De Kift is een band, maar het had net zo goed een circusfamilie kunnen zijn. Vader, moeder en broers zijn aan boord, maar de meeste andere leden zijn al zo lang bij de groep dat hun band niet van bloed te onderscheiden is. “De weg is lang wanneer men onderweg is gedurende twintig jaar. Ja, dat klopt, twintig jaar achter elkaar”, praat-zingt spreekstalmeester Ferry Heijne in Knoeck. Het is de opening van het achtste Kift-album, de viering van een nieuw jubileum: twee decennia.
“Vroeger had men narren, nu heeft men knoecks”, legt Heijne uit in datzelfde nummer. Dat gekke, onbekende woord geeft nog beter weer hoe het collectief uit Noord-Holland zichzelf ziet: als een licht romantiserende spiegel van het leven, waarin vreugde en treurnis hand in hand gaan. Wat is er bijvoorbeeld mooier dan liefdesverdriet? Iedereen kent het. Iedereen kent de remedie: lachen, zingen, drinken en dansen. Tegen beter weten in, want aan het eind van de avond komt het gevoel toch weer boven. “Het ergste is nu toch gebeurd”, klinkt het in Beguine. “Mijn lief verliet mij vannacht.”
Maar De Kift gaat op deze plaat niet bij de pakken neerzitten. Zo is er het flamboyante Alleenstaande Ledematen, een ode aan ouderwetse vinyl-platen (Record), het zwierende instrumentale Vleesmolen en de muzikale stoommachine Locomotief. “Spaar dus je tranen, laat hen gaan, wees opgewekt en blij,” klinkt het in Heisa-Ho, dat alles in zich heeft om een hit te worden in het Kift-universum. We zien de terugkeer van de Hemelse Engelen, die op Vlaskoorts en Koper al te horen waren. Het is een mooie retorische truc om de drankzucht van de hoofdpersoon in Sherry lucht en humor te geven. Eerdere Kift-albums als Vlaskoorts en Krankenhaus waren te beluisteren als zorgvuldig verknipt verhaal, dat is bij Hoofdkaas niet het geval. De rode draad – eten en drinken – is dit keer losser dan ooit.
Muzikaal is Hoofdkaas is misschien wel het meest rijke album dat De Kift ooit maakte. Met steeldrums, violen, prachtige blaasarrangementen die rechtstreeks uit de Assendelftse fanfare afkomstig zijn, met up tempo polderfolk en down tempo weemoed. Op slotstuk en titelnummer Hoofdkaas weet de band het potten-en-pannen-imago een nieuwe dimensie te geven. Het begint met alleen een akoestische gitaar en het vermoeid klinkende relaas van een man die elke boom langs de weg ziet als een aanleiding om zichzelf op te hangen. De laatste tweeënhalve minuut zwellen allerhande onbestemd keukengerei, sfeervolle blazers en de uit volle borst zingende Kift-familie aan tot een daverend slot.
Zo vermoeid en zonder blik op de toekomst als de hoofdpersoon in dat slotnummer klinkt, is De Kift zelf absoluut niet. De band zoekt het leven in de tragiek van het individu, maar heeft niet de bedoeling je mee te slepen in de vrije val. Integendeel. Op naar het volgende jubileum. Voor nu: proost!
“Vroeger had men narren, nu heeft men knoecks”, legt Heijne uit in datzelfde nummer. Dat gekke, onbekende woord geeft nog beter weer hoe het collectief uit Noord-Holland zichzelf ziet: als een licht romantiserende spiegel van het leven, waarin vreugde en treurnis hand in hand gaan. Wat is er bijvoorbeeld mooier dan liefdesverdriet? Iedereen kent het. Iedereen kent de remedie: lachen, zingen, drinken en dansen. Tegen beter weten in, want aan het eind van de avond komt het gevoel toch weer boven. “Het ergste is nu toch gebeurd”, klinkt het in Beguine. “Mijn lief verliet mij vannacht.”
Maar De Kift gaat op deze plaat niet bij de pakken neerzitten. Zo is er het flamboyante Alleenstaande Ledematen, een ode aan ouderwetse vinyl-platen (Record), het zwierende instrumentale Vleesmolen en de muzikale stoommachine Locomotief. “Spaar dus je tranen, laat hen gaan, wees opgewekt en blij,” klinkt het in Heisa-Ho, dat alles in zich heeft om een hit te worden in het Kift-universum. We zien de terugkeer van de Hemelse Engelen, die op Vlaskoorts en Koper al te horen waren. Het is een mooie retorische truc om de drankzucht van de hoofdpersoon in Sherry lucht en humor te geven. Eerdere Kift-albums als Vlaskoorts en Krankenhaus waren te beluisteren als zorgvuldig verknipt verhaal, dat is bij Hoofdkaas niet het geval. De rode draad – eten en drinken – is dit keer losser dan ooit.
Muzikaal is Hoofdkaas is misschien wel het meest rijke album dat De Kift ooit maakte. Met steeldrums, violen, prachtige blaasarrangementen die rechtstreeks uit de Assendelftse fanfare afkomstig zijn, met up tempo polderfolk en down tempo weemoed. Op slotstuk en titelnummer Hoofdkaas weet de band het potten-en-pannen-imago een nieuwe dimensie te geven. Het begint met alleen een akoestische gitaar en het vermoeid klinkende relaas van een man die elke boom langs de weg ziet als een aanleiding om zichzelf op te hangen. De laatste tweeënhalve minuut zwellen allerhande onbestemd keukengerei, sfeervolle blazers en de uit volle borst zingende Kift-familie aan tot een daverend slot.
Zo vermoeid en zonder blik op de toekomst als de hoofdpersoon in dat slotnummer klinkt, is De Kift zelf absoluut niet. De band zoekt het leven in de tragiek van het individu, maar heeft niet de bedoeling je mee te slepen in de vrije val. Integendeel. Op naar het volgende jubileum. Voor nu: proost!