Akron, Ohio heeft 1 van de beste voetbalploegen van Noord-Amerika, zo vertelt Dan Auerbach van The Black Keys aan de vooravond van Nederland – Slowakije. “Er is een grote voetbalscene in Akron. Vooral voor veertienjarigen. Als kids ouder worden stappen ze over op andere sporten.” Maar de liefde voor het spelletje is gebleven. “Als we ergens kunnen kijken dan zijn we game.”
Ergens tussen de wedstrijden van het WK door zijn The Black Keys bezig met een van de succesvolste zomers in hun vijftienjarige bestaan. Met een uitverkochte show in Paradiso en mooie spots op grote festivals als Werchter en Glastonbury lijkt 2010 het jaar van de doorbraak te worden. Dat is vooral te danken aan het nieuwe, behoorlijk toegangelijke album Brothers. Dan Auerbach blijft er nuchter onder. “Het is interessant dat juist wij een hele succesvolle plaat hebben nu helemaal niemand meer platen koopt.”
In Paradiso speelden The Black Keys het eerste gedeelte van de set in hun traditionele setting als duo. De lange drummer Patrick Carney met wilde armbewegingen en rake klappen, en Auerbach op gitaar en zang. Maar halverwege werden een bassist en een keyboardspeler opgetrommeld om de songs van hun zesde album Brothers te ondersteunen. De nieuwe nummers verdienen zo’n live opzet, vindt Auerbach. “Het zou niet eerlijk zijn om ze weer te strippen.” Brothers voelt anders aan dan de voorgaande Black Keys albums. Minder rauw, wat voller en ronder. “Het gaat meer om de groove dan om de riff.” Die verandering is een direct gevolg van Blakroc, een gelegenheidsproject dat ze vorig jaar met een groot aantal Amerikaanse hiphop artiesten opnamen. “Toen we het Blacroc album maakten begonnen we met bas of orgel met drums te schrijven in plaats van gitaar en drums. Die methode hebben we opnieuw toegepast bij Brothers. De groove dicteerde het geluid.”
Met Blakroc ging een langgekoesterde wens in vervulling. Iedere ochtend begonnen ze met de basis van een nieuwe track en aan het eind van de dag kwam een mc langs om on the spot te rappen. Ze werkten met onder meer met Mos Def, Ludacris, Pharoahe Monch en Wu-Tang helden Raekwon en RZA. “RZA is een held. Ik denk dat hij de grootste invloed was toen we begonnen. We luisterden in de jaren negentig heel erg veel naar hiphop. Het was een behoorlijk surreële ervaring om door iemand als RZA bij je voornaam genoemd te worden.”
Carney en Auberbach kennen elkaar al 21 jaar. Het voelt bijna alsof ze broers zijn. “We hebben meer tijd met elkaar doorgebracht dan met onze familie in de laatste twaalf jaar.” De titel Brothers komt terug op het album in het nummer Unknown Brother. Het gaat over de broer van Auerbach’s vrouw die overleed toen zij een tiener was. “Patrick en ik hebben allebei alleen broers. We praatten over hoe erg het geweest moet zijn om als tiener je oudere broer te verliezen.”
Auerbach is een verhalenverteller in de beste bluestraditie. Zo heeft Ten Cent Pistol, een ander hoogtepunt van Brothers, een lugubere achtergrond. Het verhaal komt van Auerbach’s oom die in Florida een vrouw ontmoette die ooit een ten cent pistol had gebruikt. “Ze kwam op een dag thuis en vond haar vriend met een ander in bed. Uit wraak gooide ze een mix van heroine en arsenicum – een ten cent pistol - in het gezicht van haar vriend en zijn maîtresse. Beide raakten voor het leven misvormd. Ze heeft er een tijd voor in de gevangenis gezeten.”
In de zomer van 1989 verhuisde Patrick Carney met zijn familie naar de buurt waar Dan Auerbach opgroeide. Toen ze zestien waren speelden ze voor het eerst samen. Al vrij snel waren ze The Black Keys, volgens Carney. “Ik denk dat we altijd zo geklonken hebben als nu. Alleen steeds beter.” Ze hebben ze het nog even geprobeerd met Gabe, een vriend uit de buurt. Geen succes. “Als hij in de band zou hebben gezeten dan zouden we niet langer dan twee maanden vol hebben gehouden. Een leuke gast hoor, maar ook een psychopaat.” Waarom het tussen de twee wel lukt? “We hebben allebei een goed arbeidsethos en respecteren elkaars ruimte.” Ze hebben nog nooit ruzie gemaakt om een meisje. Dus de video van de single Tighten Up, waarin hun fictieve zoontjes en even later de volwassen mannen zelf ruzie maken om een meisje en haar moeder is niet op waarheid gebaseerd.
Ze halen herinneringen op aan hun middelbare schooltijd in Akron en verbazen zich nog steeds over de freaks met wie ze opgroeiden. Ze schetsen een beeld dat een beetje doet denken aan Harmony Korine’s Gummo. “Ik denk dat wij zo’n beetje de enige normale kids waren. De rest was allemaal typisch slachtoffer van een slechte opvoeding. Veel kids die hun vaders niet kenden, of een klap van de molen hadden gekregen in hun jongste jaren.” Carney: “Ik had een paar vrienden die helemaal totaal bizar waren. Ik dacht het een pose was, maar als je dan bij hun ouders ging eten zag je wat er aan de hand was.” Auerbach’s ouders waren best oke, vindt hij zelf. Vader als antiekhandelaar met een enorme platencollectie, zijn moeder was lerares Frans en speelde zelf muziek. Carney’s vader was journalist en zorgde voor een vooruitstrevende muzikale opvoeding. “Ik kwam een keer thuis met een Vanilla Ice bandje. Nadat m’n vader me flink had uitgelachen, kocht hij meteen een Frank Zappa tape voor me.”
The Black Keys: “Het voelt alsof we broers zijn”
Duo over nieuwe plaat en hun jeugd: “We waren de enige normale kids”
Ergens tussen de wedstrijden van het WK door zijn The Black Keys bezig met een van de succesvolste zomers in hun vijftienjarige bestaan. Dat is vooral te danken aan het nieuwe, behoorlijk toegangelijke album Brothers. Zanger Dan Auerbach blijft er nuchter onder. “Interessant dat juist wij een hele succesvolle plaat hebben nu helemaal niemand meer platen koopt.”