Tot ergens in de zeventiende eeuw leefde de Dodo op het eiland Mauritius. Natuurlijke vijanden kende hij niet, met zijn enorme snavel beet hij gemeen van zich af. Alleen Nederlandse kolonisten was hij niet de baas. Sinds hun komst is er niets meer van de vogel vernomen. Alleen wijlen Boudewijn Büch beweerde ooit eens een botje van zijn grote obsessie te hebben gevonden. Helaas, onderzoek wees uit dat het een schildpaddenbotje betrof. De avonturier had natuurlijk in San Francisco moeten zoeken. (The) Dodos zijn nog springlevend, en staan in hun nieuwe gedaante nog altijd fier boven aan de natuurlijke rangorde. Hun tweede leg Visiter is Album van de Week.
Wie The Dodos zanger/gitarist Meric Long de hand schudt, zal even vreemd opkijken. Aan zijn slanke rechterhand prijken lange nagels die, of ze nu nep of echt zijn, de meeste vrouwen en drag queens jaloers zullen maken. Die nagels zitten er niet voor de mooi, het is het enige androgyne aan Long, maar hebben een functie: daarmee plukt, raspt en ragt hij aan/over/op zijn akoestische gitaar.
The Dodos is een duo, met naast Long op drums en omgeven door percussie- live bespeelt hij de tamboerijn met de voet!- Logan Kroeber. Met een verleden in de prog-metal scene deelt hij rake, complexe klappen uit op zijn drumstel en laat hij percussie donderen. Tezamen produceren ze een geluid dat kan worden opgevat als ARTkoestische punkfolk. Maar dan nog is daarmee niet de volledige lading gedekt: country, blues, freak-folk. In de veertien nummers komt het allemaal langs. Met zijn zachte stem giet Long over het geheel een zoet sausje.
Visiter opent kalm met het nummer Walking. Long plukt af en toe aan zijn gitaar, maar houdt zich duidelijk in. Kroeber bespeelt de banjo en gastvocalist Laura Gibson zingt mee. Maar wanneer het nummer overgaat in het chaotische Red and Purple komt daar na enkele minuten direct een einde aan: Long zet zijn nagels aan het werk, Kroeber speelt wild met percussie en zijn speelgoed mini Casio. Red and Purple is pas echt de voorbode van een album, dat halverwege door Joe’s Waltz nog even iets zwaarder wordt aangezet. Het epische zeven minuten durende -en daarmee het langste- nummer klinkt alsof een regenteske parade een hippie commune binnenstormt op galopperende drums om daar te spuiten met percussie en te raggen met gitaarwerk. Winter komt meteen daar achterna donderend binnen, It’s That Time Again is minimaal gekleed, maar uiterst doeltreffend met statige drums, straffe gitaar en een op het einde uit de ban springende bariton hoorn. Alleen het zachte Undeclared biedt aan het einde ruimte voor een adempauze, om vervolgens in God? met bells naar een allerlaatste hoogtepunt te werken.
De tempowisselingen, de variatie aan drum- en gitaarwerk maken van Visiter een dynamisch, speels en fris album, waarmee The Dodos zichzelf met verve van uitsterven behoeden.