Een typisch Andrew Bird verhaal: laatst was hij met zijn vader op vakantie in de Rocky Mountains. Ergens hoog op een berg kreeg hij voedselvergiftiging. Niet zo’n beetje, maar een lelijke. “Ik was er echt beroerd aan toe”, zegt de 35-jarige Amerikaan. “En ik raakte onder de indruk van mijn lichaam, dat resoluut de controle overnam. Geen vragen, iedereen eruit. Nu! Dat is waarschijnlijk het dichtst bij hoe het moet voelen als je zwanger bent en je hormonen alles overnemen.”
De anekdote is terug te vinden in Masterswarm, een van de liedjes op zijn nieuwe album Noble Beast. Bird stelt het zich voor als een klein mannetje in zijn eigen lichaam, dat als een soort marionet die aan de touwtjes van zijn meester trekt, in plaats van andersom. Ook dat is een typische Andrew Bird beeldspraak. Noble Beast is alweer zijn zevende solo-album in tien jaar tijd. In die jaren heeft hij zich laten zien als een fantasierijke liedjesschrijver. Zijn songs klinken warm en toegankelijk, maar zitten vol wonderlijke kleine ideetjes, zowel in de teksten als in de muziek. Al was het maar omdat zijn belangrijkste instrument niet de gitaar is, maar de viool. Live speelt hij met looppedalen en bouwt hij zijn liedjes laagje voor laagje op. Soms met band, soms ook in zijn eentje, zoals in november in de Amsterdamse kerk De Duif.
Bird is dus een behoorlijk experimentele muzikant, maar zijn liedjes zijn vaak eenvoudig. “Het is veel te gemakkelijk om obscuur te zijn”, zegt hij. “De laatste jaren heb ik juist steeds meer ideeën geschrapt uit mijn liedjes. Ik probeer alles in drie minuten te doen.” De verdieping zit in de details. Zo gebruikt hij opvallend veel woorden die je op moet zoeken in het woordenboek. Een woord als ‘radiolarians’, bijvoorbeeld, in hetzelfde liedje, Masterswarm. “Ik weet zelf ook niet precies wat het betekent”, gniffelt Bird. “Het zijn een soort slijmerige, primitieve schepselen, maar meer weet ik er niet van.”
“Ik heb vaak boeiende gesprekken met mensen over dit soort woorden”, legt hij uit. “Ik kom iets tegen dat me intrigeert, maar waarvan ik niet weet wat het betekent. Vaak zijn die gesprekken veel dieper dan het woord zelf. De wetenschap is een dankbare bron voor coole woorden. Je fantasie slaat ervan op hol. Ik hou ook erg van archaïsche woorden, woorden die eigenlijk niemand meer gebruikt. Ze geven gewicht aan een tekst. Liefst zoek ik ze niet op in het woordenboek. Als je dat eenmaal doet, is de magie voorbij. En meestal valt het ook nog eens tegen. Waarom moet taal vastgelegd zijn in een woordenboek? We hebben meer woorden nodig.”
Precies zo belandden de radiolarians in Masterswarm. “Het liedje gaat over het feit dat groepen dieren zich soms samen als één dier kunnen gedragen. Radiolarians deed me denken aan radio, als het communicatiemiddel tussen die dieren. De vraagt die mij boeit is: wie stuurt zo’n zwerm vogels of zo’n school vissen aan? Welk brein zit daar achter?”
Achter die vraag schuilt in elk geval de overtuiging dát er een brein achter zit. Maar hoe zit dat met groepen mensen? Geldt daar ook zo’n onzichtbare orde? Bird aarzelt. “Bij groepen mensen heb ik het gevoel dat er geen idee achter zit. Ze worden gestuurd door chaos. Ik ben daar altijd een beetje bang voor. In Europa kom je wel eens op straat een groep voetbalsupporters tegen. Ze zingen en drinken samen en hebben ongetwijfeld een geweldige tijd, maar ik wil daar echt niet bijhoren. Ik weet niet waar dat door komt. Al heb ik ook laatst in Chicago een bijeenkomst van Obama gezien waar wel een heel mooie sfeer hing. Toch zal ik me niet snel thuis voelen in een groep mensen.”
Je kunt je er iets bij voorstellen. Andrew Bird is een rustige, voorzichtig pratende jongen. Niet onvriendelijk of contactgestoord, maar zeker ook niet het type dat op feestjes het hoogste woord voert. Op het podium is hij vaak netjes in pak, maar vanochtend in zijn Amsterdamse hotel is hij een beetje pluizig en schuchter. Bang voor mensen is hij niet, zegt hij, maar dan moet hij ze wel eerst vertrouwen. Niet voor niets bracht hij de laatste jaren veel tijd door in zijn eentje, op zijn boerderij buiten de bewoonde wereld. “Als je jezelf isoleert kom je vanzelf je demonen tegen”, zegt hij. “Je kunt ze niet langer uit de weg gaan.”
Zo merkte Bird tot zijn eigen blijdschap dat ook hij niet immuun is voor eenzaamheid. Hij ontdekte in zijn eentje het verschil tussen ‘alleen’ en ‘eenzaam’ zijn. “Je kunt eenzaam zijn in een kamer vol mensen. Gemakkelijk zelfs, omdat je dan het gevoel hebt dat je je niet eenzaam mag voelen. Maar vijf dagen alleen maar gesprekken voeren met jezelf is ook raar. Ik begreep ineens weer waarom wij mensen elkaar op zoeken. Ik bleek de maatschappij net zo hard nodig te hebben als andere mensen. En dat vond ik eigenlijk best een geruststellende gedachte.”
Andrew Birds album Noble Beast verschijnt op Fat Possum/V2.
De anekdote is terug te vinden in Masterswarm, een van de liedjes op zijn nieuwe album Noble Beast. Bird stelt het zich voor als een klein mannetje in zijn eigen lichaam, dat als een soort marionet die aan de touwtjes van zijn meester trekt, in plaats van andersom. Ook dat is een typische Andrew Bird beeldspraak. Noble Beast is alweer zijn zevende solo-album in tien jaar tijd. In die jaren heeft hij zich laten zien als een fantasierijke liedjesschrijver. Zijn songs klinken warm en toegankelijk, maar zitten vol wonderlijke kleine ideetjes, zowel in de teksten als in de muziek. Al was het maar omdat zijn belangrijkste instrument niet de gitaar is, maar de viool. Live speelt hij met looppedalen en bouwt hij zijn liedjes laagje voor laagje op. Soms met band, soms ook in zijn eentje, zoals in november in de Amsterdamse kerk De Duif.
Bird is dus een behoorlijk experimentele muzikant, maar zijn liedjes zijn vaak eenvoudig. “Het is veel te gemakkelijk om obscuur te zijn”, zegt hij. “De laatste jaren heb ik juist steeds meer ideeën geschrapt uit mijn liedjes. Ik probeer alles in drie minuten te doen.” De verdieping zit in de details. Zo gebruikt hij opvallend veel woorden die je op moet zoeken in het woordenboek. Een woord als ‘radiolarians’, bijvoorbeeld, in hetzelfde liedje, Masterswarm. “Ik weet zelf ook niet precies wat het betekent”, gniffelt Bird. “Het zijn een soort slijmerige, primitieve schepselen, maar meer weet ik er niet van.”
“Ik heb vaak boeiende gesprekken met mensen over dit soort woorden”, legt hij uit. “Ik kom iets tegen dat me intrigeert, maar waarvan ik niet weet wat het betekent. Vaak zijn die gesprekken veel dieper dan het woord zelf. De wetenschap is een dankbare bron voor coole woorden. Je fantasie slaat ervan op hol. Ik hou ook erg van archaïsche woorden, woorden die eigenlijk niemand meer gebruikt. Ze geven gewicht aan een tekst. Liefst zoek ik ze niet op in het woordenboek. Als je dat eenmaal doet, is de magie voorbij. En meestal valt het ook nog eens tegen. Waarom moet taal vastgelegd zijn in een woordenboek? We hebben meer woorden nodig.”
Precies zo belandden de radiolarians in Masterswarm. “Het liedje gaat over het feit dat groepen dieren zich soms samen als één dier kunnen gedragen. Radiolarians deed me denken aan radio, als het communicatiemiddel tussen die dieren. De vraagt die mij boeit is: wie stuurt zo’n zwerm vogels of zo’n school vissen aan? Welk brein zit daar achter?”
Achter die vraag schuilt in elk geval de overtuiging dát er een brein achter zit. Maar hoe zit dat met groepen mensen? Geldt daar ook zo’n onzichtbare orde? Bird aarzelt. “Bij groepen mensen heb ik het gevoel dat er geen idee achter zit. Ze worden gestuurd door chaos. Ik ben daar altijd een beetje bang voor. In Europa kom je wel eens op straat een groep voetbalsupporters tegen. Ze zingen en drinken samen en hebben ongetwijfeld een geweldige tijd, maar ik wil daar echt niet bijhoren. Ik weet niet waar dat door komt. Al heb ik ook laatst in Chicago een bijeenkomst van Obama gezien waar wel een heel mooie sfeer hing. Toch zal ik me niet snel thuis voelen in een groep mensen.”
Je kunt je er iets bij voorstellen. Andrew Bird is een rustige, voorzichtig pratende jongen. Niet onvriendelijk of contactgestoord, maar zeker ook niet het type dat op feestjes het hoogste woord voert. Op het podium is hij vaak netjes in pak, maar vanochtend in zijn Amsterdamse hotel is hij een beetje pluizig en schuchter. Bang voor mensen is hij niet, zegt hij, maar dan moet hij ze wel eerst vertrouwen. Niet voor niets bracht hij de laatste jaren veel tijd door in zijn eentje, op zijn boerderij buiten de bewoonde wereld. “Als je jezelf isoleert kom je vanzelf je demonen tegen”, zegt hij. “Je kunt ze niet langer uit de weg gaan.”
Zo merkte Bird tot zijn eigen blijdschap dat ook hij niet immuun is voor eenzaamheid. Hij ontdekte in zijn eentje het verschil tussen ‘alleen’ en ‘eenzaam’ zijn. “Je kunt eenzaam zijn in een kamer vol mensen. Gemakkelijk zelfs, omdat je dan het gevoel hebt dat je je niet eenzaam mag voelen. Maar vijf dagen alleen maar gesprekken voeren met jezelf is ook raar. Ik begreep ineens weer waarom wij mensen elkaar op zoeken. Ik bleek de maatschappij net zo hard nodig te hebben als andere mensen. En dat vond ik eigenlijk best een geruststellende gedachte.”
Andrew Birds album Noble Beast verschijnt op Fat Possum/V2.