Jónsi (Sigur Rós): “Mijn salaris komt uit Engeland”

Frontman maakt kleurrijk, optimistisch solo-album

Atze de Vrieze ,

Frontman Jónsi van Sigur Rós maakte een solo-album. Het moest een ingetogen akoestisch album worden, maar het werd een kleurrijk werkstuk. Jónsi vertelt hoe zijn album tot stand kwam. "Het was enorm wennen. Ik voelde me naakt toen ik ineens zelf moest beslissen of iets goed of niet goed was."

Frontman maakt kleurrijk, optimistisch solo-album

Jónsi Birgisson heeft een gaatje in zijn broek. Op een onhandige plek, precies waar zijn twee broekspijpen samen komen. Het past bij de aanblik van de Sigur Rós frontman, bij zijn slordige kuifje en zijn geruite trui. En hij heeft kleine pretoogjes, de een rechtdoor, de ander afdwalend naar het raam, alsof je tegenover een kameleon zit. Een paar minuten eerder stak hij zijn hoofd horizontaal door het gat van de deur, als een stripfiguurtje en dook hij vol enthousiasme in het tasje verse cd's van zijn gesprekspartner. Een grappenmaker kun je hem moeilijk noemen, maar een gesprek voeren met een van IJslands meest befaamde muzikanten is anno 2010 een prettige bezigheid.

Dat is wel eens anders geweest. Wie op Google de zoekterm 'worst interview ever' intikt, komt al snel bij een legendarisch radiogesprek met Sigur Rós uit. De Amerikaanse presentator krijgt gaandeweg het live item zweetdruppels op zijn voorhoofd als al zijn vragen dood slaan op de vier bandleden. Sigur Rós, gezien als de ultieme muzikale vertaling van de oerkracht van de natuur. Een band die furore maakte met trage, episch lange muziekstukken. Jónsi zelf speelt gitaar met een strijkstok en zong een tijdlang in een zelfbedachte taal. Veel mensen zien het aura van Sigur Rós helemaal niet, maar fans aarzelen niet om te spreken van bovennatuurlijke ervaringen. Jónsi zelf kan er zelf wel om lachen. 'Voor veel mensen heeft Sigur Rós iets heiligs', zegt hij. 'Ze denken ook dat wij heel serieuze mensen zijn. Toen we net begonnen haatten we interviews en fotosessies. We wilden dat het alleen om de muziek ging. Als je ouder wordt, verlies je wat van je principes. Ik weet niet of dat goed of slecht is. Uiteindelijk zijn weinig dingen in het leven zo belangrijk dat je er principieel over moet doen.'

Langzaam maar zeker verdwijnt de wolk van mysterie rond de band. Op het laatste Sigur Rós album zingt Jónsi voor het eerst 'gewoon' in het Engels, en het album klinkt en stuk toegankelijker dan eerder werk. Afgelopen jaar leverde hij een gastbijdrage aan het album van Tiësto, de Nederlandse dj die bekend staat om zijn commerciële trance-hits. Nu verschijnt zijn eerste solo-album Go, dat extraverter klinkt dan alles wat Jónsi ooit maakte. 'Bij Sigur Rós beginnen we altijd vanaf nul. Niemand komt de studio binnen met een half idee, we schrijven echt alle muziek als één man. Natuurlijk heb ik in de loop der jaren wel songs geschreven waar ik door die regel niets mee kon. Daar wilde ik nu wat mee doen. Dat was enorm wennen. Ik voelde me naakt toen ik ineens zelf moest beslissen of iets goed of niet goed was.'

De bedoeling was dat die nummers – sommige schetsen dateren van tien jaar terug – samen zouden komen op een intieme, grotendeels akoestische plaat. Maar Jónsi vroeg om moeilijkheden toen hij in zee ging met de klassieke componist/arrangeur Nico Muhly (bekend van zijn werk met o.a. Antony & the Johnsons en Grizzly Bear) en vooral met de Finse drummer Samuli Kosminen, die een tijdje deel uitmaakte van de IJslandse groep Múm. Zij maakten van Go een uitbundig, rijk gearrangeerd spektakelstuk. Vol, maar niet topzwaar. Door de wervelende blazers en strijkers klinkt het zo kleurrijk en theatraal dat iemand het zelfs vergeleek met de openingsscène van een Disney-film, inclusief dansende theekopjes. 'Samuli kwam de studio binnen met een koffer vol rotzooi, speelgoed en allerlei kleine percussie-instrumenten. Hij is een geweldig inventieve drummer, waar ik per se een keer mee wilde werken. In zes dagen hebben we alle drums en percussie opgenomen. De foutjes koester ik. Toen Nico en ik elkaar ontmoetten hadden we meteen op de eerste avond vijf verschillende arrangementen. Hij speelt een paar akkoorden en meteen gebeurt er iets fantastisch. Hij werkt heel vrij en spontaan en is niet bang om dingen weg te gooien. Dat schept een sfeer waarin van alles per ongeluk gebeurt.'

Minstens zo belangrijk is Alex Somers, Amerikaan en al jaren Jónsi's levenspartner. Ze wonen samen in IJsland en brachten afgelopen jaar samen een album uit onder de naam Riceboy Sleeps, een album vol mistige soundscapes dat helemaal in huislijke kring opgenomen werd. 'Het compleet tegenovergestelde van dit album', zegt Jónsi. 'The Riceboy Sleeps is ouderwetse ambiënt. Alex is mijn grootste criticus. Hij kent me door en door en is erg goed in details en hij grijpt in als ik naar een soort muzikale gekkenwereld dreig af te glijden. Binnenkort verhuizen we samen naar een van de oudste stenen boerderijen van IJsland. Ons huis staat vol met oude spullen. Ik hou van voorwerpen die uit elkaar vallen, die roesten of waar de verf vanaf bladdert. Het geeft dingen een ziel. Ik ben een nostalgisch mens. Thuis draai ik het liefst oude, krakende jazzmuziek. Dat is voor mij wat voor andere mensen een knapperend haardvuur of een deken om ze heen is.'

Jónsi woont bewust in de stad, maar binnen de muren van zijn huis trekt hij zich graag terug. Voor complete rust heeft hij ook nog een huisje achter de hand in een klein IJslands vissersdorpje waar niemand hem lastig valt. Radio en tv heeft hij thuis niet, en toen een paar maanden geleden de krant zomaar ophield te komen, liet hij het er maar bij. 'Er zou een nieuwsprogramma moeten zijn met alleen maar goed nieuws', zegt hij. 'Maar daar zou dan waarschijnlijk niemand naar kijken. Het is niet zo dat ik verontrustende dingen altijd buiten de deur houd. Lelijkheid kan bijvoorbeeld heel mooi zijn in kunst, maar uiteindelijk zoek je naar een soort waarheid. Iets wat goed resoneert met je eigen persoonlijkheid. Als ik muziek maak volg ik mijn intuïtie.'

Zelfs de gigantische economische crisis die zijn land op dit moment treft weet Jónsi vakkundig uit zijn leven te weren, beweert hij. 'Ik kan er niet omheen dat mensen hun banen verliezen en dat voedselprijzen omhoog gaan, maar zelf heb ik er weinig mee te maken. Ik maak geen deel uit van een IJslandse muziekscene en mijn salaris komt uit Engeland en Amerika. Maar los daarvan ben ik een optimistisch mens. Hoe positiever je de wereld benadert, hoe meer goede dingen je zullen toekomen. Je moet ook niet te veel nadenken bij de dingen die je doet. Dat verkrampt alleen maar.' Terwijl je hem zo hoort praten, verandert zijn single Go Do ineens voor je neus in de ultieme versie van Nike's beroemde slogan. Just Do It. 'Ha, daar komt het wel op neer. De uptempo, kleurrijke songs op dit album gaan over het waarmaken van je dromen. Maar er is ook een andere kant, die je terug hoort in de langzame nummers op Go. De angst, de dagelijkse druk die mensen voelen. Die kleine zorgen die ervoor zorgen dat je blijft steken. Ik zie het zo: het leven is kort. Je kunt in de tijd die je hebt maar beter heel veel dingen doen en daar plezier in hebben.'

Jónsi speelt 2 en 3 juni in Paradiso Amsterdam. 3VOOR12 neemt het optreden van 2 juni op. Kort daarna is het in zijn geheel te zien op 3VOOR12TV. Donderdag 10 juni wordt het tussen 22:00 en 01:00 uur uitgezonden in 3VOOR12RADIO op 3FM en dinsdag 15 juni 2010 van 21.00 tot 22.00 uur op Cultura. Jónsi's album Go verschijnt bij EMI en is tot en met 11 april te beluisteren op de 3VOOR12 Luisterpaal.