Aan de muur bij Roos Rebergen (20) hangt een oorkonde. Niet zelf gewonnen, maar door haar broer in de wacht gesleept voor het maken van de beste vlaai, in 1995. Op het keukenkastje een foto van de 11-jarige Roos die cowboyliedjes zingt. Weer op een andere muur een foto van de hond van haar ouders, die haar een tijdje niet meer herkende toen ze niet meer zo vaak over de vloer kwam. Roosbeef, want zo heet ze als zangeres, woont in een gezellige, rommelige (Roos zelf: een tyfuszooi) studentenkamer in Utrecht, die er precies zo uit ziet als je verwacht. De oranje en groene muren zijn bijna net zo fel gekleurd als haar brandweerwagenrode haar. “Dat oranje was er al, het groen heb ik vorige week gedaan”, zegt ze. “Ik had maar één potje, dus achter de kastjes is het wit. Het potje stond er al een half jaar, als ik het dan eenmaal gedaan heb is het ook klaar. Ook al is het niet mooi.”
Jong, grappig en een tikkeltje naïef, dat is Roosbeef. Dat is ook de sfeer in haar debuutalbum Ze Willen Wel Je Hond Aaien, Maar Niet Met Je Praten, dat deze week uitkwam. In haar open, persoonlijke liedjes komt ze naar voren als spitsvondig maar onhandig. Als het type dat tegen een stilstaande auto aan zou kunnen fietsen omdat ze te veel aan het dagdromen is. “Dat is me wel eens gebeurd, maar het is ook weer niet zo dat ik elke dag tegen een lantaarnpaal aan loop. Ik laat wel alles vallen. En ik ruim nooit wat op. Vanmorgen ben ik nog extra vroeg opgestaan, omdat jij langs zou komen. Toen je binnen kwam, zei je: ‘Gezellig, je hebt niet opgeruimd!’”
Ze Willen Wel Je Hond Aaien is een album over opgroeien. Over je eigen rol vinden in het leven. Maar liefst twee liedjes wijdt Roosbeef aan haar ouderlijk huis, een boerderij in Duiven, nabij Arnhem, die inmiddels gesloopt is. “Het was oorspronkelijk een boerenbedrijf van de familie Mulder”, vertelt ze. “Mijn vader hielp daar één dag in de week in de stal, en daarna dronk hij bier met de boeren aan tafel. Op een gegeven moment vertrok de familie Mulder uit de boerderij. De gemeente kocht het pand op en wij konden er een jaar wonen voor het tegen de vlakte zou gaan. We hebben er veertien jaar gewoond. Het is een bijzondere plek, omdat daar ook het bandje begonnen is.”
Optreden kreeg Roosbeef met de paplepel ingegoten. Haar vader werkt in de theaterwereld, vriend Tim (nu drummer in Roosbeefs band) en haar broer organiseerden een jaarlijks festival in de mestsilo naast de boerderij. Roosbeef doorliep het pad dat hoort bij een creatief kind. Al speelde ze nooit in de schoolmusical. “Ik had niks met musicals, nog steeds niet eigenlijk. Eén keer deden ze op school de Lion King. Ik had ook een rol, maar bij de derde repetitie mocht ik niet meer meedoen, omdat ik te laat was. Ik had niet zo veel met school en school ook niet zo veel met mij.”
Nog zo’n liedje over het vinden van je plek: Jongen Gaat Het Leger In. Het is een ironische song over een jongen die niet weet wat hij wil, en zich maar opgeeft bij de Landmacht. Daar krijgt hij immers een gratis rijbewijs. “Bij een achterneef van mij ging het zo”, zegt Roos. “Volgens mij gebeurt het heel veel. Het liedje gaat over dat je soms in een situatie terecht komt, waarin je niet goed nadenkt waar je nu precies mee bezig bent. Ik snap wel dat mensen in die mooie reclames trappen, maar zelf zou ik niet zo kunnen denken.” Hoeft ook niet, want Roosbeef is volstrekt ongeschikt voor het leger, vindt ze zelf. “Ten eerste heb ik een keihekel aan sport, ten tweede geen discipline. Maar eigenlijk is het sowieso geen optie.”
De twee liedjes over de boerderij vormen een afsluiting van de jeugd. Roosbeefs ouders verhuisden naar de Achterhoek, Roos zelf naar Utrecht omdat ze daar meedeed aan de Stratenmaker Op Zee Show op de Parade. De deur ging letterlijk dicht. “Ik weet nog niet steeds niet wat ik hier nu precies te zoeken heb”, zegt ze. “En wat ik thuis had, is er niet meer. Andere mensen gaan daar misschien gemakkelijker mee om, maar voor mij is het best wel een ding. Ik woon hier nu een jaar, maar ben niet vaak thuis. Ik vind het wel steeds leuker worden… denk ik.” Drummer Tim van Oosten, al een vriend van kleins af aan, is gelukkig altijd dichtbij. “Ik kan mezelf goed zelf vermaken, maar ik ben wel blij dat Tim hier onder woont. Ze doen al bijna de deur dicht als ik er weer aan kom.”
De jeugd is voorbij, maar volwassen is Roosbeef ook nog niet. Precies op dat snijvlak bevindt zich haar album en haar charme. “Volwassen? Ik weet niet wat dat is”, hakkelt ze. “Of misschien ook wel, maar dan heb ik het niet zo door. Wat ik me voorstel bij volwassenheid? Een beetje rust in je kop misschien?”
Ze Willen Wel Je Hond Aaien Maar Niet Met Je Praten van Roosbeef verschijnt op Excelsior/V2.
Roosbeef is opgegroeid, maar niet volwassen
“Ik had niet zo veel met school en school ook niet zo veel met mij”
Het debuutalbum van Roosbeef staat vol met liedjes over haar jeugd en over opgroeien, maar intussen staat ze alweer een jaar op eigen benen. Is Roosbeef volwassen? Jeugd afgesloten, klaar voor het echte leven? "Volwassen? Ik weet niet wat dat is."