Poppodia willen veranderingen in subsidieverordeningen

Onderzoek VNPF: limiet risicoreserve verruimen

Fiona Fortuin ,

Nederlandse poppodia pleiten voor een verandering in subsidieverorderingen, zo is te lezen in het onderzoek van VNPF dat tijdens Eurosonic/Noorderslag wordt gepresenteerd. Bij het verkrijgen van subsidie is de voorwaarde dat de reserves niet te hoog mogen zijn. Het merendeel van de poppodia in Nederland wil daar nu vanaf.

Onderzoek VNPF: limiet risicoreserve verruimen

Nederlandse poppodia pleiten voor een verandering in subsidieverorderingen, zo is te lezen in het onderzoek van de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF). Bij het verkrijgen van subsidie is de voorwaarde dat de reserves niet te hoog mogen zijn. Het merendeel van de poppodia in Nederland wil daar nu vanaf, zo blijkt uit het onderzoek van VNPF over de huidige ontwikkelingen in de popsector dat donderdag 15 januari tijdens Eurosonic/Noorderslag is gepresenteerd.

“Zo’n limiet maakt het juist lastig om iets op te kunnen starten”, zegt VNPF directeur Berend Schans. “Als je nu iets wil beginnen moet het gelijk het eerste jaar goed gaan en anders is het geld op. Door het aanpassen van de limiet aan risicoreserve, neem je dat probleem weg.” Het onderzoek stelt een algemene risicoreserve van minimaal 10% van de totale begroting voor.

Naast een verandering in subsidieregels pleiten podia ook voor een beter popbeleid vanuit de overheid. Het huidige beleid, zowel landelijk als lokaal, wordt zwak genoemd. Afgelopen decennia investeerden gemeenten fors in de nieuwbouw of verbouwing van podia. Maar ondanks de schaalvergroting, bleef de subsidiehoogte vaak onveranderd. Van een popinfrastructuur bij gemeente is nog geen sprake.“Die terughoudende opstelling van gemeenten bij subsidiering is een rem op verdere professionalisering. Ze maken makkelijker geld voor nieuwbouw vrij dan voor exploitatiekosten” is te lezen in het onderzoek.

“Dat is niet alleen bij poppodia aan de hand,” voegt Schans toe. “Ook in andere sectoren bouwt de overheid graag, maar trekt daarna zijn handen er vanaf. Podia zijn veel voor gemeentes gaan betekenen, zowel op maatschappelijk als economisch vlak. Dan mag daar best iets tegenover staan.” Zo ziet hij graag meer geld vrij voor scholing. “Dat is belangrijk voor een verdere professionalisering, want ook podia bevinden zich in een concurrerende markt.”

Ondanks de verbeterpunten op organisatorisch en financieel gebied heeft optimisme de overhand bij VNPF directeur Berend Schans. Zo blijkt onder meer dat podia in tien jaar tijd hun omzet hebben verdubbeld, het gemiddeld aantal bezoeken gestegen is van 36.000 in 1995 tot 54.000 in 2007 en organisaties ook in professionalisering zijn gegroeid. “Ik ben trots dat veel organisaties dit voor elkaar gekregen hebben.”

Het onderzoek is uitgevoerd door Vreeke & Van Dale aan de hand van een enquête, focusgroepen en uitvoerige gesprekken. Daarnaast is voor het onderzoek ook gebruik gemaakt van de jaarlijkse publicaties van het VNPF. In totaal vulden 48 respondenten de vragenlijst in, dat is in percentage uitgedrukt 74%. Het laatste onderzoek op deze schaal van grote naar de stand van zaken bij poppodia is van 1996. Aanleiding voor het onderzoek waren uitlatingen begin vorig jaar van Paul van Oort van Hedon en onderzoeker Leon Zwaans over de problemen in de podiasector. Die waren volgens het VNPF onvoldoende onderbouwd.