Portishead draait niet om de mooie dingen des levens

"Al onze muziek was raar, tot het werd opgenomen in de mainstream"

Na tien jaar stilte is Portishead terug met het album Third. Een moeilijk album, maar volgens Geoff Barrow kan het geen kwaad om de luisteraar weer eens een beetje uit te dagen. "Muziek is verworden tot een soort behang. Lekker pasta koken en tegelijkertijd naar James Blunt luisteren.”

"Al onze muziek was raar, tot het werd opgenomen in de mainstream"

Precies één zin duurt het voor op het nieuwe album Third van Portishead het woord ‘tormented’ valt. De stem van Beth Gibbons is nog altijd herkenbaar uit duizenden. Ze klinkt gekwetst en kwetsbaar, maar snijdt als een mes overal doorheen. Niets veranderd in tien jaar stilte? Toch wel. Niet toevallig duurt het meer dan twee minuten voor die eerste zin uitgesproken wordt. De groep uit Bristol heeft zijn identiteit behouden, maar doet er alles aan om van de terugkeer geen herhaling van zetten te maken. Third kent nagenoeg geen triphopbeats, wel uitgestelde climaxen, verrassende koortjes en de hardste en meest compromisloze single die de band ooit heeft uitgebracht: Machine Gun, een nummer van vijf minuten met industriële beats. 

Third is een moeilijke plaat die een-op-een-aandacht vereist, maar volgens producer Geoff Barrow is het niet per definitie ontoegankelijker dan de eerste twee albums: triphopmijlpaal Dummy (1994) en een titelloos tweede album (1997), dat ongemakkelijk en onheilspellend klinkt. “Mensen vonden Dummy raar, maar wel mooi”, vertelt Geoff Barrow. “Er waren mensen die terug naar de platenwinkel gingen met Dummy omdat er kraakjes in de muziek zaten. Het tweede album was hetzelfde verhaal, en nu zijn we hier. Al onze muziek was raar, tot het werd opgenomen in de mainstream.” 

Na twee succesvolle albums en een georkestreerde live plaat verdwijnt Portishead lang uit beeld. Als je zo’n groot gat laat vallen kunnen twee dingen gebeuren. A: mensen vergeten je. B: er ontstaat een soort mythe om je heen. Dat laatste gebeurde rond Portishead, geholpen door de drukkende sfeer van de muziek en het kluizenaarsimago van zangeres Beth Gibbons. Gibbons heeft maar een paar interviews op haar naam staan. Ze laat het woord liever aan bandgenoten, producer Geoff Barrow en gitarist Adrian Utley. Ook over haar soloalbum Out Of Season gaf ze geen tekst en uitleg. 

Zelfs voor Geoff Barrow was Gibbons lange tijd een soort mysterie. In interviews heeft hij meerdere keren gezegd niet te weten waar haar teksten over gaan. Sterker nog: het maakte hem niet zo veel uit. “Ik was 19 toen we met de band begonnen”, legt hij uit. “De enige vrouw die ik kende was mijn moeder. Dat maakte het voor mij moeilijk om me aan de teksten te relateren. Ik vind het moeilijk om te zeggen of ik nu beter begrijp waar ze over gaan. We hebben het er niet tot in de details over. We praten wel veel met elkaar, ook over de onderwerpen die Beth gebruikt in haar teksten. Sommige teksten die heel persoonlijk lijken, zijn juist algemene observaties over hoe mensen in elkaar zitten, en andersom. Ik luister er in elk geval tegenwoordig wel naar!” 

Die mysterieuze sfeer is niet slecht voor de band, maar Geoff Barrow doet geen moeite om het verhaal mooier te maken dan het is. Zo doet hij niet al te romantisch over zijn motieven om de laatste jaren veel tijd door te brengen in Australië: “Bier en bikini’s.” Hij zegt het met een lach, maar het is geen grap: “Ik was net gescheiden na een relatie van tien jaar”, verklaart hij. “Na de laatste tour was ik uitgeput en had ik het helemaal gehad met muziek.” In Australië begon het muzikantenbloed langzaam weer te stromen. Hij startte Down Under een bescheiden labeltje met een vriend en vond gaandeweg zijn inspiratie terug. “Inmiddels heb ik kinderen en ben ik alcoholist op een laag niveau.”

Zijn frontvrouw mag dan altijd een vat vol raadselen voor hem geweest zijn, Barrow’s producties sloten naadloos bij haar aan. Barrow hield er al die tijd een eigen agenda op na. Hij verwerkte zijn wereldbeeld in de sfeer van zijn producties. Zo zei hij in 1997 nog te vrezen dat de wereld voor het jaar 2000 iets ernstigs te wachten stond. Het werd iets later, maar waren de aanslagen van 11 september 2001 en alles wat daarop volgde zo’n beetje wat hij in gedachten had? “Ja, min of meer. Al ben ik natuurlijk geen Nostradamus. Ik heb nog altijd een vrij negatief beeld van het toekomst. Ook in dit album zit een gevoel van hulpeloosheid. Je kunt klagen wat je wilt, je kunt in staking gaan, je kunt tijdens X-Factor zoveel bierblikjes naar je tv gooien als je wilt, het helpt toch niet. De meeste mensen steken hun kop in het zand. Muziek is verworden tot een soort behang. Lekker pasta koken en tegelijkertijd naar James Blunt luisteren.” 

Maar zo slecht is het leven in Bristol toch niet? “Voor een ouder wordende rockster? Nee hoor. Maar toch, het kan wel degelijk slecht zijn. Het is geen Darfur of Palestijnse enclave, maar ik kan nog steeds met een gigantische pizza in mijn hand langs een dakloze lopen die in de goot ligt dood te gaan. Het klinkt misschien wat zwaar, maar dit zijn wel zaken die ons elke dag bezig houden. Als je mij interviewt, krijg je ook dit soort dingen te horen. Mensen weten wel dat Portishead niet draait om de mooie dingen des levens.” 

Third is 25 april verschenen bij Universal. Het album is tijdelijk te beluisteren op de Luisterpaal.