3VOOR12 bespreekt Album van de Week (21): The Black Keys

Zesde album Brothers diverser en toegankelijker dan ooit

Ingmar Griffioen ,

Wie op Pinkpop DeWolff of Black Box Revelation heeft gezien, weet dat bluesrock zelfs in de handen van blanke Beneluxers nog springlevend is. In de Verenigde Staten houden Dan Auerbach en Patrick Carney al jaren de bluesy toorts brandende. En hoe: met Brothers is The Black Keys klaar om door een breed publiek in de armen gesloten te worden.

Zesde album Brothers diverser en toegankelijker dan ooit

Wie op Pinkpop DeWolff of Black Box Revelation heeft gezien, weet dat bluesrock ('n roll) zelfs in de handen van blanke Beneluxers nog springlevend is. In de Verenigde Staten houden Dan Auerbach en Patrick Carney al jaren de bluesy toorts brandende. En hoe: met Brothers levert het duo uit Ohio alweer hun zesde langspeler in acht jaar af en de tijd dat ze alleen van een afstandje bewonderd werden lijkt voorbij. Met deze plaat is The Black Keys klaar om door een breed publiek in de armen gesloten te worden.

En dan bracht 2009 nog een solo-album van Auerbach, en BlakRoc: een bijzonder fijne crossover van rappers met de bluesrockende Black Keys. Dat was heel andere koek, alhoewel het tweede nummer Next Girl qua ritme en zang nog aan BlakRoc-single Ain't Nothing Like You (Hoochie Coo) doet denken. Nog een erfenis van die plaat is R&B-zangeres Wray, die albumopener Everlasting Light en het duistere Sinister Kid van soulvolle backing vocals voorziet. En de heren Black Keys hebben meer lessen geleerd de laatste maanden. Zo durft Auerbach net als op zijn ingetogener solo-plaat wat meer te zingen. In Everlasting Light en The Only One doet hij dat zelfs met een voor hem ongewone kopstem. Het hoge stemgeluid maakt het wat zoeter en toegankelijker en - hoewel fans van de eerste rudimentaire platen zullen gruwelen - dat past eigenlijk best bij het opgefriste geluid van The Black Keys.

Op de vorige plaat Attack Release doopte producer Danger Mouse de Black Keys-sound in een dikkere productie en een laagje soul. Ditmaal hielden Auerbach en Carney de productie grotendeels in eigen hand, hoewel ze uitgekookt genoeg waren om Danger Mouse wel te vragen zijn skills los te laten op de pakkende eerste single Tighten Up. Die steekt net wat vernuftiger in elkaar en met stuwend drumwerk en de slepende zanglijnen van Dan bulkt die dan ook van de hitpotentie. I'm Not The One kreeg een bijna chorale musical-begeleiding en op liefdesliedje Never Gonna Give You Up zie je Auerbach in pak met een big band achter zich de soulpop-wereld binnen marcheren. Op afsluiter These Days is de smerige bluesrocker van weleer zelfs getransformeerd tot een onvervalste crooner.

Maar met deze plaat vergeet het duo ook de roots niet. Horen we daar Hendrix soleren in het instrumentale tussendoortje Black Mud? Ook huilt Auerbach als vanouds in het met een Doors bas-loopje opgesierde Howlin' For You. En zijn gitaar scheurt gemeen in She's Long Gone, dat zo op de rauwere platen Rubber Factory of Thick Freakness had kunnen staan. Tegelijkertijd zitten de Keys nog barstensvol ideeën, dat leidt tot een album met een bijzondere lengte (15 nummers in 55 minuten) en ongewone diversiteit.

Het is een geruststellende constatering dat er nog creatieve rek zit in The Black Keys. Belangrijker voor de band is de toegenomen toegankelijkheid, een koers die de groep het laatste zetje naar een mainstream publiek kan geven. Het publieksbereik is sinds de vorige plaat al explosief gestegen. Brothers kwam zelfs binnen op #3 in de Billboard 200 charts, hun hoogste notering ooit, en verkocht binnen een week al 73.000 maal in Amerika. Als Dan Auerbach en Patrick Carney niet oppassen, gaan ze zomaar Kings Of Leon achterna naar de Major League.

Brothers is uitgebracht door Co-Op/V2 en deze week nog te beluisteren op de Luisterpaal. The Black Keys is eind deze maand te zien in Paradiso (uitverkocht) en op Rockin' Park, 27 juni in het Nijmeegse Goffertpark. Op 10 november komen ze terug in 013, Tilburg en 11 november in de Oosterpoort in Groningen.