Het is 16:30. Zanger Francis Healy en gitarist Andy Dunlop van de Schotse band Travis hebben er vandaag al veertien interviews op zitten en nog vier te gaan. Daarna gaan ze naar België voor eenzelfde dag. Er zullen nog vele landen volgen. Een irritant luide airco zoemt terwijl Francis zijn retro Ray Ban zonnebril zoekt. “Dammit, deze wordt niet meer gemaakt. Dit is niet het Madonna of Blues Brothers-model. Op eBay vind ik alleen nog maar beschadigde tweedehandsjes.”
Licht geïrriteerd gaat Francis toch maar naast Andy zitten voor het interview. “Het is voor de radio? Ik zet toch mijn hoed op hoor. Ik heb namelijk een verschrikkelijke bad hair day.” De zanger heeft al jaren een gemillimeterde coupe die in zes albums tijd van blond naar grijswit is verschoten. “Ik ben echt heel erg ijdel. Jaren schaamde ik me er voor, maar nu zit ik in de acceptatiefase.” Andy lacht en grijpt tijdens het gesprek soms om zich heen op zoek naar Francis’ bril.
“Na 12 Memories (de 4e plaat uit 2003) waren we kapot. Ik kon niet meer afstand nemen om te zien waar we mee bezig waren. Je wordt geleefd. Ik ben nog nooit zo ongelukkig geweest als tijdens die jaren. Er waren ondertussen heel veel bandjes opgekomen die klonken als Travis. Wij voelden dat we met iets nieuws en verrassends moesten komen. We namen er de tijd voor. Het gevolg was een plaat (The Boy With No Name, 2007) die veel te doordacht en geanalyseerd was. Daarnaast werd hij ook nog eens slecht voor het voetlicht gebracht door het label. Het gevolg was een flop. It bombed!”
Na het vorige album was het gebouw Travis, naar eigen zeggen, compleet ingestort. “Dat is hoe wij altijd te werk gingen: afbreken en weer opbouwen.” Francis lacht. “Maar nu lag er ineens zo’n puinhoop voor onze voeten. Het leek wel 9/11. Ik wist niet waar te beginnen.” Andy: “Zou het nu voorbij zijn?” Het zelfvertrouwen bij de bandleden was op een absoluut dieptepunt. “Ik heb echt opnieuw moeten leren om liedjes te schrijven”, zucht Francis. “Dat heeft te maken met een periode van succes. Wanneer je een liedje schrijft is het nog gewoon een liedje. Maar dan wordt het een hit en ga je denken dat je een hit hebt geschreven. Dat is niet zo. Je hebt een liedje geschreven. Ik ben lang op zoek geweest naar een hit, terwijl ik liedjes zou moeten schrijven.”
“Ondanks de verschrikkelijke tijd ben ik blij dat het zo is verlopen. Aan het einde van de The Boy With No Name tour stonden we in Zuid-Amerika voor tienduizend uitzinnige fans. We voelden ons The
Beatles en wilden dat momentum vasthouden. Maar het contract met het label was ten einde en onze bassist zou met vaderschapsverlof gaan. We besloten de plaat zelf te betalen en in twee weken tijd op te nemen. Travis is ons leven en we zijn nog niet klaar met leven.” Andy: “In zo’n korte periode, zonder tijd om door te draaien over hoe je eigenlijk muziek maakt, keer je terug bij je instincten. Het is dus ook een heel instinctieve plaat geworden.” Francis: “Kijk, it’s only popmusic after all, maar je wil er wel alles uithalen. Wij in ieder geval wel. I’ll sleep when I’m dead.”
En toen lag er na twee weken Ode To J. Smith. Francis verteld openhartig over het resultaat. “Ik luisterde naar de plaat toen het af was, nog niet gemixt. Ik barste in huilen uit. Echt een niet te stoppen janken in de keuken. Er zat zoveel druk, spanning en emotie in dat schijfje en dat kwam er ineens allemaal uit. Maar volgens mij is dat essentieel, dat je eigen werk je zo nu en dan tot tranen toe kan bewegen.” Dan springt de enthousiasmerende zanger op en graait onder zijn kussen. Triomfantelijk steekt hij een zonnebril in de lucht. “Zo die hoed kan af.”
Ode To J. Smith staat nog enkele dagen op de Luisterpaal en wordt gedistribueerd door V2. Beluister het interview in Dubbel Check.
Travis heeft zelfvertrouwen met nieuw album hervonden
“Je schrijft geen hit, je schrijft een liedje”
Het Schotse Travis is terug. Niet met zomaar een album. Ode To J. Smith is het resultaat van een emotionele periode afgesloten met twee weken keihard zwoegen in de studio. “Het is volgens mij essentieel dat je eigen werk je zo nu en dan tot tranen toe kan bewegen.”