3VOOR12 bespreekt Album van de Week (12): Jónsi

Go is een symfonie, met Sigur Rós frontman als jongenskoor

Atze de Vrieze ,

Sigur Rós-frontman Jónsi Birgisson verzamelde in de loop der jaren een hoop ideeën, en werkte die uit in de studio met arrangeur Nico Muhly en drummer Samuli Kosminen als belangrijkste helpers. Het werd een uitbundig werkje, zo kleurrijk als Disney-klassieker Fantasia.

Go is een symfonie, met Sigur Rós frontman als jongenskoor

Je zou voor de grap Ágætis Byrjun, het doorbraakalbum van Sigur Rós uit 1999, eens naast het eerste soloalbum van frontman Jónsi Birgisson moeten leggen. Ze zijn als winter en zomer, als een artistieke zwart-wit film en Disney’s kleurrijke klassieker Fantasia. Oude favoriet Sven-g-Englar voelt als slow-motion, als de laaghangende wolk op de top van een berg. Tergend traag cirkelt het naar een hoogtepunt. Zie hier de perfecte tegenpool: Go Do, de eerste single van Go, een album waarvoor sommige ideeën jarenlang op de plank lagen. Het begint met een vrolijk kwetterende dwarsfluit, een guitig stemsample en pulserende drums. En dan de stem van Jónsi. Zijn falset werd voorheen meer als instrument gebruikt, op Go Do zingt hij helder en soms zelfs verstaanbaar (in het Engels!).

Die ontwikkeling komt niet uit de lucht vallen. De afgelopen jaren bloeide Sigur Rós steeds meer op. Ook bij het meest recente album Með Suð í Eyrum Við Spilum Endalaust hadden de bandleden al gezonde blosjes op de wangen en ging het tempo omhoog. Leadsingle van die plaat – Gobbledigook – is het logische uitgangspunt voor dit nieuwe album. Tijdens het optreden op Lowlands in 2008 kreeg de band zelfs de lachers op zijn hand door een complete blaaskapel – in smetteloos wit uniform – van rechts naar links over het podium te laten marcheren. Ontegenzeggelijk grappig, en op humor kon je de band tot dat moment niet betrappen.

Dat laatste album maakte Sigur Rós met producer Flood. Jónsi ging nu in zee met Nico Muhly, de Amerikaanse arrangeur die ook werkte met onder meer Antony & the Johnsons en Grizzly Bear, en die al jaren een band heeft met het IJslands collectief Bedroom Community. Jónsi had in eerste instantie een intiem, akoestisch album in gedachten, maar het lijkt erop dat Muhly na de eerste vinger meteen de hele hand gegrepen heeft. Het zwierige dat Antony’s The Crying Light in het klein had (met als schoolvoorbeeld het nummer Kiss My Name), heeft dit album in het groot. Go klinkt als een symfonie, euforisch en vol. Met Jónsi in de rol van een compleet jongenskoor.

Dat het niet doorslaat in een zoetsappige musical, is te danken aan drummer Samuli Kosminen. Zijn gejaagde ritmes zijn inventief en soms vervreemdend, vooral door de effectpedalen waarmee ze bewerkt zijn. Het zorgt voor de broodnodige rauwe rand en maakt songs als Animal Arithmetic en Boy Lilikoi tot het meest opwindende wat Jónsi ooit maakte. Opvallend genoeg zijn de arrangementen wel vol, maar voelen ze toch licht en energiek. Dat geldt minder voor de langzame songs op het album, zoals het bedrukte Kolniðu en het emotioneel geladen Grow Till Tall, waarin de strijkers de gedragen sfeer van een gigantisch kerkorgel oproepen. Tornado begint met een ongrijpbare pianomelodie, die doet denken aan Radiohead's Pyramid Song, hand in hand met strijkers. Die songs voelen minder nieuw en verrassend, maar ze bieden wel houvast voor wie het minder theatrale verleden toch beter beviel.

Go van Jónsi verschijnt op Parlophone/EMI. Het album staat nu op de Luisterpaal. Jónsi speelt 2 en 3 juni in Paradiso. 3VOOR12 neemt de eerste van die twee shows op.