zeker in Tuscon, Arizona, waar geen cutting edge college radio was, en maar een fatsoenlijke platenzaak, waar je heel af en toe een magazine uit New York kon kopen. Om over mobiele telefoons en internet nog maar te zwijgen.'
”We waren luid en we rockten”
Inmiddels is de muziek die Gelb zocht in ruime mate voorradig. Hij zelf bouwde natuurlijk voort op een traditie van typisch Amerikaanse folkmuziek. 'Muziek werkt in Amerika als een geluidsgolf in het water. Je gooit een kiezelsteen in het water, en vroeg of laat bereikt hij de kade, om vervolgens weer terug te keren. Mijn eerste band was een punkband, al noemden ze ons postpunk. We hadden geen Casio, we waren een gitaarband. We waren luid en we rockten.'
Dat kun je van Blurry Blue Mountain zeker niet zeggen. Het is zelfs op zijn meest energieke momenten een relatief kalme, reflectieve plaat. Het album begint met Fields Of Green, een ode aan alle persoonlijke helden die in het loop der jaren wegvielen. Het gaat steeds sneller naarmate je ouder wordt, concludeert Gelb berustend. Zelfreflectie en nostalgie zitten ook verscholen in de meer fictieve songs, zoals Ride The Rail, een liedje over mijnwerkers en de trein die koper vervoert van de oostkust naar het zuidwesten. De song gaat over noeste werkers die huis en haard - maar vooral hun vrouwen - achterlaten om op de trein te werken. Als een rock 'n rol rambler met zwarte handen van het werk. 'Ik ben geboren in Pennsylvania. Een overstroming en de scheiding van mijn ouders zorgden ervoor dat ik naar Arizona verhuisde. Als dat niet gebeurd was, was ik vermoedelijk fabrieksmedewerker geworden.'
Een valse solo is een natuurlijke solo
'Ride The Rail was het laatste nummer dat we opnamen', vertelt Gelb. 'We hadden eigenlijk al geen tijd meer om vocalen op te nemen. Onderweg in de trein had ik een uur om de tekst te schrijven. Tijdens een dag filmen voor een videosessie had ik vijf minuten om het in te zingen. Terwijl de filmcrew stond te wachten, stond die rare Amerikaan met zijn koptelefoon op in de microfoon te zingen. Ik had niet eens tijd om te kijken of de tekst wel paste.'
Typisch Howe Gelb. Hij is een geboren anti-perfectionist. Hoe meer overdubs in de studio, hoe ongeloofwaardiger het resultaat. Een valse solo is een natuurlijke solo. Het zou best eens de reden kunnen zijn dat Gelb nooit zo groot geworden is als sommigen aan het begin van zijn carrière voorzien hadden. 'Oh nee', zegt hij. 'Ik weet precies hoe dat komt. Iedereen die vrijwillig in de woestijn gaat wonen, moet een lui mens zijn. Het is er leeg, er is geen tijd, alles wat vandaag kan, kan ook morgen. Ik ben simpelweg de minst ambitieuze man die ik ken.'
Gelb lijkt daadwerkelijk tevreden met zijn rol als grondlegger en underdog. En dat terwijl hij zich vroeger nog wel eens kon opwinden, bijvoorbeeld over twee Giant Sand leden die hem overvleugelden met hun nieuwe band, Calexico. Nu zegt hij: 'Ik heb verstand van kwaliteit. Mijn laatste vijf drummers zijn goed terecht gekomen. De eerste speelde vijf jaar met Bob Dylan, de tweede toert nog steeds met Jonathan Richman, de derde begon Calexico, de vierde zit in The Arcade Fire en de vijfde is op dit moment op pad met Mark Lanegan en Isobel Campbell. Als je een carrière wilt als drummer… rub the belly.'
Blurry Blue Mountain van Giant Sand verschijnt bij Fire Records/Konkurrent. Het album staat tijdelijk op de Le Guess Who festival Luisterpaal. Alles over Le Guess Who vind je op de festivalsite.
Howe Gelb (Giant Sand): 25 jaar anti-perfectionist
“Iedereen die vrijwillig in de woestijn gaat wonen, moet een lui mens zijn”
Dit jaar bestaat Giant Sand vijfentwintig jaar. Howe Gelb - het enige constante lid - viert het met heruitgaven van al zijn albums en een tour, die donderdag 25 november ook festival Le Guess Who in Utrecht aandoet. En hij blikt terug. 'Mijn vader waarschuwde me altijd: als je oud wordt voel je je nog steeds 26, tot je langs een spiegel loopt'.