‘Grootschalig onderzoek erkenning popmuziek als cultureel erfgoed’

Onderzoek richt zich op invloed van muziek op culturele identiteit

Fiona Fortuin ,

Bijna een miljoen euro (900.000) aan Europese subsidie is vrijgegeven voor Popular Music Heritage, een grootschalig, internationaal onderzoek naar popmuziek. Het onderzoek moet duidelijk maken hoe de afgelopen vijftig jaar popmuziek heeft bijgedragen aan de culturele identiteit van mensen.

Onderzoek richt zich op invloed van muziek op culturele identiteit

Bijna een miljoen euro (900.000) aan Europese subsidie is vrijgegeven voor Popular Music Heritage, een grootschalig, internationaal onderzoek naar popmuziek. Het onderzoek moet duidelijk maken hoe de afgelopen vijftig jaar popmuziek heeft bijgedragen aan de culturele identiteit van mensen. 

Nederland werkt voor dit drie jaar durende project samen met drie andere Europese landen: Oostenrijk, Engeland en Slovenië.  Aan het hoofd van het elfkoppige team staat Susanne Janssen, hoogleraar Media en Cultuur aan de Eramus Universiteit. Janssen ziet de subsidie als een erkenning voor popmuziek. “900.000 euro lijkt misschien veel, maar de onderzoekers moeten ook salaris krijgen. Dan valt zo’n bedrag verdeeld over drie jaar en elf mensen wel mee. Ik zie de subsidie meer als gebaar van de Europese Unie dat zij het belang van popmuziek in cultuur onderschrijven. Wanneer over cultureel erfgoed wordt gesproken, heeft men het naar mijn idee te vaak uitsluitend over literatuur, architectuur en kunst. Maar erfgoed omvat ook popmuziek.”

Het onderzoek dat dit jaar start moet zich vooral gaan richten op de invloed van muziek op de culturele identiteit van mensen en de herinneringen aan muziek; hoe muziek uit de jeugd vormend is geweest. Janssen: “Op lokaal niveau is veel onderzoek gedaan naar deze thema’s. Omdat dit onderzoek internationaal is, kunnen we het vergelijkend opzetten. Vandaar ook dat ik er minstens één Oost-Europees land bij wilde hebben. Er wordt vaak beweerd dat de invloed van globalisering op popmuziek heel groot is. Dat iedereen dezelfde muziek luistert en mooi vindt. Daar is denk ik veel op af te dingen. Wij willen laten zien dat muziek niet zo rechtlijnig is. Amerika en Groot-Brittannië zijn internationaal toonaangevend, maar popmuziek vertoont grote lokale variaties.”

Het onderzoek is onderverdeeld in drie fases; eerst zal de geschiedenis van de popmuziek in kaart worden gebracht met daarbij wat lokaal als muzikaal erfgoed erkend wordt. Vervolgens nemen de onderzoekers zo’n tachtig interviews per land af met zogenaamde ‘cultural industry workers’. Daar onder verstaat Janssen onder meer producers, journalisten en muzikanten. Aan het einde houdt elk land diepte-interviews met muziekliefhebbers in verschillende regio’s en zullen er focusgroepen geformeerd worden. 

In het voorstel noemt Janssen voor Nederland Den Haag, Amsterdam, Rottedam, Oost-Nederland, Volendam en Limburg als plaatsen die in het onderzoek meegenomen zullen worden. Tegelijkertijd vinden in Amerika en Australië soortgelijke onderzoeken plaats, waar zeer nauw mee zal worden samengewerkt.